GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERSSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOUW

18 minuten leestijd Arcering uitzetten

Pluriformiteit.

Fit een verslag van een rede, gehouden door Dr W. H. den Houting (Priesoli Kertblad):

Dr Kuyper komt bij het laten - uitscliitteren van Gods rijkdom en verscheidenheid ia het openbaren van Christus werk van. zelf tot de noodzakelijkheid der pluriformiteit. Toch zijn er teekenen, die er op wijzen, dat men van deze uitwerking der rijke Godsgedachten begint terug te komen.

Wij wijzen 'liever op de éénheid van het lichaam van Christus. De keA is in haar wezen één en in de openbaring van het kerkelijk instituut moet die uitkomen. Natuurlijik' staat hier het oordeelen over het - kindiscihap Gods igeheel buiten. Maar, boe zou nu Christus, op meer dan één plaats Zijn ambten tot openbaring brengen en deze in meer dam één instituut. Neen, in de zondigheid van ons menscbelijk leven schuilt de fout.

Eenheid.

Prof. Bouwman schrijft in De Bazuin:

Op dit standpunt staande, kunnen wij het streven, naar eenheid der kerken, zooals üt in de beweging van Stockholm, Lausanne, enz. naar voren trad, niet goedkeuren. Men spreekt Jbier wel van een eenheid in Christus, maar zoodra men aem het onderzoeken gaat, blijkt dat de eene groep geheel anders over den Christus denkt, dem de andere.

Om die reden is het niet te verwonderen, dat men niet vordert. Prof. Dr Fr. Heiier, die in Stemmen des Tij ds vein October en November 1.1. een onderrichtend artikel schreef over: „De kerk van Christua, haar splitsing en haar hereeniging", moet erkennen, dat „de eenheidsbeweging tegenwoordig nog maar alleen door een élite gedragen wordt, dat zij de ma^ssa van de kerk nog niet bereikt heeft. De dragers der idee zijn als een officierskerk zonder leger."

Even later:

Eerst moeten de kerken belijden naar Gods Woord en hare belijdenis handhaven. Eerst moeten zij, die het Woord Gods aantasten en de bestrijders van d« christelijke leerstukken worden uitgebannen uit de kerk, voor er van kerkelijk samenleven sprake kan zijn.

Het zou te hopen zijn, dat de christenen, in het bijzonder de voorgangers, hiervan recht doordrongen waren. Helaas heerscht in vele kerken theoretisch of practisoh de leervrijheid. Met zulke kerken kan een belijdende kerk geen kerkelijke gemeenschap hebben.

Er zijn tegenwoordigkunstenaars van het woord, die de' 12 artikelen zóó in dogmatische brieven „uitleggen", dat alle heusche „dogma's" er uit gewerkt worden, en b.v. Christus' geboorte uit de maagd, zijn hemelvaart, enz., als feiten geloochend worden. Ondanks het verzoek van welmeenende broeders, nu maar op te houden met vechten (lees: afgrenzen), moet er op gewezen worden, dat dit niet meer het historische christendom volgens de eerlijke uitlegging van het woord is. Dat is noodig, omdat met zulke „dogmatische brieven" gesympathiseerd wordt (indien niet ingestemd). Ook door menschen, die gereformeerd willen heeten, en die dan ook trouw zoo genoemd worden in de pers.

Ds 'Vonkenberg en de vroegere „Standaard".

In het Geref. Jongelingsblad schrijft Dr RuUmann. over de geboorte van den Bond van Jongelingsvereenigingen op Gereformeerden Grondslag:

'Gelijk de actie der Scheiding van '34 in de jongelingswereld nog nawerkte, zoo heeft vervolgens da-Doleantie van ''86 het gereformeerd karakter der vereenigingen verinnigd en gesterkt. Totdat in 1888 Vonkenberg den dapperen moed greep den Nederlandsohen Bond van Jongelingsvereenigingen op Gereformeerden - Grondslag te stiohten.

De tegenstanders insinueerden toen: „Daar zit Kuyper achter"; de gsinnasiELSt Vonkenberg was immers een toekomstig student vein Kuyper. Toch was het niet waar, dat Kuyper er achter zat. Ds Biesterveld en Ds Brummelkamp waren destijds de eenige theologen, die dezen Bond aandacht en genegenheid schonken. Kuyper had het toen nog te druk met d« kerkelijke beweging, om zich met het streven van den Gereformeerden Jongelingsbond in te laten.

