GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De Vereeniging van 1892.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Vereeniging van 1892.

16 minuten leestijd Arcering uitzetten

(De geest der vaderen. B.)

Omdat de uitspraak van Prof. Wielenga zoowel door het jaar, waarin-, als door de gelegenheid waarbij ze gedaan werd, haast een kerkelijk karakter draagt, liet ik haar voorafgaan. Maar wanneer ik nu enkele van de verdere mannen der scheiding wil laten spreken, moet natuurlijk allereerst iSimon van Velzen aan het woord komen; lo. omdat wij in Van Velzen met een der eigenlijke vadera te doen hebben; 2o. omdat hij met Brummelkamp de eenige uit de eerste generatie is geweest, dié ook nog de doleantie beleefde; en 3o. omdat hij telkens de zaak der vereeniging opzettelijk aan de orde stelde en daarvoor vurig pleitte.

In 1887 gaf hij zijn brochure: „De vereeniging van alle Gereformeerden tegenover den afval van het geloof in Nederland". Hierin zegt hij o.a. het volgende:

„Menigmaal is mij gevraagd: Zullen wij Christelijke Gereformeerden en de Doleerenden vereenigd worden? Als ik iemand zoo hoor vragen, denk ik: ik begrijp u niet, of gij begrijpt het werk des Heeren niet.

De Christelijke Gereformeerden hebben de o: ^anisatie van 1816 verworpen; ooTc de Doleerenden zijn aan die organisatie ontkomen.

De Christelijke Gereformeerden hebben verklaard, dat zij de Belijdenisschriften der Gereformeerde Kerken, als de uitdrukking van hun geloof erkennen; de Doleerenden doen volkomen hetzelfde.

De Christelijke Gereformeerden hebben de Kerke»ordening van Dordrecht van 1619 als regel voor het Bestuur der Kerk aangenomen; al de Doleerenden hebben aanstonds, toen zij verlost waren van de organisatie van 1816, verklaard, dat zij nu de Kerke-ordening van 1619 tot regel hadden.

Wat wil men meer? Die Christelijke Gereformeerden en de Doleerenden zijn vereenigd in alles, waarin de oprechte Gereformeerden in ons land vereenigd moeten zijn. Zij zijn vereenigd door den band des geloofs; een band, waardoor de Heere zelf Zijn volk vereenigt. Hij HEEFT hen vereenigd. En als de Heere dit gedaan heeft en doet, is de vraag, zullen wij ons vereenigen? inderdaad, om niets meer te zeggen, voor een Christen geheel onbetamelijk." i)

Spreekwoordelijke bekendheid kreeg deze betuiging van Van Velzen:

„Wie daarom thans niet met al zijn vermogen de samenwerking tracht te bevorderen van de Christelijke Gereformeerde Kerk en de Nederduitsche Gereformeerde Kerken (doleerende), handelt in strijd met al de vroegere Gereformeerde Kerken in ons land; in strijd zelfs met de, Acte van Afscheiding der eerste uitgeleide Gemeente in ons land; in strijd met de eerste Synode der Christelijke Gereformeerde Kerk in 1836; en wat oneindig meer zegt, hij handelt in strijd met het Woord van God." 2)

Eerlijk legt Van Velzen open de tegenstelling 'tusschen theorie en practijk, die zich Lij sommigen in zijn kring vooraeed.

Men zingt wel die bekende verzen uit Psalm 133 over het broederlijke samenwonen, „maar hoe is het toch mogelijk, dat zij zóó zingen, die deze samenwerking niet willen bevorderen? Zouden zij alleen hèn voor broeders houden, Uie met hunne gevoelens, hunne gedachten, meeningen, plannen instemmen; en hoe kunnen zij den zégen verwachten, den zegen en inwoning des Heeren, zoolang zij voor de samenwerking der geloovigen onverschillig zijn? " 3)

Van Velzen kan het dan ook in 1888 niet goedkeuren, dat onder de zijnen hier en daar de houding tegenover de doleerenden niet hartelijker is geweest.

