GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

KERKLIJKLEVEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KERKLIJKLEVEN

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Voorstellen inzake den kerkelijken liederenschat. (II.)

Nog enkele mededeelingen uit het rapport be-, t; , hooren aan onze lezers te worden doorgegeven.

De eerste betreft den thans reeds in gebruik zijnden bundel „Eenige Gezangen". Gevraagd was, dezen bimdel nog eens te „overzien". Thans wordt door de deputaten voorgesteld, den bundel maar te laten zooals hij is.

Men behoeft aan dit voorstel zich niet te stoeten, want het ligt feitelijk geheel in de lijn, van de gedachten, die beheerschend zijn in het rapportover de nienw-voorgestelde liederen; wij spraken ©r reeds over.

Slechts verdient nog opmerkzaamheid, dat wordt voorgesteld, de eerste berijming der Twaalf Artikelen niet meer op te nemen. Redenen: a) ©r is nog een tweede; b) de melodie is „zeer moeilijk"; c) wat doen wij met dat nare woord „kerkgenootschap"? Tevens wordt dan voorgesteld, dat voor de tweede berijming der Twaalf Artikelen de nieuwe melodie gekozen worde, die reeds opgenomen is in de aan de Utrechter synode gedane voorstellen.

Een tweede mededeeling nog: door Amsterdam-West was gevraagd, den thans bestaanden psahnbimdel (berijmingen) te herzien uit ©en oogpunt van bijbel en confessie. De deputaten erkennen votoondig, dat het voorstel van Amsterdam-West uitgaat van een juiste gedachte, en dat de be^ staand© psalmberijming op vele plaatsen inderdaad ondeugdelijk is. Maar zij achten het beter, te wachten tot we eerst ©en nieuwe vertaling van de psalmen hebben. „Is deze er, dan kan daarna de berijming met de nieuwe vertaling in overeenstemming gebracht worden".

Wanneer we dus vóór d© aanvaarding van dit rapport het dan óók nog erover eens kunnen worden, wanneer „wij" geacht kunnen worden, een nieuw© vertaling t© „hebben", en vooral, wat hier onder „wij'" verstaan moet worden, gelijk ook onder „hebben", dan kunnen we ons de strekking van dit voorstel Maar voor oogen stellen. Misschien zou die vraag te stellen zijn (opdat men bewust stemme) vóór de stemming. Dan zal ze wel vrij moeilijk blijken. Maar misschien kunnen we dan ongeveer uitrekenen, tegen welken tijd Amsterdam-West aan de beurt komt. Misschien is het oog geslagen op d© nieuwe vertaling, die door het Ned. Bijbelgenootschap ondernomen wordt, en waarvan we onlangs hier in twee artikelen melding hebben gemaakt.

Tot zoover over den kerkzang dus.

Vatten we onze indrukken samen, dan is het in een enkel woord te doen: zonder enthousiasme, maar met groot© nuchterheid, schij'nen ons de voorstellen t© aanvaarden.

Zonder enthousiasme; ik onderstel dit ook bij de deputaten zelf niet.

Waren we niet in Nederland, en was ons gerer formeerde volksdeel niet zoo hopeloos verscheurd, en werden d© verscheurders der eenheid niet zoovertroeteld en naar de oogen gekeken, en dua in hun doen gesterkt, en werd door al die bedrijven het gereformeerd denkende volk niet kunstmatig afgesloten van de door God ontsloten bronnen van eenvoudige kermis en logica, ja, dan...

Dan zouden we rustig kunnen praten over de kwestie van gezangen, en over de mogelijkheid van nieuwe liederen, en over heel veel andere zoete wenschen, die daar in menig hart stiUekens leven inzake den kerkzang, ook in het mijae. Dan zouden we kunnen zeggen: er is veel meer moois dan van vriend Da Costa, en er zijn nog veel meer bij'belteksten, die men in lied kan geven, en w© behoeven sonunige daverende dingen, die nu uit Da Costa worden voor den dag gehaald niet te aanvaarden. Want dan hadden we een rustige sfeer, en behoefden niet te vreezen, dat er weer een of ander© sectegeest opstond, om het spel van. Mirjam's reien te verderven, en de dominees te maken tot heimelijk onwillige knechten van een dwaas indeelings-systeem: getrouwen zónder, halfgetrouwen met zoo'n ènfcel, óntrouwen met, .véél „liederen". Dan konden we .veel verder komen.

Maar aangezien de wet Gods één is, ©n dus het zeer nadrukkelijke gebod van rekenen met de zwakken en onwetenden en verleiden ook een generale synode bindt, daarom meen ik, zonder enthousiasme (dat ons nu al vaak parten gespeeld heeft), maar des te meer met volle bewustheid, te mogen bepleiten, wat hier voorgesteld wordt.

Het is „op zichzelf" niet, wat ik zou begeerenj, en ik vermoed, dat het „op zichzelf" evenmin is, wat de deputaten hoofd voor hoofd zouden begeeren.

En juist daarom moeten we ertoe' meewerken; want ook in dezen heeft de geest van den (zingenden) profeet den profeet onderworpen te zijn.