In de eerste jaren kostte het dan ook inspanning, , om een bericht betreffende de Bondsactie in De Standaard geplaatst te krijgen. Maar als de Warmoesstraat traag bleek (daar was destijds bureel en drukkerij van De Standaard), dan stapte d'e Bondsvoorzitter naar de Prins Hendrikkade 173. Daar woonde de lioofdredacteur Dr Kuyper. Vonkenberg deed hier zijn beklag. En dan voelde hij zich als bij vader thuis; in Abrahams schoot. En binnen 24 uur was niet alleen het ingezonden bericht geplaatst, maar kreeg men nog een echt Kuyperiaansche driestar over den Bond, . als pleister voor de wonde, op de voorpagina van De Standaard op den koop toe.

Blijltba^ar heeft Ds Vonkenberg goed begrepen, wifr later de ware vrinden van de A.R. pers zouden worden. Ds Vonkenberg heeft trouwens heel veel bizonder goed begrepen; in hem is de geest, die scheppend en verbindend werk kon doen, van machtigen omvang, juist door dit scherp ondersöheiden en scheiden.

De ojistandiug des vleesches.

In het Indisch Kerkblad schrijft Ds Sillevis Smitt iets over een christen, die melaatsch was:

Bij het heengaan zeide hij: Ik wU ü graag iets zeggen.

Wat is het, Kandar? Zijn antwoord weis: In één iding ben ik veel rijker dan U.

Ik antwoordde: Dat kan, Kandar, want God beeft

U veel meer beproefd dan mij; wat is het?

'Hij zeide: Ik weet, wat het zeggen wil te belijden: ik geloof in de wederopstanding des vleesches en dat weet U niet.

„De goddelijke dwaasheid"'

In het „Vrijzinnig-Godsdienstig Kerkblad" '(Groningen) schrijft Ds J. H. Smit Sibinga over den tekst van 1 Gor. 1 : 21 :

Want nademaal in de wijsheid Gods de wereld God niet beeft gekend door de wijsheid, zoo beeft het God» behaagd door de dwaasheid der prediking zalig te maken die gelooven.

Uit de „overdenking" nemen we dit 'breede citaat:

- Mensch! Weg met alle wijsheden! Weg met utr wijsheid! God heeft een gansch heirleger van dwaafi-,

heden over ons mtgestort en over deze wereld.

Het lust ons thans Gods dwaasheden te gedenken. Daar hebt ge er al een. Een pyramidale dwaasheid van God is deze, dat God in de wereld der menschen een boek beeft laten geboren worden, waarin al zijn dwaasheden nauwkeurig staan gecatalogiseerd en beschreven. Nietwaar! Waarom is de Bijbel niet een redelijker boek, waarom niet een netter boek, waarom niet wat zedelijker en fatsoenlijker? Ware dat zoo, denk u even in, wat een voordeelen ons dan geschonken zouden zjjn bijv. op catechisatie, op huisbezoek, in de eeredienst, in het huisgezin! Maar neen! Predikanten en professoren sloven zich uit om de ongetwijfeld ook in de Bijbel aanwezige schoonheid aan te toonen. Hun moeite neemt niet en nimmer weg, dat er ook veel oninteressante verhalen in staan en blijven .staan, geslaohtsregisters om bij in slaap te vallen, schunnigheden om zelfs een huzaar van te doen blozen. Alleen de vorm al van dit boek, zoo brutaal in omvang en onhandelbaar in taal, schreeuwt van de daken: Mensch, weg met alle wijsheid! Weg met uw wijsheid!

En dan dè inhoud! Een enkele greep hieruit overtuigt u van de dwaasheid Gods. Al terstond bij het begin: God heeft den mensch vrij geschapen. Sommigen beweren dat de mensch in zijn vrijheid juist Gode gelijk, „Zijn beeld" is. Het kan best zijn, maar als wij met de practijk des levens te rade gaan, dan kunnen we oonstateeren, dat de mensch van deze verheven versiering van zijn natuur nu niet zoo bijster veel plezier heeft beleefd. De vrijheid stelt den mensch in staat om —• bijbelsoh gesproken — „een appel te verkiezen boven de gehoorzaamheid aan God". De mensch heeft gekozen en verkozen. Sedert Adam. Sedert dien is er een onoverzienlijke vrijheden-ellende! wat heeft de mensch daar nu aan? ! Waarom heeft God den mensch vrij geschapen? Dwaasheid Gods!

