GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Ds Hilbers over de doopspractijk.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ds Hilbers over de doopspractijk.

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Men herinnert zich het geval: het doodzwijgen van de onzinnige scheuring tusschen Geref. en Chr. Geref. begint eindelijk een eind te nemen; Ds v. Grieken (Herv.) rekent het volk vier verschilpunten voor, waarop tusschen beiden klaarheid komen moet; en noemt daarbij als zoo'n verschilpunt de doopspractijk; „De Wekker" verklaart zich daarmee eens; „De Reformatie" rekent dit verschilpunt tot de legenden.

Thans spreekt Ds Hilbers, Chr. Geref. pred., in zijn Kerkbode ook over het geval. Hij vindt, dat het beweerde verschil in de doopspractijk volstrekt geen legende is, doch bittere ernst. Hij citeert ten bewijze daarvan een zinsnede van Dr H. W. v. d. Vaart Smit:

En aangaande de doopspractijk zegt Dr v. d. Vaart Smit het volgende: „Ten tweede de doopspract ij k: Dat gaat dus over de vraag „vroegdoop" of „niet vroeg-doop". Ik voor mij verwerp den dusgeneiamden vroegdoop en wel op grond van de Schrift, van de belijdenisschriften en van onze kerkhistorie. Ik acht die heele vroegdoopgeschiedenis een betreurenswaardige vergissing en heb de bewijsgronden daartoe ook uitvoerig en in het publiek beschreven."

HieiTaee is het duidelijkst gedocumenteerd, dat heel dat beweerde verschil in doopspractijk niet bestaat. Laat ons even zien.

Dr V. d. Vaart Smit „verwerpt" den vroegdoop. Maar hij zegt er bij, dat hij dat doet „voor zich". Dat wisten we. Maar er is tusschen hem en een andersdenkenden gereformeerde collega geen verschil in doops p r a c t ij k ; want als een vader bij hem een kind ten doop presenteert tegen den eersten Zondag na de geboorte, zal Dr V. d. Vaart Smit ongetwijfeld den doop toedienen. Hij oordeelt — terecht — dat hier de kerk tot nu toe heeft te beslissen. De practijk is tot nu toe, dat de kerk zoowel den doop op den eersten Zondag als op een daarna volgenden toedient.

Zoo nu is het precies ook bij de Chr. Geref. Kerk.

Laat een jonge vader in de Chr. Geref. Kerk te Groningen eens van zijn kerkeraad verlangen, zijn kind te doopen op den eersten Zondag na de geboorte. I k garandeer hem, dat Ds A. H. Hilbers doopen zal.

Dit zal zijn practijk zijn. Hij zal doopen als 't maar geëischt wordt, „zoo haast men den doop hebben kan", volgens de vaderen.

Dat zal zijn practijk zijn.

Dus is dat verschil in practijk tusschen kerk en kerk legende.

Ds Hilbers over de verdere verschilpunten.

Dezelfde schrijver zegt in hetzelfde blad, nadat hij Dr V. d. Vaart Smit nog verder heeft geciteerd:

Wij zijn dankbaar voor deze verklaring van Dr v. d. Vaart Smit. Daaruit blijkt ten duidelijkste:

Ons antwoord is: ad a. Dr v. d. Vaart Smit schreef, dat hij de dusgenaamde leer van de onderstelde wedergeboorte in het openbaar en van den kansel heeft verworpen. Toch wil Ds Hilbers volhouden, dat de Gereformeerde Kerken haar leeren. Waarom wordt dan niet tegen Dr v. d. Vaart Smit opgetreden?

a. Dat in de Geref. Kerken de leer der veronderstelde wedergeboorte wel geleerd wordt.

b. Dat Dr v. d. Vaart Smit daar zelf tegen opkomt en die leer verwerpt.

c. Dat de consequentie als doopspractijk van de veronderstelde wedergeboorte geen „legende", maar werkelijkheid is, dat men nu a 1 te sterk van al de doopleden der kerk „onderstelt", dat ze „natuurlijk" tot de belijdenis des geloofs komen en dat hun dan soms wel wat al te gemakkelijk maakt, dat men van al de belijdende leden der kerk „onderstelt", dat ze „natuurlijk" geloovigen zijn en soms wel wat al te gemakkelijk hun Avondmaalsvieringen vanzelfsprekend acht en gestorvenen zalig spreekt.

d. Dat velen, ook der Geref. predikanten, het niet verdragen kunnen, als hun deze dingen worden voorgehouden.