„Bij zoo groote werken des Heeren had men mogen verwachten, dat zij die toegebracht zijn tot de afgescheidene of later genoemde Christelijke Gereformeerde Gemeenten, welke toen de vervolging ophield, zeer zijn toegenomen, met opene armen hen zouden onlvangen hebben, die als Dolende, later genoemde Nederduitsch Gereformeerde Kerken onder den smaad der wereld en met vele opofferingen, zijn opgestaan. Maar helaas, er zijn in geschriften aanmerkingen en bedenkingen gemaakt, er is getwist, het werd voorgesteld, alsof zoo vele dienaren des Heeren, en zoovele gemeenten, niettegenstaande de afgelegde verklaringen, betreffende het geloof, de leer, den dienst en de tucht, slechts als speelbal zich lieten gebruiken. De vijanden vermaakten zich ei over, en de vorst der duisternis trachtte des Heeren werk te verhinderen."*)

Hij noemt wel de tegenwerpingen, maar weer-f legt ze tevens.

„Maax als daa de Christelijke Grereformeerden bij de Nederduitsch Gereformeerdeii en 'de Nederduitsch Gereformeerden bij de Christelijke Gereformeerden vele gebreken ontdekken of meenen te ontdekken, moet dit bet samenwonen niet verhinderen? Juist het tegendeel. Jezus zendt zijn di«naren niet, om een gemakkelijk, aangenaam leven te leiden; Hij zendt hen niet om geprezen en geëerd , te worden, ofschoon zij, die zich aan hen vergrijpen, een ontzettend oordeel over zich halen; maar Hij zendt hen, om de Gemeente als een reine maagd aan Christus voor Ie stellen; Hij zendt hen, om Zijn voorbeeld na te volgen, te verdragen, met zachtmoedigheid te onderwijzen, maar .ook, waar het noodig is, scherpelijk te bestraffen.

En wee! nogmaals wee! hun die bevreesd voor moeilijkheden, of uit zucht naar tijdelijk gewin, of als heerschappijvoerders in de heilige bediening zich gedragen, en de vereeniging van al Gods volk, en zóó in ons land, het samenwonen van alle Gereformeerden, door woorden of geschriften in den weg staan en verhinderen." *)

Ernstig vermaant hij dan ook: „Laat er dan geen verwijdering meer zijn tusschen zonen van hetzelfde huis. Laten geene woorden meer gesproken, veel minder geschreven worden, die de verwijdering zouden bevorderen. Wiie zich daaraan schuldig maakt, zou tegen den Heere, tegen Zijn Wioord en tegen Zijn volk spreken. Nu hetgeen tot het wezen en tot de kenmerken der Gereformeerde Kerk, tijdens de Synode van Dordrecht in 1618 en •1619, behoort, beslist en duidelijk zoowel bij de D'oleerende of Nederduitsche Gereformeerde, als bij de Afgescheidene of Christelijke Gereformeerde Kerk aangenomen, beleden, gevonden wordt, mag er geene voorwaarde over bijzaken gemaakt, en geene • verheffing geduld worden, waardoor het samenwonen, Gods wil en werk, wordt verhinderd." 6)

„O, laten dan allen die Hem vreezen zich vereenigen; laten alle Gereformeerden samenwonen; het gebed klimme op tot den Heere, niet slechts in het openbaar, maar in de afzondering, uit de binnenkamers, uit het hart, ernstig, aanhoudend, vrijmoedig en ootmoedig, en dat het ook van de vereenigde Gereformeerde Kerk in Nederland nog moge gezegd worden: „Gij hebt u vorstelijk gedragen met God en met de menschen, en gij hebt overmocht."')

