GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERSSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOUW

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het vóórsynodale artikel van. „De Wekker" inzake het chiliasme.

Op een andere plaats in ons blad herinnerde ik eraan, dat Docent Van der Schuit vóór d© synode, die o. m. over de zaak-Berkhoff te handelen had, een artikel geschreven had, dat den indruk gaf, dat de docent flink doorgetast wilde zien. Uit den lezerskring is interesse voor dit artikel kenbaar geworden; daarom geef ik het hier in zijn geheel:

Wanneer een kerk in Synode bijeenkomt, is dit altijd een gewichtig feit. Indien ergens, zoo moet daar kloppen het hart der kerk. Hier toch heeft een kerk uit te spreken, wat zij op grond van Gods Woord als waarheid gelooft en belijdt. Vandaar, dat bij de opening van elke Synodale vergadering de Voorzitter de roeping heeft, om van alle afgevaardigden instemming met de belijdenis der kerk te vragen. Dat is maar niet ' een louter formeele handeling, maar dat is een hartelijke uitspraak van alle leden der Synode, dat zij niets zullen leeren of doen leeren, wat in strijd met de belijdenis der kerk is of als zoodanig kan geacht worden.

Het is toch geen kleine zaak, als 36 afgevaardigden voor Gods aangezicht belijden:

„In overeenstemming met deze gemeenten en als hare algemeene kerkvergadering betuigen wij gaarne, dat wij van harte gevoelen en gelooven, dat aUe artikelen en stukken der leer, begrepen in de gemelde drie formidieren van Eenigheid, in alles met Gods Woord overeenkomen: waarom wij elke leering, daartegen strijdende, verwerpen, al onze handelingen daarmede in overeenstemming wenschen te brengen, blijkend de onder ons aangenomen Kerkordening van Dordrecht van 1618—'19 en ieder in onze kerkelijke gemeenschap gaarne opnemen, die met deze belijdenis instemt".

Natuurlijk is er een richting, die de formuUeren der kerk tot een formalisme verlagen, en die, hoog opgevende van het Woord van God, uit de hoogte deze belijdenisschriften kleineeren. Maar zulken zijn er niet op een Synode, waar allen er ten diepste van overtuigd zijn, dat de belijdenis is de weerspiegeling der 355 goddelijke waarheden, uit het Woord van God geput. Tot deze belijdenis rekenen vrij ook artikel 37 „van de laatste dingen".

Dat is een schoon artikel, geschreven bij den rossen gloed der martelvuren, die het geloof onzer vaderen hebben gelouterd.

Ik zeg dit hier met vollen nadruk, omdat ik dezer dagen een blad heb ontvangen en meerderen met mij, dat tot titel droeg: „De Laatste Dingen", maar dat de laatste dingen zeker niet vertolkt.

Als dat de vertolking van de laatste dingen zou zijn, dan zou het er maar sobertjes en treurig bij staan voor de kerk van Christus.

Onze belijdenis laat in art. 37 een schooner geluid hooren. Laten alle belijders van den Christus dit artikel nog eens en nóg eens rustig, biddend, hopend, lezen en zij zullen het woord van Gispen verstaan, die schreef bij dit artikel: „In de belijdenis der Geref. Kerk wordt niet, zooals in de Augsburgsche confessie, gepolemiseerd tegen „Joodsche droomerijen", maar eenvoudig uitgesproken, wat aU© ware Christenen gelooven. De wederkomst van Christus om te oordeolen de levenden en de dooden is toch het wezenlijk middelpunt en de hoofdzaak van de gansche nog onvervulde profetie". Hoor eens hoe onze vaderen in de hitte der vervolging, hun hoop der toekomst, hun verwachting van het vrederijk hebben uitgesproken:

„En daartegen de geloovigen en uitverkorenen zullen gekroond worden met heerlijkheid en eere. De Zone Gods zal hunnen naam belijden voor God, Zijnen Vader en Zijne uitverkoren engelen; aUe tranen zullen van hunne oogen afgewischt worden, hunne zake, die nu tegenwoordiglijfc door vele Rechteren en Overheden als kettersch en goddeloos verdoemd worden, zal bekend worden de zak© des Zoons Gods t© zijn".