Het lust ons vandaag Gods dwaasheden na te gaan. Die der vrijheid is een dwaasheid Gods tegenover de menschen. Er is echter ook een dwaasheid, die God beging tegenover Zichzelf. Die bestaat hierin, dat God Zichzelf onzichtbaar heeft gemaalct. In deze wereld, aooals deze is, komt dat neer op deze ruwe dagelijksehe waarheid, dat Gods onzichtbaarheid en verborgenheid de beste manier gebleken is, om Gods eigen Gezag hardgrondig te ondermijnen. Ja! zoo is bet! 'Denkt u maar eens aan uw eigen leven, lezer! Als u «rgens op een vergadering 'bent geweest en u heeft daar 'het woord gevoerd, dan „hangt" als het ware in die kamer uw grooter of kleiner gezag, dat gij uitoefent op uw omgeving. Dat gezag vermindert, zoodra git de kamer verlaat. Dan denken onwillekeurig - en zeer terecht de achtergeblevenen, dat thans aan ben „de beurt is", hetzif om te 'handelen, hetzij om te praten. En dan 'brokkelt, als u maar lang genoeg wegblijft, zelfs indien uw gezag of autoriteit zeer hoog ware, uw gezag af. Onherroepelijk! Noodwendig! Welnu, zien wü ook niet zoo iets in het groot geschieden met Gods Gezag? God is al wie weet hoeveel eeuwen „weggebleven", onzichtbaar, en God heeft bet (nota bene!) ook nog goed laten opschrijven ook, nog wel in «en van de meest nette boeken van den Bijbel, in het Johannes-evangelie! Daar staat: „Niemand heeft ooit God gezien!" Ja! als men nu met alle geweld eigen gezag te grabbel wil gooien, dan — zou ik zeggen — moet men dit maar van zichzelf laten rond vertellen. En dan moet men ook nog over zulke doordringende lieden als Lutber, Paulus en Kierkegaard beschikken, die op bun beurt ook weer niets liever schijnen te doen dan in Gods naam te verkondigen van de daken: „Het geloof richt zich op de onzichtbare dingen. Als er dus een gelegenheid voor het geloof is, dan moet alles wat geloofd wordt, verborgen zijn. Dat alles wordt op zijn 'diepst verborgen, wanneer het juist tegenovergesteld is aan wat waarschijnlijk lijkt en berust op de waarneming van onze zinnen." En hierop laat Lutber dan volgen, alsof bet nog niet genoeg ware: „wanneer dus God levend maakt, zoo doet Hij dat, terwijl Hü' doodt; wanneer God ons rechtvaardig maakt, zoo doet Hij dat, terwijl Hij ons schuldig spreekt; wanneer God ons in den hemel trekt, zoo doet Hü dat, terwijl Hij ons ter helle voert."

Dit is voor alle wijsheid, om zich op stuk te denken. Smartelijke dwaasheid 'Gods! Waarom is God zóó onzichtbaar dat zelfs Zijn hemel achter een bel schuil gaat, gelii'k.... wij dagelijks kunnen ervaren.

En gaan wij de Bijbel verder na, dan volgt op deze vorige dwaasheid die andere, dat God zelf „de talen der menschen verward heeft". Of die verwarring in Babyion is begonnen of in Mexico, kunnen wij laten rusten. Het feit op zichzelf is al genoeg en dit kunnen wü niet alleen uit den Bijbel, maar ook uit onze dagelijksche werkelijkheid aflezen. Echter zooals de Bijbel het vertelt is het een ganschelijk schrikwekkende dwaasheid van God. De torenbouwers te Babel schijnen toch zoowat de eerste monumentenbouwers te zijn geweest in grootschen stijl, menschen met een oog voor de geweldige mogelifkheden der bouwkunde. God verwart hun talen en zoo'n arme, oncultureele, van leem, tigchels en bouwkunde volstrekt gespeende tentbewoner als Abraham, die niet het tiende deel wist van wat een gewone onderarohitect in Babel had geleerd .... zoo'n Abraham zegent 'God !