Van Velzen toont zich dan ook niet weinig teleurgesteld, wanneer hij aan het einde van 1889 het rectoraat aan de Theologische School overdraagt en de vereeniging nog niet tot stand is gekomen:

„Nog is 'de vereeniging niet getroffen met broeders, die hetzelfde geloof met ons-belijden. Ik spreek er thans niet meer over, maar ik haast mij u te zeggen: dat ik deze teleurstelling niet wijt aan onze School. Neen, stond het .aan oiis, dan had alle twist en verschil reeds lang een einde genomen, en ik houd mij verzekerd, zoodra slechts deze School den geest der liefde, der waarheid en verdraagzaamheid in de gemeenten kan bevordereïi, zal eenparig de dank'tot God opklimmen, wegens iiet broederlijk samenwonen." s)

En toen op de Synode van 17 Juni 1892 te Amsterdam de vereeniging haar definitieve beslag kreeg, en Van Velzen als de laatste der leeraren van de eerste Synode der Christelijke Gereformeerde Kerk (1836) hierbij tegenwoordig was, kon zijn zoon dan ook vrijuit uit naam van zijn vader verklaren:

„Steeds heeft mijn vader begeerd den dag te mogen aanschouwen, welken 'het hem thans vergund wordt te beleven. De eenheid der kinderen Gods, het samenwonen van hen, die één van geestesrichting en van belijdenis op kerkelijk erf van elkander gescheiden leefden, werd door hem steeds bepleit als onafwijsbare eisch van het Gereformeerd beginsel."

„En toen in 1886 het verzet tegen de Synodale organisatie der Hervormde Kerk in deze zelfde stad andermaal ontzetting uit kerkelijke ambten en van lidmaatschap ten gevolge had, was de oude Hoogleeraar Van Velzen mét zijn ouden collega, den ontslapen vader Brummelkamp, een der eersten, die zich niet slechts in den kring der Chr. Gereformeerdeii over deze nieuwe reformatie ver-Wijdde, maar die steeds luide en onvertlauwd op vereeniging met onze Broeders heeft aangedrongen." 9)

Toen Prof. Wisse in zijn brochure van 1904 soortgelijke woorden van Van Velzen aangehaald had, liet bij er op volgen: „Wie heeft nu den moed, om te zeggen: Van Velzen dwaalt? Kom, wie is de eerste? ! Hebt ge dien moed? Maar beroep u dan niet meer op de vaders der Scheiding, öw argument is dan vervallen."i»)

Thans neem ik de vrijheid om deze vraag aan Prof. Wisse en Ds Jongeleen terug te geven. Meent ge, dat Van Velzen gedwaald beeft? Indien ja, spreekt dit dan onoijiwonflen uit en vooral voor de ooren van bet volk, waarvan gij als leiders optreedt. Maar beroept u dan ook niet meer op de vaders der scheiding. Wieest dan eerlijk genoegom te erkennen, dat bun geest in ü niet meer voortleeft, dat ge den band met hen doorgesneden hebt en in hun wegen niet verder wilt gaan.

Naast Van Velzen moet vanzelf vader Brummelkamp genoemd. Van hem vertelt Dr J. C. Rulhnann, dat hij in 1887 op een vergadering van de Zendingsvereeniging te Kampen, in dezen geest sprak:

„De vereeniging van de Chr. Geref. Kerk met de Doleerenden kan nog wel in de verre toekomst liggen, maar ook zeer nabij zijn.

Wanneer God geeft, dat men van weerskanten niet langer vraagt, welke fouten of vergissingen men bij de andere broeders meent Ie zien^ of hen daarom ter verantwoording te moeten roepen, maar van weerszijden slechts vraagt: hoe wij de Gereformeerd© beginselen in leer, tucht en dienst in praktijk willen brengen, dan zijn wij er „morgen aan den dag". Maar moet A. ol B. over een of ander, dat achter ligt, nog voor mij oï voor U zich verantwoorden, dan ligt onze vereeniging nog in eene onzekere en in misschien o zoo verre toekomst. Geve de Heere ons weldra bet eerste." i^)