Misschien zie ik niet geheel en al mis, als ik onder d i t aspect de dingen zie. Ik zal niet het debat ophalen over de vraag, of in onz© kerken „een roes" geheerscht heeft inzake deze en dergelij'ko desiderata, ja, dan neen. Voor mijzelf geloof ik, dat we nu langzamerhand een weg opgestuurd zjj'n, die zich van experimenten vrij houdt. Bij dezen bimdel juichen kan ik niet, evenmin als ik een juichtoon bij de voorstellers onderstel. Maar ik acht de Jubelstemming in èlk geval verkeerd, alleen de nuchtere aanvaarding van den regel, die eens tusschen Christus en Simon Pietrus verhandeld is: opdat wij hen (voor wier toekomst we nog te bidden hebben) niet „ergere'n", opdat wij door thans voorzichtig te zijn, de ge^ legenheid behouden, hen straks met klem te plaatsen voor de gróóte central© eischen van het woord der gezagvoerende openbaring, ga heen, en vang dien visch, en betaal de belasting. Welnu, „opdat wij hen niet ergeren", — neem dezen bundel aan. i)

Het hier ingenomen standpunt wil niet eenzelfde houding bepleiten, als onlangs door de chr. geref. synode aangenomen is, toen ze over een ingediend voorstel alzóó beshste: „niet doen", want: „de geestelijke basis ontbreekt".

Want als, hetgeen voorgesteld wordt, inderdaad geboden is, dan is zulk een argument onjuist. 2) Indien Gods openbaringswoord iets van ons eischt, dan geldt nog altijd de catechismus, (zou men zoo zeggen) die volhoudt, dat God geen om-echt doet, als Hij van o.ns eischt, wat wij niet kunnen doen (laat staan: niet willen, zoude ik hebben gezegd). De „geestelij'k© basis" (als saamvatting van wat „bij het volk" zoo al voorhanden is) mag nooit de maatstaf zijn, waarnaar de actueele daad door ons bepaald wil worden.

Maar we staan hier voor één van die punten, waarover b.v. in Paulus' brieven de eisch van met-de-zwakken-rekenen duidelij'k gesteld wordt.

Welnu, als we het aanvaarden of niet-aanvaarden van de voorstellen, en het nög-minder dan wel het nóg-méér-verlangen, los maken van wat Paulus hier gebiedt, dan krij'gen we juist de geestelijkebasis-theorie, die verwerpelijk is. Dan zal de één zeggen: ik voel me „geost©lijk gestemd" vóór meer, de ander vóór „minder", de derde tégen alles. En dan blijven we stumperen. Maar laat ook hier de wet onze geestelij'ke basis scheppen, leggen; dan wordt het paradox doorzichtig, dat wie dezen bundel nu eigenlij'k niet overal zoo mooi vindt (Da Costa, b.v.), of graag nog veel verder zou willen, — dat die het best in staat is, er vóór t© stemmen. Want hij is door het gebod van Paulus, en door de belasting-betahng van Petrus, van den roes bevrijd. Zoowel van den roes, di© te veel, als van dien a.nderen, die te weinig, of heelemaal niets wil.

In dezen zie ik in dit rapport een goed geschenk: w© lamnen er nuchter tegenover staan, en nuchter er vóór zij'n.

Heeft het wat omzwervingen moeten kosten, eer de Geref. Kerken tot dit nuchtere standpunt konden komen, dan is dat, zoo men wil, een beschamende ontdekking.

Maar dat we daartoe nog na al di© omzwervingen hebben mogen komen, dat is toch weer een vertroostende ontdekking.

* * *

Tenslotte geeft het hier besproken rapport ook een ord© voor den eeredienst.

Zonder zich uit te spreken over de vraag of hetgeen vroeger inzake den eeredienst voorgesteld werd, de erop uitgebrachte critiek al of niet verdiend heeft, meenen de deputaten, dat d© daarover gevoerde discussie en de dienaangaande genomen besluiten voor hen geen quantité negligeable zij'n mocht. Zij hebben zich daarom in de lijn van de geschiedenis bewogen, en zich, met behoud van de gedachte, dat er moest worden voortgearbeid, toch zooveel mogelij'k aangesloten bij het bestaande.

Van directe bete©fc©nis, voor wat den zichtbaren gang van zaken betreft, is dat bij aanvaarding dezer voorstellen de voorlezer, di© toch al op ©ttelijfe© plaatsen het veld geruimd had, geheel zal verdwijnen. De deputaten, aldus zeggen ze zelf, „waren van oordeel, dat zoowel de afkondiging van de Wet des Heeren als de belijdenis des geloofs niet behooron tot de praelectuur, die door den voorlezer o( ouderling zonder meer kan geschieden, maar de bedoeling iieeft om de Wet des Heeren in naam des Heeren aan de gemeente voor te houden en namens de gemeente haar Christelijk geloof te belijden voor Gods aangezicht, zooals dit ook in ons Avondmaalsfomaulier geschiedt. Aangezien de Dienaar des Woords zoowel de mond Gods is tot de gemeente als de mond der gemeente tot God, meenden ze, dat beide handelingen door den Dienaar des Woords behooren te geschieden en de beteekenis van deze handeling dooide inleidende formule duidelijk in het licht moet worden gesteld."

