GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

KERKELIJKLEVEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KERKELIJKLEVEN

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Publicaties uit het gebied van „Christendom en Natuurwetenschap" (V).

Natuurwetenschap en - philosophie.

Onder den titel „Natuurwetenschap en - philosophie" geeft dr Bruin nu zijn tweede hoofdstuk'. We zullen ons daarbij niet lang ophouden, omdat we vermoeden, dat het meerendeel onzer lezers zich met dit thema niet bij voorkeur bezig houdt. En vooral, omdat ©en uiteenzetting over dit thema slechts in zooverre deze rubriek raakt, ©n dus met het doel van deze artikelen verband houdt, als de hier aan de orde gestelde kwesties tenslotte weer neerkomen op de oude vraag van geloof of niet-geloof in alle „wetenschap" en in alle „wijsbegeerte" (philosophie).

Er is trouwens voor ons ook hierom weinig reden, om eenigszins breeder op dit tweede hoofdstuk van dr Bruin's boek in te gaan, omdat hij daarin zelf heel weinig van zijn eigen opvattingen geeft; niet, natuurlijk, alsof hij deze niet heeft, maar hij bewaart de uiteenzetting daarvan tot een later hoofdstuk. Thans beperkt hij zich in hoofdzaak tot de opvattingen van Faulsen, en di© van dr J. Woltjer. De ©ene zegt verscheiden dingen, waarmee we het niet eens kunnen zijn; de ander sprak al zeer lang geleden; er is sedert dien over de te berde gebrachte kwesties zeer veel te doen geweest. .'Van de later ten aanzien van de grenzen en de methode der natuurwetenschappen (in tegenstelling met de geschiedeniswetenschap) gepubliceerde meeningen van Windelband-Rickert-Weber, b.v., of aan de dissertatie van dr H. W. v. d. Vaart Smit (voor wat nieuwere, en reeds voltooide studies uit eigen kring, om van nog-niet-voltooid© te zwijgen, betreft) gaat dr Bruin voorbij.

Als vraagpunten, die in de verhouding tusschen natuurwetenschap en natuurfilosofie aan de orde komen, noemt de schrijver (afgedacht dan van beider methode van onderzoek) o.a. het wezen der materie, de eenheid der materie, de vraag, of de ruimte ledig is, hier en daar, ja dan neen, de oorsprong der stoffelijke wereld, de verhouding van stof tot „geest" (absoluten geest, God, wil, verstand, absoluut „Ik", enz.), de vraag, oiE de schepping „bezield" is, en meer van zulk© kwesties.

We volstaan ten aanzien van dit hoofdstuk met volgende opmerkingen.

1. De vroegere naijver tusschen filosofie en natuurwetenschap (Waarbij soms deze van gene, soms ook gene van deze zich min of meer ostentatief niets verklaarde aan te trekken) kan alleen worden overwonnen als de gedachte van een universiteit, die uit één grondgedachte leeft, en werkt, aanvaard wordt; de eerste, en groot©, pacificatievoorwaarde op het tooneel van dezen wisselenden en telkens een ander beeld vertoonenden, kamp moet dus uitgaan van ©en belijdende, bevooroordeelde, universiteit: een gereformeerde, ©en roomsche, een bewust-goddelooze. Buiten hun gebied zal er steeds strijd, verbindingloosheid blijven. Daarom moet onder ons iedere man van de natuurwetenschap eerst over dit punt met zichzelf in het gereede gekomen zijn. De eerste vraag, die hem bezig houden moet, is niet, wat deze of gene zegt, eii of hij kans ziet, met hen in het rein© t© komen, wat zijn in ©en apart boekje genoteerde geloofsinhouden betreft, maar of hij gelooft, dat het beginsel van een alle faculteiten uit één voor-oordeel aan het werk zettende grondovertuiging, zin en recht heeft, ja, dan neen.