Brummelkamp is de man, die telkens wanneer op een plaats de doleantie is uitgebroken, en kerkeraadsleden door bet synodaal kerkbestuur geschorst of afgezet zijn, in De Bazuin een enthusiast en bemoedigend artikel schrijft, en vermeldt, dat er weer „een eere-'diploma uitgereikt is." i^)

Ook bij de Brummelkamps ging de regel door: zóó vader, zóó zoon. A. Brummelkamp Jr pleitte voor vereeniging met de andere 'gereformeerde belijders reeds in 1874, dus in 'den tijd, dat dezen nog niet in doleantie waren gegaan, doch nog leefden onder dat synodaal bestuur, dat niet alleen de mannen der scheiding, maar zelfs zijn eigen vader uitgeworpen had. Verschillende richtingen in de Hervormde Kerk onderscheidend, laat hij een sprekend ingevoerden vriend van de gePefoitmeerde strooming het volgende zeggen:

„Wat van dit element uitgaat, draagt, vergis ik mij niet, hoe langs zoo meer een onmiskenbaar karakter en toont telkens duidelijker, dat men hetzelfde wil als wij".

„Van hen durf ik beweren, dat zij bij ons behooren en wij bij hen; met dit onderscheid evenwel, dat de schatkamer des kerkelijken verledens een onmetelijken rijkdom van hulpmiddelen ter hunner beschikking stelt dien wij missen. 'Van ben wil ik gevraagd hebben, of ze als straks de strijd, die nu nog met de kerk zelve tegen de kerk gevoerd wordt, andere verhoudingen aanneemt en de leus wordt: „Geen kerk, geen godsdienst meer!" of ze dan, zeg ik, onze hulp zullen kunnen missen, gelijk ik omgekeerd vraag, of wij op den duur bun steun, hun sympathie, en den toegang tot hun schatkamer, die ik noemde, kunnen ontberen. Staan we niet op één bodem? Hebben we niet eenzelfde streven? Is, bij den ernst der tijden, die om samentrekking aller verwante krachten vraagt, dit isolement op den duur houdbaar; onze kerk, hun kerk tot zegen? Of moet bet ophouden? Zal bet blijven gelijk bet is: één en toch twee, of zal het worden: twee, maar eerlang één ? ... Neen, laten de beide homogene elementen zich alvast vereenigen, samensmelten, consolideeren." i')

Tot de edelste geslachten der scheiding behoorde ongetwijfeld dat der Bavincks. De verzoenende, samenbindende kracht, die één der meest kenmerkende trekken van de kinderen en vooral van den meest beroemd geworden zoon. Dr H. Bavinck, was, was ook reeds bet sieraad van den vader. Ds J. Bavinck. Hij noemde den uitgang van 1834 een doleerende Scheiding, en dien van 1886 een scheidende Doleantie, i*) Hij weerlegde de bezwaren, die tegen de vereeniging werden ingebracht i'') en bepleitte zoowel haar noodzakelijkheid als baar wenschelijkheid: „Vereenigd in den naam des Heeren, op de aangewezen gronden, kunnen de Christelijke Gereformeerden en de Doleerenden ten grooten zegen worden, allereerst voor de Kerk zelve, maar ook voor den staat, maar ook voor de maatschappij, maar ook voor de wetenschap, voor het lagere en Tioogere onderwijs. Het is bekend, dat aan dit alles voor den christen o zoo'n dringende behoefte bestaat. Ik hoop en bid daarom, dat het den Heere genadig moge behagen bet zoo te beschikken, dat wij eerlang schouder aan schouder zullen staan strijdende voor het geloof, dat den heiligen is overgeleverd. „Eendracht maakt Macht", i^)

In gelijken geest sprak Ds J. van Andel in de toespraak „Alles is uwe", over 1 Cor. 3:21V.T.; toen hij de bidstond leidde ter opening van , '3e Synode van Amsterdam van 7 Juni 1892, waar de definitieve beslissing over de vereeniging vallen zou.