Hun voorstel voor de orde van den eeredienst luidt daarom aldus:

Liturgie voor de morgengodsdienstoetening op den Dag des Heeren.

1. Votum: Onze hulpe is in den naam des Heeren, die hemel en aarde gemaakt heeft. Amen.

2. Zegengroet: Genade zij U en vrede van God onzen Vader en den Heere Jezus Christus. Amen.

of

Genade zij U en vrede van Hem die is, en die was, en die komen zal; en van de zeven Geesten, die voor zijnen troon zijn; en van Jezus Christus, die de getrouwe getuige is, de eerstgeborene uit de dooden, en de Overste der koningen der aarde. Amen.

3. Zingen.

4. Verkondiging van de Wet des Heeren. Geliefden in den Heere Jezus Christus, stelt U voor het aangezicht des Heeren en hoort aan de heilige wet, die Hij ons op Sinaï gegeven heeft: xodus 20:2—17. Het staat in de vrijheid der kerken hieraan toe te voegen de korte samenvatting der wet, gelijk Christus ons die gegeven heeft in Mattheus 22 : 37—40.

Na de verkondiging der wet kan een toepasselijk lied door de gemeente gezongen worden zooals Ps. 130 : 2, 143 : 2, vers 9 van de berijming der tien geboden, vers 6 van de berijming van het gebed dee Heeren.

5. Voorlezing van een gedeelte der Heilige Schrift.

6. Gebed (openbare belijdenis der zonde, bede om een zegen over de bediening des Woords, voorbede voor de Overheid en voor allen nood der Christenheid.)

7. Zingen.

8. Collecte.

9. Bediening des Woords.

10. Dankzegging.

11. Zingen.

12. De zegen: Verheft uwe harten tot God en ontvangt den zegen des Heeren:

De Heere zegene U en behoede U;

De Heere doe zijn aangezicht over U lichten en zij U genadig;

De Heere verheffe zijn aangezicht over U en geve'U vrede. Amen.

of

De genade des Heeren Jezus Christus en de liefde Gods en de gemeenschap des Heiligen Geestes zij met U allen. Amen.

Liturgie voor de namiddaggodsdienstoefening op den Dag des Heeren.

1. Votum: Onze hulpe is in den naam des Heeren, die hemel en aarde gemaakt heeft. Amen.

2. Zegengroet: Genade zij U en vrede van God onzen Vader en den Heere Jezus Christus. Amen.

of

Genade zij U en vrede van Hem 'die is, en die was, en die komen zal; en van de zeven Geesten, die voor zijnen troon zijn; en van Jezus Christus, die de getrouwe getuige is, de eerstgeborene uit de dooden, en de Overste der koningen der aarde. Amen.

3. Zingen.

4. Belijdenis des geloofs: Geliefden in den Heere Jezus Christus, stelt U voor het aangezicht des Heeren en laat ons met mond en hart belijdenis doen van ons algemeen ongetwijfeld Christelijk geloof, sprekende aldus:

Ik geloof in God den Vader enz.

Het zal in de vrijheid der kerken staan na deee belijdenis des geloofs een toepasselijk lied te laten zingen zooals de slotzang van den Avondzang.

5. Voorlezing van een gedeelte der Heilige Schrift.

6. Gebed om een zegen over de bediening des Woords.

7. Zingen.

8. Collecte.

9. Bediening des Woords naar aanleiding van de Zondagsafdeeling van den Catechismus.

10. Dankzegging.

11. Zingen.

12. De zegen; Verheft uwe harten tot God en ontvangt den zegen des Heeren:

De Heere zegene U en behoede U;

De Heere doe zijn aangezicht over U lichten en «ij U genadig;

De Heere verheffe zijn aangezicht over U en geve U vrede. Amen.

of

De genade des Heeren Jezus Christus en de liefde Gods en de gemeenschap des Heiligen Geestes zij met U allen. Amen.

Naar mij'n meening is de groote beteekenis vao deze voorstellen, dat de preek niet in gedrang komt en niet wordt opgeofferd aan ©en z.g. liturgie (d.w.z. aan een veelheid van ander© liturgische verrichtingen). Als ik het wel zie, beteekent dit een zelfstandig positie kiezen tegenover nieuwere liturgische „problemen" en tevens een overwinning, in een belangrijk tijdpunt, van hier dreigende gevaren. Maax omdat toelichting van ^it gevoelen te veel ruimte zou nemen, bewaar ik ze liever tot het volgend nummer.


^) Zie „Uit de Schrift" over dien tekst, vorige jaargang.

") Hiermee is niet gezegd, dat w ij óók niet voor zulke „argumentaties" vatbaar zijn. Helaas zijn we dat w è 1, zie maar sommige Iiistories. - . - -• - ..-•--•

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 december 1932

De Reformatie | 8 Pagina's

KERKLIJKLEVEN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 december 1932

De Reformatie | 8 Pagina's