Ik lees hier met geen woord van een „vrederijk" der Chiliasten, dat ook niet veel meer is dan een caricatuur van het vrederijk, waarop onze vaderen doelden in art. 37. Maar daarover misschien later.

Wij, als Christelijke Gereformeerde kerk, in Synode bijeen, zullen weder deze belijdenis met hart en zinnen beamen.

Laat op den komenden rustdag de Synode biddend den Koning der kerk worden opgedragen en moge in de b ij z o n d 6 r e ur© des gebeds op Maandagavond Gods Geest ons allen bidden leeren, opdat de Konmg der kerk aan Zijn Sion blijve gedenken en vrede en barmhartigheid zij over het Israël Gods. (Gal. 6 : 16).

Leg hi©rnaast nu wat na de synode uit dezelfde pen gevloeid is, en het verdoezelen van d© kwestie der belijdenis als accoord van gemeenschap en als accoord van beroep voor het predikambt wordt na déze vóórsynodale vooropst©lling van de belijdenis nóg opvallender.

Preeken in het Soembaneesch.

In het zoo bizonder mooi uitgegeven tijdschrift „De Macedoniër" schrijft Ds P. J. Lambooy:

Als voorbeeld hoe in het Soembaneesch gepreekt kan worden met gebruikmaking van de oorspronkelijke heidensche taal, laat ik hieronder een voorbeeld volgen van een deel van een kerstpreek. De Soembanees houdt er geen verschillende talen op na zooals de Javaan, maar heeft toch een plechtige taal, die hij gaarne gebruikt in samenkomsten van verheven karakter. Preeken in zijn dagelijksche taal vindt hij niet mooi. Gebruikt men zijn eigen plechtige, bloemrijke beeldentaal, dan komt hij gaarne. Deze manier van prediken heeft op Soemba zijn resultaten reeds ruimschuits opgeleverd.

Tekst Lucas 2:10b: Vreest niet, want zie, ik verkondig u groote blijdschap, die al den volke wezen zal". Hierbij is gebruik gemaakt van vele uitdrukkingen, die in het Soembaneesch zelve gevonden worden, maar niet alle, er zijn ook zelf gevormde bij.

Vreest niet langer, Hebt niet langer angst! Ziet en hoort Ik verkondig u groote blijdschap, Een zaak, die uw ziel verheugt; Want heden werd geboren, Die zonde op zich neemt. Die schuld op zich neemt. Het is Jezus Christus, De Zoon van God, De Vorst des Hemels. Het is een blijde boodschap, Het is een verheugend bericht, Aan alle menschen Die op de vlakte der aarde wonen, Die onder den hemelbol wonen;

Aan alle menschen, Die in zonde leven, Die in moeite zijn.

Er is bij hen geen licht, Er is bij hen geen helderheid; Duister is het links. Donker is het rechts. Menschen zijn ziek, Menschen worden krank. Eindelijk sterven zij. Eindelijk gaan zij den dood in. Zij worden begraven, Zij gaan in het graf. Op het graf is een steen. Een steen sluit de kuil. Droefheid is er, Ellende heerscht er. Maar ook de levenden twisten. Ook de levenden haten. Ieder denkt om zich zelf, Ieder bemint zich zelf.

Moeite heerscht er en armoe, Moeite is er en honger. Geen hoop is er. Geen hulp is er.

Maar de grootste moeite en het grootste verdriet Is er bij het overdenken van onze zonde, Bij het overpeinzen van onze schuld.

