GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERSSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOUW

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Calvinistencongres (Afrika).

In „Die Kerkblad" (16 Nov. '32) lezen we:

Soos meegedeel deur die Ere-sekretaris, lektor L. J. du Plessis van Potchefstroom, sal die volgende kongres van die Bond van Calviniste op Johannesburg vergader op die 7de en 8ste Desember, wanneer veral gehandel sal word oor sosiaal-ekonomiese kwessies.

Het is te hopen, dat men er inderdaad als Calvinisten confereeren kan, en dus vóór de besprekingen de beginselen van Calvijn met elkaar wezenlijk deelt. Anders zou het ginds misschien zijn (of blijven) zooals het thans in de practijk bij ons is, dat n.l. menschen, die calvinisten willen zijn, en op bepaalde gebieden met dien wil ook ernst maken, op het bepaalde gebied van het sociale leven zich in soms zeer princi-^ piëele vragen associëeren met niet-en zelfs met anticalvinisten, en dat derhalve blijkbaar de eenheid van het calvinisme, zoover het sociale leven betreft, practisch niet bestaat.

Zooals ze onder ons zoek is, ook waar het onderscheiden principiëele kwesties betreft.

Even later lezen we:

As Calviniste mekaar nie op kerklike terrein kan vind nie dan bied die Bond 'n geleentheid aan om vir mekaar die hand van gemeenskap te reik.

De handen reiken, en daarin „een zekere" gemeenschap uitspreken, dat kan men, meen ik, ook vóór eenigen bond. Maar hoe staat het met de „gemeenskap" van de hoofden? In kwesties van studie komt het toch meer op het „hoofd" aan, dan op dat, wat hier onder „hart" verstaan wordt. Studeeren is nu eenmaal studeeren; d.w.z.: niet zoozeer elkaar de hand van göed-wil-ligheid reiken (want daar heb je menige andere „geleentheid" voor) doch elkaar het hoofd van recht-z-i-n-nigheid leenen. „Wil" is iets anders dan (in dit verband) „zin". Goedwilligheid kan wel opwekken tot samenstudeeren, maar is geen grondslag voor samen propageeren van gereed gekomen studie-resultaten.

Het blad vervolgt:

Onlangs was in „The Star" 'n portret van oor die 100 man, lede van die Rooms Katolieke Mans Vereniging, wat huUe jaarlikse vergadering op Johannesburg gehou het, en tussen hulle was 'n priester, hulle geestelike raadsman, en dit sal nie lank meer duur nie of ons sal die Roomse georganiseerde aksie gewaar word.

Ons maak al ons aksie dood deur die bewering, wat al 'n geloof geword het, dat 'n mens net deur twee kanale, namelik die Kerk en die Politiek of die Staat, in ons land kan werk.

Die Roomse sal dit niet doen nie, en geen ander groep van mense doen dit nie. Dit is ook onjuis. Kyk maar hoe die verenigingslewe en die koöperatiewe strewe aktief is!

Ons leef ook nou in ander tye, 30 jaar nadat die kanaal-gedagte gesirkuleer is. Ander mense handel ook anders. Laat ons die Bond steun en nie oorsaak wees dat hy verflou nie! Daar is tekens genoeg dat daar behoefte is aan die herlewing van so 'n werelden lewensbeskouing soos die Calvinistiese.

Natuurlijk is hier het fijne puntje geraakt: de kerk in het midden. Dat heet bij Rome: de met ambtelijk gezag presenteerende priester in het midden. Het komt er nu maar op aan, de roomsche fout te ontdekken, en het punt van vergelijking niet elders te leggen, dan waar het ligt. Want wij hebben tegen Rome dit, dat het eigenlijk rustende, zich a priori tegen kritiek in het harnas stekende, zijn terrein willekeurig kiezende leergezag er van boven af en dus mechanisch wordt opgelegd.