Het is wel te begrijpen, dat waar thans de vrijheid in het menschengebeuren nog altijd haar slag slaat en waar thans God al sedert menschenheugenis onzichtbaar is en waar thans verschil van talen in niet geringe mate 'bijdraagt tot verwarring en misverstanden, mitsgaders alle ergernissen daaruit voortvloeiende.... het is wel te begrijpen, dat thans de warwinkel dezer wereld zich af en toe in oorlogen en crisissen ontlaadt en uitleeft. Maar ook is het te begrijpen, dat een onpeilbare Goddelijke Dwaasheid aan dit aUes ten grondslag ligt.

Vooral.... waar er nóg één Goddelijke Dwaasheid in den Bijbel als met vurige letters is gecatalogiseerd, een dwaasheid, die al bet vorige overtroeft. Dat is, dat God deze wereld, waarin de dingen zoo enorm door de vrijheid, door bet talenverscbil en door Gods onzichfibaarheid zijn in de wargeloopen.... de hoog­ ste dwaasheid is, dat God toen aan deze wereld is gaan zeggen, dat Hij haar liefhad! Altijd al! Van vóór de grondlegging der wereld al! Als met een raadselachtige dwaasheid heeft God dit ook in bet Johannesevangelie laten aanteekenen: „Alzóó lief beeft God de wereld gehad, dat Hij Zijnen eenig geboren zoon ge^ geven heeft, opdat een iegelijk, die in hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe."

Ik geloof, dat men een bepaalde slag er van hebben moet om van dit alles iets te verstaan, om tot geloof te komen. Ik geloof, dat men in verregaande mate van zichzelf, als mensch met menschelijke gevoelens, moet afzien. Men moet, geloof i'k, in eigen leven en in de wereld alles, letterlijk alles, kunnen en durven omdraaien, omkeeren.

Laten we dit eens probeeren. Dan moet alles van het voorgaande veranderen, een „anderen kant", een „keerzijde" vertoonen. Omkeerende krijgen we de „keerzijde" der dingen, nietwaar?

Dan wordt dus devrijheid, die ons bij d© schepping geschonken is, een werk der liefde. Wonderlijk! Meiar laat ons probeeren het zóó op te vatten en laat ons hierbij eens overdenken de vraag, of er waarachtige liefde kan zijn zonder vrijheid? Den'kt u dus in bijv. in een huwelijk, waar liefde is zonder vrijheid voor beide partijen!

Ook bet geval van Gods onzichtbaarheid gaan we nu „omkeeren". Gods onzichtbaarheid wordt ook een werk van Zijn Liefde. Bedenkt u a.u.'b. hierbij de vraag of er waarachtige liefde kan zijn, als wij bijv. eerst alles van den ander te weten komen. Denkt u u dus in bijv. in een liefde, waarin geen blinde overgave is !

Ook het geval van Goiis talenveiwarring gaan we „omkeeren". Die verwarring wordt dus ook een wert der liefde. Bedenkt a.u.b. hierbij of waarachtige liefde „iets te doen" heeft, wanneer wij, menschen, nooit moesten „optornen" tegen iemand, die ons niet verstaiat en van vrie wij gescheiden zijn door misverstan'den. Denkt u u dus in, dat een huwelijk waar alles altijd tusschen man en vrouw „als vanzelf goed gaat" waarlijk aan de diepste heerlijkheid moet voorbij 'gaan !

Ach ! in deze wereld gaat bij mijn weten nooit iets goed „als vanzelf". Dat leert ons de ervaring van iedere minuut. Hoe wonderlijk is dan Gods dwaasheid of liefde, om Jezus Christus in deze wereld als een nietig mensch te bekleeden met goddelijke volmacht. In Hem beeft God alle nietige menschen nabij willen zijn, in al 'hun nietigheid. „De Zoon des menschen is gekomen om te zoeken en zalig te maken wat verloren was". Dat is Goddelijke Dwaasheid en tegelijkertijd Goddelijke Liefde.