Wij zeggen: „Ik ben schuldig tot mijn middel, Ik ben zondig tot mijn hals. Ik ben meer dan schuldig. Ik ben meer dan zondig. Ik overtrad de gestelde regel. Ik overschreed de gestelde grens. Daarom voel ik mij, Daarom ben ik. Als een vermoeid paard. Als een geslagen hond. Er is geen hulp bij mijn vader, Er is geen troost bij mijn moeder, Er is geen steun bij den vorst. Er is geen hoop bij mijn bezit. God is toornig, God is verbolgen. Ik ben een verbroken boom, Ik ben een gevallen boom. Want ik ben schuldig, Want ik ben zondig."

Zoo klagen wij, Zoo weenen wij. Maar God is er in den Hemel, De menschenmaker, De menschenvlechter, Die de hemel schiep.

Die de aarde maakte, Die onze Vader is, Die onze Moeder is, Die goed is van hart, Die genadig is van ziel. Hij gaf ons het goede. Hij schonk ons het leven. Hij zond ons Zijn Zoon, Hij zond ons Zijn eenige, Die daalde op aarde, Die kwam op aarde. Die een mensch werd, Een mensch gelijk wij. Hij droeg onze schuld. Hij torste onze zonde, Hij doodde onze schuld. Hij vernietigde onze zonde. Hij opende de hemeldeur Hij ontsloot de heraelwoning. Wij kunnen ingaan in het onverbreekbare leven.

Wij kunnen komen in het eeuwige zijn. Want Jezus Christus is de spoel van het weefgetouw') Hij is de klos van de weefstoel. Die gezonden werd om op te staan, ") Die gestuurd werd om te gaan. Hij die recht is van hart, Die edel is van ziel. Die het gebrokene één maakte, Die het stukke bij elkaar bracht. Die de knoest gelijk schaafde, Die het uitsteeksel glad maakte. Hij bond bijeen, Het gebroken hout.

En hier volge nog een voorbeeld van een gebed:

Om Uwe goedheid, Om Uwe genade, Danken wij U, Eeren wij U. Gij zijt onze hoop, Gij zijt onze verwachting. Wij bidden tot U, Wij smeeken tot U. Stel ons niet in schuld. Stel ons niet in straf, Verbroken zijn wij om onze schuld. Geknakt zijn wij om onze zonde. Volg ons met uw oog. Hoor ons met uw oor. Steun ons, Stut ons, Help ons. Neem ons aan. Want gij beloofde het. Gij hebt het gezegd. Omvat onze handen. Omring onze voeten. Verwerp ons niet in de vlakte, Verstoot ons niet op den weg. Wij eeren U, Wij danken U,

Omdat Gij niet haat, Omdat gij niet toornt, Maar liefde gaaft, En genade schonk; De buik spleet van de slang, ') De tand brak van de krokodil. Uw Zoon gaaft Gij, Uw Eenige schonk Gij, Die eenzaam was als een verlaten hoen. Die verlaten was als een ondergedoken eend, Wegkruipend voor de kiekendief, Verstoeten door zijn ouders. Hij greep onze handen. Hij geleidde ons bij den neus.') Hij leidde ons op den weg. Hij voerde ons op het pad. Hij volbracht het tot het einde toe, Hij volbracht het tot de hoogte. Daarom eeren wij Uwen Naam, Daarom verhoogen wij Uw aanschijn.

We krijgen hier een blik in het moeilijke, en mooie werk van de missionaire predikanten. Wie heeft geen eerbied voor het zware gedachten-werk, dat achter zulk een preek liggen moet?

K. S.


1) uitdrukking die bedoelt: „middelaar" gelijk de spoel Terbinding brengt tusschen de twee uiteinden.

2) afgezant.

3) beteekent: hulp in doodsgevaar.

4) gelijk een dier volgens gewoonte der Soembaneezen met 'n touw door den neus meegevoerd wordt naar huis.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 augustus 1932

De Reformatie | 4 Pagina's

PERSSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 augustus 1932

De Reformatie | 4 Pagina's