Maar we moeten nu niet alles roomsch noemen, wat ons toevallig niet aanstaat (omdat we tegen wat moeite en pijnlijke ontdekkingen opzien). Als de kerk in het midden van het koninkrijk Gods weer komt te staan, dan staat niet „een" priester, als mechanisch opgelegd toegevoegd controleur, in de vergadering, maar dan staan er net zooveel priesters in de vergadering als er leden zijn; ieder der leden is dan de zichzelf en anderen controleerende profeet, en priester en koning, die hij in de kerk is, volgens Zondag XII. En eerst uit dit beginsel, eerst uit deze werkelijkheid spreekt hij, en werkt hij, en „reikt" hij anderen „de hand", wijl hij hun zijn „hoofd" gereikt heeft ter plaatse, waar dat noodig was: de plaats van studie. En dan staat niet een toegevoegd leergezag-m.ensch in de vergadering, met lastige controle. Heelemaal niet. Het wordt dan duizendmaal benauwder: dan staat de Heere God, met Zijn leer-gezag in de vergadering; niet er „in", als Hij niet tevens „erboven" staan mag.

Ik vrees, dat hier de schoen wringt: het leergezag van God wordt door sommige calvinisten heel anders gezien, dan door anderen, die ook nog altijd calvinist willen heeten. Met die anderen kan ik handjes van „gemeenschap" wisselen, zoo vaak zij willen; als onze gemeenschap n.l. bestaan moet in het samenzoeken, samen nog eens praten, samen elkaar willen controleeren. Maar dat ééne punt, waar het in een studie bond, die niet naar het Calvinisme zoekt, doch van het Calvinisme uit wil gaan, op aan komt, het ééne punt n.l. van het geloovig beleden en onder formule gebrachte leergezag van God, ja, — daarop verschillen we dan. Op dat punt kan ik dus met dien ander alleen dan broederlijk verkeeren, als ik erken, dat we daarover van meening verschillen en op dat eene punt niet kunnen samenwerken, tenzij dan in het optrekken van kasteelen, die a. naar de realiteit gezien, slechts luchtkasteelen zijn, en b. naar den stijl (de grondgedachte) gezien, verraad plegen aan elk type, dat ons „op den berg getoond zou hebben kunnen worden". Immers, — juist ten aanzien van de bestijging van dien „berg" verschillen we dan van meening.

Natuurlijk zijn dit slechts losse opmerkingen, die zich niet keeren tegen Zuid-Afrika, doch die, naar aanleiding van wat in „Die Kerkblad" stond, iets zeggen met het oog op Nederland.

Cultuur-bolsjewisme in Nederland.

Het „Kerkbeurtenblad" (Amsterdam, Hervormd) geeft de rede, die Ds van Hoogenhuyze heeft gesproken op het te Stockholm gehouden congres van het Protestantisme. We ontleenen daaraan deze passage:

Wanneer men nu op grond van het betrekkelijk gering aantal stemmen en de weinige vertegenwoordigers in de Tweede Kamer en in de gemeenteraden zou besluiten, dat het Communisme zulk een groot gevaar niet is in Nederland, dan vergist men zich. Er is een gevarencomplex.

a. De totaal onjuiste voorlichting inzake het wezen van het communisme. Het is niet alleen de omzetting van de kapitalistische tot een socialistische ordening, maar het is een wereld-en levensbeschouwing.

b. De situatie waarin de Sovjet-Unie zich bevindt wordt verkeerd weergegeven. Ten onrechte wordt er, gewezen op de gunstige toestanden daar. '''

c. Het optreden van organisaties als „Het Genootschap Nederland-Nieuw Rusland" tracht het contact tusschen de Nederlandsche cultuur en die van Rusland te bevorderen. d. De houding van de groot-industriëelen, die met

ethische motieven zich niet ophouden en alleen vragen of de Sovjet-Unie betaalt ja of neen?

Bovendien heeft men niet te vergeten, dat, zooals in de Resolutie van het Partij-Congres in Febr. 1930 staat, zij „het zwaartepunt van hun actie verleggen naar de bedrijven en vooral naar de belangrijkste grootbedrij ven van de belangrijkste industrieën".

Dan heeft men niet te onderschatten de propaganda onder de jonge werklooze arbeiders, die niets te verliezen hebben en met den moed der wanhoop alles wagen.