„Waarlijk, zoo wij ons belang waarnemen willen, dan moet er een 'drang bij ons zijn, om ons Ie vereenigen met allen, die gelijk wij, van Christus zijn. Dit niet te doen zegt zooveel als een belangrijk deel van wat Christus ons gegeven heeft van ons te wijzen, weigerachtig om het uit zijne banden in ontvangst te nemen, en tot ons eigen nut te gebruiken. Die broederen aan de overzijde, juister gezegd, die broederen gelijkzijdig van ons, bebooren ons toe, omdat alles ons toebehoort, zij met al de talenten, de ambten, de krachten, de gaven die bij lien zijn, om niet te zeggen, dat ook wij ons aan hen schuldig zijn. Ons met hen vereenigen, wat is het anders dan bet onze tot ons nemen? Is dit zoo, dan worden wij bij deze vereeniging fjjker, dan wij van tevoren waren, oï wTlt gij, wat dood kapitaal voor ons zou worden, weigerden wij het te aanvaarden, werpt dan zijne volle geestelijke vrucht voor ons af." ^'')

Indien Ds Jongeleen zou v^illen tegenwerpen, dat dit altemaal slechts uitlatingen van particuliere personen zijn, die niets over de kerken zelf zeggen, dan kan ik bem dit niet gewonnen geven. Maar om hem de maat vol te meten, wil ik nog op een viertal feiten wijzen, die onmiskenbaar een kerkelijk karakter dragen.

lo. Herinner ik er aan, dat de Classis Amersfoort der Christelijke Gereformeerde Kerk aan de kerken van Kootwijk en Voorthuizen een sympathiebetuiging zond, toen deze in doleantie waren gegaan, en hen uitnoodigde voortaan afgevaardigden ter classicale vergadering te zenden, waar deze dan adviseerende stem zouden ontvangen." ^s)

2o. Zij gewezen op de correspondentie, die in 1887 op sommige plaatsen tusschen den doleerenden kerkeraad en dien der Chr. Geref. Kerk is gevoerd. Wat hierin vooral treft, is de toon van ootmoed en schuldbelijdenis. Zoo schreef de Cbr. Geref. kerkeraad te Amsterdam als antwoord op een brief van den doleerenden aldaar o.a. dit:

„En is er nu aan uwe zijde reden om te erkennen, dat u „na te lang en zondig wachten de oogen zijn verlicht geworden om. in te zien dat de weg waarop gij wandeldet dood liep"; aan onze zijde bestaan ook vele redenen om, al zijn wij ons geene afwijkingen bewust die de leer of de vaste lijnen der kerkregeering raken, onze zonden en dwaasheden, met schaamte en schuldgevoel te belijden, zoodat wij nièts zouden kunnen noemen, waarop WIJ ons zouden mogen verheffen. Met u gevoelen wij ons te willen verootmoedigen voor bet aangezicht des Heeren, die Zijn volk niet verwerpt om alles wat bet gedaan heeft, maar het toeroept: Ik zal uwe afkeeringen genezen!"i')

En dienzelfden toon beluisteren wij in het antwoord, dat de Chr. Geref. Kerkeraad te Harderwijk aan , dien der doleerenden zond:

„Dat Ge ons de hand der broederlijke gemeenschap toereikt, is ons een oorzaak van vreugde, van ootmoed des harten voor God en wordt oofc deze(n) met niet mindere genegenheid aangevat; maar dat ge tot ons komt als de grootere schuldenaren, als de minste der broederen, mogen wij niet toegeven, aangezien we onze aflieeringein bewust en onze zonden niet minder vele zijn. Voorzoover wij gehoorzaamheid aan 's Heeren wil hebben getoond en ons opofferingen voor de waarheid getroost, was bet door dezelfde bulpe Gods, waarbij wij onnutte dienstknechten blijven, ons op niets kunnen verheffen; maar ve(e)leer een ander uitnemender hebben te achten dan onszelven. Wij zullen den dag zegenen, waarop vnj als nageslacht der reformatie, als zonen van hetzelfde buis, onder eene kerkelijke gemeenschap, ook met al degenen die God vreezen, als onder één dak zullen samenwonen, om met elkander aan de uitbreiding van Gods koninkrijk te arbeiden en het goede voor Sion te zoeken.