2. Op dit punt zal de gereformeerde-calvinistisohe vertuiging slechts duurzaam kunnen verbinden. De oomsche niet, wijl ze tusschen heidendom on hristendom nog nooit in de wetenschap i) gronig gekozen heeft. De niet-theistische niet, omat, als 't er op aan komt, gezonde verbindingen lechts mogelijk zijn, waar d© Geest van God de elbanden legt. De calvinistische daarentegen wèl, ijl zij a) de belijders verbindt in den wil-tot-kenen, en b) in de mogelijkheid van kennen; idez© eide dan c) in het geloof, dat God kent en aanaardt zoowel in het geven als in het aangrijpaar-maken der openbaring; wijl zij d) de tegenstelingen tusschen natuurwetenschap en andere wetenchappen van te voren afwijst, e) ook de natuur laatst onder het gezichtspunt der geschiedenis waarmee zij over aanvang, doel, plaats der „stof" l het principiëele reeds aanstonds gezegd heeft, n de methode van natuurwetenschap ©n geschieeniswetenschap weigert uiteen te rukken, hetgeen .v. voor het wonder van beslissende beteekeis is), ©n eindelijk, wijl zij e) over de groote kwesies van de filosofie (een „absoluut IK", ©en „abolute Geest", een „wordende, zich ontplooiende, ich in de wereld bewust wordende „Geest" ", en oo voort) van te voren haar geloofswoord gesproen heeft.

Natuurlijk spreek ik niet over eenige gegeven dragers van de calvinistische overtuiging, maar over di© overtuiging, g©lijk ze mogelijk, en door God tot taak gesteld is.

Andere opmerkingen komen dan wel later aan de orde.

Een boek over het chiliasme.

Het chiliasme houdt in den laatsten tijd d© kerkmenschen weer „bezig"; daarom wijs ik in deze rubri©k op het ons ter aankondiging gezonden boek van Rev. W. Masselink, Het Duizendjarig Rijk. H©t werk bevat een voorwoord, van Dr K. Dijk, en is vertaald door W. J. A. Roldanus. Het verscheen bij de N.V. W. D. Meinema, Delft, z.j. '(1932).

Een moeilijke zaak, de aankondiging van dit boek. Bekijkt men het op zichzelf, dan is men geneigd te zeggen: voor de amerikaansche toestanden ©en heel aardig geschrift, dat d© voor velen inderdaad groot© verdienste heeft, van niets bizonders verdienstelijks te hebben: want iedere gereformeerde dominee, die ordelijk schrijven kan, kon de auteur zijn. Afgedacht dan van de „diagrammen", waarvoor een bepaalde „gave" noodig is; en di© dan ook „gevaarlijk" zijn, zooals alles, wat h©t st©mp©l der „persoonlijke" „gaven" draagt.

Maar de aankondiger in Nederland moet rekenen met het feit, dat dit boek mi voor Nederland bestemd is, en blijkbaar bedoelt, onze neder 1 andse he menschen, die door het quasi-wetenschappelijk geschrijf en geciteer van hedendaagsche chiliasten misschien wat zenuwachtig worden, te helpen. Daarvoor nu is het boek, om het zacht te zeggen, niet in de eerste plaats geschikt; het heeft mij uit dit oogpunt teleurgesteld.

Men moet rechtvaardig zijn, en daarom zeg ik

dadelijk erbij: dat kan de schrijver altijd niet belpen. Die man schreef voor Amerika in Amerika. En hij schreef rustig en beschaafd. Twee verdiensten — voor een Amerikaan. De eerste verdienste evenwel maakt, dat het boek voor de groep van serieuze onderzoekers van het chiliasme in Nederland weinig zegt; er komen ellenlange beschouwingen in voor over doop, verbond, besnijdenis, wet, vloek der wet, heiligmaking, zedewet, schaduwachtige wetten, antinomianisme, e.d., onderwerpen, die den nederlandschen lezer niet interesseeren, omdat ze in den HIER gevoerden strijd tegen de chiliastische nervositeiten niet, of slechts zeer, zéér in de verte, ter sprake komen. Neemt mon die gedeelten uit het boek weg, dan blijft er over het chiliasme, zooals ons dit hier interesseert, niet veel over. De tweede zooeven genoemde verdienste van het boek brengt dan ook mee, dat het voor een tweede groep van nederlanders (die geen rustig onderzoek van de nederlandsche vraagpunten, doch pikanterie willen hebben) ook al niets is. Het boek is, gezegend zij de schrijver, heelemaal niet pikant. Wie dien kant uit wil, kan beter bij een volksredenaar terecht; we hoorden al, dat Docent Wisse te rechter tijd ontwaakt is tegen ds Berkhoff, en dit ontwaken reeds wakker heeft medegedeeld.