Nadat er op gewezen is, dat de leus „de wapens neer" vaak niet meer beteekent dan: „de wapens hier" (burgeroorlog), vervolgt de schrijver:

In „De Jonge Arbeider" van Febr. 1932 kan men lezen den eed van den arbeider-soldaat. Daarin staat: „Ik beloof, dat ik nooit tegen mijn kameraden in het burgerpak zal optreden om de belangen van mijn klassevijand te dienen. Ik zal mijn best doen om het leger solidair te maken met den revolutionairen strijd der arbeiders en boeren. Ik beloof altijd bereid te zijn de Sovjet-republiek te verdedigen". En dan uit een aanwijzing voor matrozen en soldaten in datzelfde nummer: „De soldaat moet bij het salueeren denken aan het uur waarop de sterren van de kragen zullen worden verwijderd en de epauletten van de schouders der officieren zullen worden gerukt".

In verband hiermede zij opgemerkt, dat het „gebroken geweertje", dat veel in Nederland gedragen wordt, zeggende daarmede te bedoelen internationale ontwapening, in werkelijkheid een handige truc der communisten is om nationale, dus e e n z ijd i g e ontwapening te verkrijgen, waardoor de wereldrevolutie wordt bevorderd.

Communistische propaganda, door het verspreiden van in Rusland in alle talen der wereld vervaardigde lectuur, foutloos, vakkundig en qualitief zeer hoogstaand, wordt op geraffineerde wijze op de schepen gemaakt. De zeevaart is altijd een dankbaar broeinest en vruchtbare haard geweest voor het ontsteken der revolutie (zie de vloot te Kiel in 1917 en '18). Op de schepen worden cellen gevormd, waarvan de leden zich zelfs godsdienstig moeten voordoen om beter hun vernielend werk te kunnen verrichten.

b. Het opzettelijk ontwrichten van het bedrijfsleven door middel van illegale brochures, talrijke arbeidersvergaderingen, passieven tegenstand in de bedrijven, verdrijving van spionnen uit de werkplaatsen, vorming van stakingscomité's, die elkaar vervangen in geval van arrestatie (zie „De Communist" Mei 1932 blz. 152).

c. Totale ondermijning van de moraal enontwrichtingvanelkgeestel ij kleven.

Lenin schreef in „An die Russische Jugend", Berlin 1920 Seite 19: „Deshalb sagen wir: Für uns gibt es keine Sittlichkeit auszerhalb der menschlichen Geselschaft. Das ist Betrug. Für uns ist die Sittlichkeit den interessen des proletarischen Klassenkampfes untergeordnet".

d. Een totale verminking van de jeugd. In de „Roode Schoolkrant" uitgave van de conununistische pioniers, staat: „Arbeiderskinderen, wij pionieren roepen tot jullie: „Vecht mee.-Vecht met de ouderen voor het komende Sovjet-Holland". In Rusland gaan de menschen goed gekleed en gevoed. Hoe komt het, dat daar geen ellende meer is? Omdat daar de rijke heeren zijn weggetrapt en de arbeiders regeeren." Ook nog dit:

En als men nu de vraag stelt of de communistische beweging parallel loopt met die van de godloozen, of bolsjewisme en godsdienst en kerk tegenover elkander staan, dan moet daar volmondig „ja" op geantwoord worden.

In Nederland bestaat naast „de Proletarische Vrijdenkersclub" de Vereeniging „De Dageraad", die erop aanstuurt om de menschen zich te doen losmaken van de Kerk, van elke Kerk. „Weg met Kerk, Kroeg, Kazerne", stond eenige jaren geleden overal in Amsterdam aangeplakt. En dezer dagen kan men overal op huizen en schuttingen in Amsterdam zien aangeplakt: „Scheid U af van de Kerk. De Kerk houdt den vooruitgang tegen". Het communisme beschouwt — en is dat nu niet een bewijs van de groote kracht van het Christendom, van de Kerk? — den godsdienst als de laatste groote hinderpaal, de laatste muur, die moet worden neergehaald ten einde een volledige overwinning te behalen. Communisten en vrijdenkers gaan hand in hand. Nog onlangs heeft de Bond van Godloozen in Rusland een belangrijk bedrag aan de Comm. Partij Holland gestuurd.

Crenade boven gerechtigheid.

Het veelszins interessante en leerrijke „Maandblad der Geref. Kerken in België" neemt volgend vers van Joh. H. de Groot over:

Kerstfeest.