Gelooft ons. Gijl. deed die bewegingen der liefde iet ontstaan of „opwaken"; maar hebt ze verterkt, meer geworteld en gegrond doen worden.

Onder vele afwijkingen en zonden onzes volks neemt de liefdeloosheid een eerste plaats in, waarover wij ons bet diepst hebben te verootmoedigen, als bet meest in strijd met Gods Woord." ^o)

3o. Moet gememoreerd, hoe vele Chr. Geref. kerkeraadsleden aan de uitnoodiging van de deputaten van bet synodaal convent gehoor gaven en op den lOden April 1888 te Amsterdam samenkwamen om allerlei vragen betreffende de vereeniging te bespreken, ^i)

En wat 4o het sterkste spreekt: op de Synode der Cbr. Geref. Kerk van 'Assen in 1888, de eerste die na de Doleantie samenkwam, waren van 9 van de 10 provinciale synodes voorstellen ter tafel, die zich uitspraken vóór vereeniging en die ook een weg aanwezen, waarlangs deze bereikt kon worden, ^a) En toen de eerste pogingen niet terstond slaagden, dienden op de Synode van Leeuwarden van 1891 zelfs alle 10 provinciale synodes voor-

stellen in, die aandrongen om tot de voort te varen. 23) vereeniging

Zóó hebben de kerken uit de scheiding geleeM en zóó v? as de geest der vaderen. Zij waren vóór vereeniging, niet ondanks, maar krachtens hun afkomst uit de scheiding. Of om de terminologie over te nemen, di© Prof. Wisse in zijn brochure van 1904 aangSande Van Velzen gebruikt: zij waren grondige vier-en-dertigers. Zij kenden het b 6 g i n s e 1.2*)


1) t.a.p., biz. 67—68.

2) t.a.p, blz. 69.

3) t.a.p., blz. 69.

4) Gelegenheidsrede, uitgesproken te Alphen aan den Rijn, 8 Juli 1888, blz. 51.

1) t.a.p., blz. 53.

2) t.a.p., blz. 54.

3) t.a.p., blz. 56.

4) De 'Vereeniging van Waarheidsliefde en Verdraagzaamheid, blz. 47.

5) Acta dezer Synode, art. 7.

6) t.a.p., blz. 18.

7) De Doleantie, blz. 328. Zie ook De Bazuin van 7 Oct. 1887.

8) Zie verschillende nummers van De Bazuin uit dien tijd.

9) Eén en toch tv/ee, of twee maar eerlang één? blz. 18, 19.

10) In De Bazuin van 27 April 1888.

11) In De Bazuin van 27 April—25 Mei 1888.

12) De Bazuin van 4 Mei 1888.

13) Opgenomen in het bijblad van De Bazuin van 10 Juni 1892; later ook afzonderlijk uitgegeven bij G. Ph. Zalsman, Kampen, blz. 16—17.

14') O.a. vermeld in De Bazuin van 16 April 1886.

15) Opgenomen in De Bazuin van 23 Sept. 1887.

16) Opgenomen in De Bazuin van 18 Nov. 1887.

17) Opgenomen in De Bazuin van 18 Nov. 1887. ") Zie het verslag in De Bazuin van 13 April 1888.

18) Acta dezer Synode, art. 29.

1) Acta dezer Synode, art. 132.

2) t.a.p., biz. 16.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 juni 1933

De Reformatie | 8 Pagina's

De Vereeniging van 1892.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 juni 1933

De Reformatie | 8 Pagina's