God is Liefde, maar de Liefde is Dwaasheid. En de opperste Liefde aan het Kruis is tegelijkertijd opperste Dwaasheid, waarover de wereldling Pilatus en de regeeringswijze Kajafas glimlachend de lip optrekken. En.. .. alleen die koelheid, die aan zichzelf denkt en in zich zelf besloten blijft, is.... „verstandig" en zeer wijs.

O! Paulus, Lutber, Augustinus, Kierkegaard en alle gij heSHgen, zingt met uw dwaasheid waarin ook gij zoo mateloos hebt liefgehad.... zingt van Gods Dwaasheid! Maar zingt ook voor ons!

Tot zulke gedachten komt men, als men Paulus leest door een (ietwat bestoven) bril, met één glas van de 19e eeuw (Kierkegaard) en één van de 20e eeuw (het neo-; kierkegaardianisme).

Als men Paulus Paulus liet blijven, zou men*bedenten, dat bij a 11 e e n tegenover „b e t v 1 e e s c h" Gods w ij s-heid en kracht (want dat zijn ze voor wie recht zien, voor wie dus de werkelijkheid zien) als „dwaasheid" ziet „verschijnen". En het vleesch en niet „de kreatuur", doch de zondaar, die niet gelooft. Niet Hellas, doch het heidendom in Hellas. Niet „alle dingen omkeeren" moet men dan ook, doch zichzelf omkeeren, om zóó te ^'h, dat Gods wijze evangelie krachtens Gods wijsheid en kracht ons juist weer verzoent met dien God, die ons nog altijd houdt aan zijn oorspronkelijik gebod, dat men „de dingen" niet om mag 'keeren in Zijn geschapen orde. - '

Honse-Parties.

Over de house-parties schrijft Ds Popma in „Soester Kb.":

Toen Frank Buchman zelf „veranderd" was voelde hij zich geroepen anderen tot bekeering te brengen. Hij heeft zich voora; ! gericht tot de kringen, die hij zag als de meest verwaarloosde in de Engelsch-sprekende landen, n.l. de studenten-kringen.

Zijn methode is het zoeken van persoonlijk contact. Gaarne gebruikt hij 'tjapansche spreekwoord: „een geneesmiddel voor zieke oogen moet men niet uit het raam van de tweede verdieping laten vallen". Met de grootste zorgvuldigheid moet het geneesmiddel aan de ziel van den enkeling worden toegediend.

Ieder, die waarlijk Christen is, zegt Buchman, is in staat anderen voor Christus te winnen. Toen hem eens werd gevraagd hoe dan 'n eenvoudig menschenkind tot zulk groot werk in staat is, gaf Buchman niet direct een antwoord, maar in zijn „stillen tijd" den volgenden morgen „kwam tot hem" het antwoord in een vijftal Engelsche woorden: confidence, confession, conviction, conversion, continuance.

Het eerste is de gewone ontwikkeling van een vriendelijke kennismaking met iemand, waaruit een sfeer ontstaat van vertrouwen van mensch tot mensch.

Gevolg van die vriendschap is, dat de slagboomen wegvallen; de een ziet den ander zooals hij is.

Overtuiging van zonde kan bij den onbekeerde ontstaan, doordat hij in aanraking komt met een leven, waarin God het middelpunt is.

Conversion is de innerlijke verandering, tot stand gebracht door den Heiligen Geest.

Het laatste is de volharding, de voortdurende werk­ zaamheid om steeds dieper in het geestelijk leven door te dringen door Bijbelstudie en door het houden lederen ochtend van een „stillen tijd", waarin men luistert naar wat de Heilige Geest spreekt in ons hart en waar verkregen wordt de kennis van Gods leidingen in ons leven, het plan dat God met ons heeft en waaraan wij ons met volkomen overgave moeten onderwerpen. In dien , stillen tijd" ontvangt men ook den naam van den persoon, naar wien men gaan moet. Niets mag gedaan zonder Gods leiding.

En dan niet preeken, maar eigen ervaring doorgeven, uitdeelen; eigen zonde belijden en vertellen wat God deed aan de ziel.