Mensch kniel, en buig ontroerd uw hoofd. Luister met heel uw hart, en leg uw harde hand za.cht en deemoedig aan den rand der kribbe.

Mensch zie uw armoe en «Uendigheid. Weest stille in uw luide zondenwade God zendt genade boven gerechtigheid.

Jammer, dat men zulke verzen in christelijke bladen nog treffen kan. En dan nog wel in den tijd van het bolsjewisme.

Carry en Hegel.

In „Den Gulden Winckel" schrijft Gerard van Eeckeren over Carry van Bruggen. O.m. lezen we:

Zij heeft de menschen en hun drijven gadegeslagen van uur op uur; zij heeft geklopt aan iedere overtuiging en die in gruizels zien vallen: godsdienstige, politieke, maatschappelijke en litteraire dogma's.

„ledere" overtuiging, — dat is natuurlijk een van die beate bêtises, waarmee men in de litteratuur elkaar maar al te vaak gewichtig maakt. En tevens een bewijs, dat het er met de theoretische kennis niet te best voor staat.

Vervolgens:

Zij heeft in dit alles de spotbeelden gezien, door den geest zichzelven geschapen aan de eindigheid, een „vermomming van het Absolute". Zij heeft zich willen bevrijden uit die ver-keerde wereld; als ieder denkend

mensch zocht zij naar éénheid in het veelvuldige; maar ook die éénheid hield geen stand, zij hield den dood in zich, omdat die denkt in de denkstof altijd zijn „ik' • op sleeptouw heeft en alle eenheidsbesef in den mensch weer sterven moet aan zelf-onderscheiding.

Hup, paardje, hup.

Ik zat eens in een kerk, waar iemand onder de feesttoespraken bedolven worden moest. Eén der sprekers stak van wal en liet zijn stem rijzon. Iemand naast me zei: hij komt op stoom. Ik denk daar aan, als ik zulke leuke dingen lees. Ze komen in de litteratuur erg vaak op stoom. Nog later:

Men kan opmerken dat dit alles niet nieuw is (maajis het ware ooit „nieuw"? ) en daarbij den naam van Hegel noemen. Wat echter Carry van Bruggen in „Prometheus" gaf is een zeer persoonlijke verantwoording van deze dialektiek, toegepast op menschen en stroomingen in de litteratuur. Prometheus en Jupiter — hun strijd is eeuwig en beheerscht het Heelal; heC is altijd hetzelfde conflict onder andere vormen, waarin het eeuwig „zijn" als „anders-zijn" zich openbaart, het is de strijd tusschen individualisme en collectivisme, tusschen humanisme en dogmatisme, zedelijkheid en fatsoen, rede en regel, recht en wet. Dit conflict, dat niet willekeurig maar eeuwig-noodwendig is, maakt zü levend voor onze oogen aan vorsten en veldheeren, denkers en industrieelen, mevrouwen en keukenmeisjes. Hoevele Pecksniffs, Pennewippen en Tartuffes heeft zij ontmaskerd, maar ook hoeveel idealisme, hoeveel persoonlijk initiatief toonde zü ons te pletter geloopen op altijd weer die dam van gedifferentieerde eenzijdigheid: vooroordeel en macht.

Carry zou zich waarschijnlijk zelf verwonderd hebben over zoo veel gewichtigheden. Gelijk ook over dezen zin:

Dit boek lezende voelt gij u, of een razende adem u meevoert, zooals Faust werd meegenomen op het zwarte paard, hop-hop! langs eindelooze verlatenheden.

Over oratorie moet men niet al te vroolijk worden, — de grappigheid ware te goedkoop. Maar als ze een gewoonte wordt — en dat is ze in een groot, heel groot gedeelte van de litteraire critiek, — dan wordt ze als tijdsteeken van beteekenis: ze teekent den stand onzer

cultuurvenvording, ze is een symptoom van don ondergang, van het geliefhebber en gedaas-in-termen, dat al te zeer Droogstoppel in herinnering brengt. Want er wordt behalve in koffie ook in beschreven etiketten gehandeld, naar ruime keuze voor begrafenisredenen en voor jubilea.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 januari 1933

De Reformatie | 8 Pagina's

PERSSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 januari 1933

De Reformatie | 8 Pagina's