Deze laatste groep van lezers is natuurlijk met geen enkel goed boek te helpen. Maar de eerste door ons genoemde groep verdient, dat men haar omtrent Masselinks werk precies de waarheid zegt. Welnu: voor de hier in geding zijnde kwesties zegt het boek niets nieuws, en wat het nog erover zegt, is in dit werk bijzaak. Inzake de profetieën, de Openbaring van Johannes, kan men beter elders terecht. Laat men eens rustig, niet op een enkel hoofdstuk, maar in ? ijn geheel, den kommentaar van Prof. Greydanus ïezen (Korte Bijbelverklaring) of, uit de zelfde reeks, kommentaren op het Oude Testament (naast de artikelen van kerkelijke bladen), dan komt men achter de vraagpunten, die in de nederlandsche belangstellingssfeer liggen, en dan krijgt men ook een antwoord. Maar dan ook: den heelen kommentaar lezen, om te weten, welk verklaringsprincipe gekozen wordt, en wat daarmee gemoeid is. Dat is wat moeilijker, maar het loont.

De zenuwachtigen zijn toch niet te helpen. Afgedacht van het bovenstaande heb ik tegen

het boek ook enkele zakelijke bedenkingen. Met de probleemstelling inzake het verbond (met wien het „gemaakt" is) ben ik het niet eens, hl. 63; schr. wil kool en geit sparen (tenzij de vertaling misschien niet geheel juist weergeeft? wat ik niet onderstel). In de taxatie van uiterlijken ©eredienst, en vooral van de „letter", in verband met den „geest der wet", en den „geest" in het algemeen genomen, zegt de schrijver (behoudens alweer de mogelijkheid, dat de vertaling hem niet juist „kleurt") onjuiste dingen, gevolg van onvoldoende probleemstelling, bl. 85 (Jeremia hecht weinig waarde aan den uiterlijken ritus!), bl. 43, 46 (nietkwaad bedoelde, maar wel heel kwaad gezegde exclamaties tegen „starre letterknechterij", gevolg van onvoldoende onderscheiding van de termen van het probleem; men kan sommige stukken zóó overnemen in de pers van dr Geelkerken, c.s.). Ook inzake de exegese van Genesis 3 (de slang) mist de schrijver voldoende kracht van probleemstelling in gereformeerden zin, bl. 46. Dat Paulus twee werelden zou kennen, een wedergeborea en een niet-wedergeboren wereld (234) is in flagranten strijd met Paulus zelf; de massa der niet-wedergeborenen behoort bij hem niet „organisch" tot „de wereld". Dat Paulus een „bichotomist" is in zijn geschiedenis-„philosophie" (233) zou men nog laten loopen als een amerikaansch beeldsprakigheidje, als de toelichting, die volgde, niet zoo door en door verkeerd gedacht was, in strijd met de gereformeerde grondaxioma's omtrent de geschiedenis der heilsopenbaring, en de voor allen gelijke verzwaring van de spanning in den „dag des Heeren"; deze toelichting is evenwel er geheel naast; vandaar dat de schrijver komt tot de onbegrijpelijke en totaal onjuiste beweringen als op bl. 234: voor de niet-wedergeboren wereld bestaat er geen eschatologie' vóór Christus' wederkomst, ten opzichte van de wedergeboren wereld is de eschatologie reeds begonnen! Voor den christen is de wederkomst van Christus post-eschatologisch, voor de niet wedergeboren wereld „praeeschatologisch"! Het spijt rne, dat dergelijke dwaasheden bij ons volk geïmporteerd worden; als de grondgedachte (ik vit niet op een term) hier aanvaardbaar was, zou b.v. ondergeteekende vrijwel heel de grondconstructie van zijn boek over Christus' lijden, plus heele „lappen" uit „De Reformatie" moeten schrappen.

Conclusie: dit boek kan in Amerika goed doen, kan het zelf niet eens helpen, dat wij hier in Nederland er iets min prettigs van zeggen, maar mag toch niet passeeren, zonder dat wij eerlijk vertellen: het is niet, wat de lezers van de aankondigingen ervan verwachten, en geeft zelfs hier ©n daar (zie de laatste opmerkingen) aan de nederlandsche chiliasten gegronde reden om te beweren: moet men daarmee ons nu bestrijden ? Als tegen de grondgedachten van bl. 234 van dien kant verzet rijst, sta ik aan den kant van die verzetplegers.

K. S.


'•) Misschien is het niet overbodig, op te merken, dat ik tusschen „kerk" en „wetenschap" bij de roomschen (ook in de middeleeuwen) onderscheid wil gehandhaafd zien; m. i. verwaarloozen sommigen dit onderscheid, b.v. in hun afwimpeling van bezwaren tegen de scholastiek op de roomsche kerk.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 augustus 1932

De Reformatie | 4 Pagina's

KERKELIJKLEVEN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 augustus 1932

De Reformatie | 4 Pagina's