Even later:

In overeenstemming met het persoonlijk karakter van de methode, die deze evangelisatie-beweging volgt in tegenstelling met vroegere opwekkings-bewegingen, die zich meest tot de massa richtten, is het ook de house-parties (week-end samenkomsten ten huize van deze of gene ter bespreking van verschillende onderwerpen), die 'n groote plaats innemen.

Ook nog dit:

Over den „stillentijd" wordt het volgende meegedeeld. „Door sommigen werd die tijd benut met op een bloc-note, met tusschenpoozen enkele aanteekeningen te maken. Dus een tijd voor stil gebed was het niet, in ieder geval niet alleen. Dat bleek ook duidelijk uit wat volgde. Op eenmaal werd door een der aanwezigen de stilte verbroken om mede te deelen wat in dien tijd „tot hem gekomen was" als ingeving van den Heiligen Geest. En zoo volgde de een na den ander en vertelden wat zij in die stille oogenblikken ontvangen hadden."

Wellicht geeft 't bovenstaande eenig inzicht in Buchman's methode van evangeliseeren. Buchman's biograaf, Harold Begbri en de Engelsche journalist Russel, die op jacht naar nieuws met de Oxford-beweging in aanraking kwam (in z'n boek: For sinners only „een boek over zondaars, voor zondaars, door een heel groot zondaar") en er door gegrepen werd, deelen tal van avontuurlijke bekeeringen mede, kleurig, nooit vervelend, nooit Leger-des-Heilsachtig. 't Is goed kennis te nemen van deze zich nog steeds uitbreidende beweging, die in veel opzichten rijk gezegend is, en die door velen gezien wordt als het antwoord op de nooden van onzen tijd.

Ds Broekstra schrijft in „Leidsche Kerkbode":

Het moet dus komen tot een overgave aan Christus en dit niet eens, maar dagelijks. Daarom is het ook, dat in dien Buchman-kring de noodzakelijkheid is gevoeld van het instellen van een „stillen tijd". Deze stille tijd wordt het best, dit spreekt vanzelf, aan het begin van den dag gehouden, ofschoon het ook wel eens op den dag schijnt te worden waargenomen. De naam wijst reeds eenigszins aan, wat men met dien tijd bedoelt te bereiken. Men wil gemeenschap met God oefenen en deze gemeenschap bestaat dan voornamelijk hierin, dat men naar God gaat luisteren.

Voor mij ligt een leiddraad, welke voor de „stille tijden" stuur en richting bedoelt te geven.

Het zou wellicht voor u wel interessant zijn, wanneer ik dezen geheelen leiddraad u mededeelde. Maar dit zou te veel plaatsruimte innemen. Laat ik mogen volstaan met u te vertellen, dat het begint met het Woord van Ps. 5: : Des morgens leg ik mijne smeeking voor u, en wacht". En dan worden enkele opmerkingen gemaakt over Gods leiding, door den Heiligen Geest in ons leven, door aandachtig gebed. En dit onder de volgende hoofden:1. Het feit van Gods leiding. 2. De voorwaarden waaronder wij Zijn leiding kunnen ontvangen. 3. Waaraan wij Gods leiding onderkennen. 4. Een wijze, om Gods leiding te ontvangen en 5. De vruchten van Gods leiding. Bij de overdenkingen in den stillen tijd worden dan bij name genoemd een twaalftal vragen. Is er iets tusschen u en ? ? ? dat u verwijderd houdt van Christus? Iets om Hem voor te danken? Iets of iemand om Hem voor te bidden? Iemand, die ge schrijven moet? Iemand die ge spreken moet? Iemand, die ge uitnoodigen moet? Iets dat ge nemen' moet? Ergens waarheen ge gaan moet? Zijn er vragen op te lossen? Zijn er waarschuwingen Gods tot u gekomen? Zijn er verzekeringen van Gods liefde en bemoeienis met u, tot u gekomen? Zijn er nog andere dingen, die ge doen of laten moet?

Door biddend een antwoord te zoeken op dergelijke vragen, wijst God, zoo is de meening, in die stille tijden precies aan door Zijn Woord en Geest, wat moet worden gedaan.

Later geeft Ds Br. nog zijn beoordeeling.

K. S.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 december 1932

De Reformatie | 8 Pagina's

PERSSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 december 1932

De Reformatie | 8 Pagina's