One antwoord is:

ad a. Dr v. d. Vaart Smit schreef, dat hij de dusgenaamde leer van de onderstelde wedergeboorte in het openbaar en van den kansel heeft verworpen. Toch wil Ds Hilbers volhouden, dat de Gereformeerde Kerken haar leeren. Waarom wordt dan niet tegen Dr v. d. Vaart Smit opgetreden?

Antwoord: omdat, wat men ginds onder de „V.W." verstadt, tegen de gereformeerde belijdenis ingaat. Ik verwerp d ^ t ook hartgrondig; ad b. Dr v. d. Vaart Smit neemt dus in zooverre geen positie in tegenover de kerken: men moet niet praten over particuliere meeningen, doch over kerkelijke uitspraken;

ad c. er zullen wel eens menschen zijn, die onlogisch redeneeren uit goede grondstellingen. Maar daarmee ijn die onlogische redeneeringen nog niet tot kerkleer erheven, niet formulier van eenigheid geworden. acht Ds Hilbers nu heusch, dat in de Chr. Geref. Kerk een ongereformeerde uitlatingen worden gehoord? Zoowel onder het volk, als van den kansel? En in de pers? Maar hij weet wel beter. Toch is dat geen bezwaar voor ons, om saam te komen, want er zullen onlogische enschen in elke kerk blijven, tot aan den jongsten dag. Het is maar de vraag, of de kerk zelf zuiver spreekt, of ze een wapen heeft tegen een valsche schijnconclusie uit een zuivere redeneering; ad d. ik geloof dat zoo niet; maar al was 't nóg zoo waar, wat heeft de vereeniging te maken met 'n booze bui van Ds A., B. of C? Ik ken wel andere booze buien, die gevolg zijn van niet-kunnen-verdragen Maar daarmee is nog niets beslist ten aanzien van de waarheid.

heid. Overigens: men ziet de mentaliteit. Dr v. d. Vaart Smit schrijft:

Trouwens — die dusgenaamde leer der onderstelde wedergeboorte is toch eigenlijk heelemaal geen leer — ik althans ken geen belijdenis onzer kerken, die uitspreekt wat men in die leer „onderstelt". Het is hoogstens een sfeer, geenszins echter een leer En Ds Hilbers zegt dan: ziezoo, 't bewijs is geleverd: 't is dus een leer.

„De Wekker" over de „vier punten".

Ook „De Wekker" citeert Dr v. d. Vaart Smit en schrijft dan:

Of wij het zaad op grond van de belofte houden voor wedergeboren, of dat wij het voor wedergeboren houden reeds vóór den doop d.i. vóór de bezegeling van die belofte, dat is wel temporeel, maar niet essentieel verschillend. Wij kunnen niet vergeten, dat hiermede een heel systeem samenhangt van opvoeding, catechese, bediening des Woords, gelijk Dr Kuyper dat zoo klaar in zijn Encyclopaedie heeft ontwikkeld.

Tot zoover „De Wekker". Wij antwoorden: a. Dr Kuyper is geen kerk; b. indien men hem lezen wil, welnu, ook hij zegt (Ene. III, 506):

„Dat desniettemin ook onder de „kinderen der geloovigen" nog vele onwedergeborene individuen zullen voorkomen, die geestelijk eiken band met het Lichaam des Heeren missen, wordt daarom niet betwist. Zekerheid, dat de wedergeboorte aan den Doop voorafging, heeft men in casu nooit."

c. Utrecht 1905 eischte opwekking tot zelfonderzoek; d. een vraag blijft over: is volgens de meening der Chr. Geref. predikanten zelfonderzoek, het echte dan, mogelijk zonder wedergeboorte? Indien neen, wachten zij dan soms met de opwekking tot zelfonderzoek, totdat de wedergeboorte in bekeering gebleken is... aan de leiders? Indien het antwoord „ja" zou zijn, dan zou zulk een lichtvaardigheid ons hier tegenstaan.

Maar het antwoord is natuurlijk niet „ja". Waar is nu het verschil in systeem? Tusschen de KERKEN?

„Persoonlijkheid en systeem."

Het (ethische) „Algemeen Weekblad" schrijft onder bovenstaand opschrift:

De Pinkstergemeente, de bron, waaruit de Christelijke Kerken zijn voortgekomen, is gesticht door p e r-soonlijkheden, vervuld van den Heilige n G e e s t. Er is toen niet eerst een leerboek of programma opgesteld geworden, waarbij^ de menschen zich hebben aangesloten, na stemming over de juistheid daarvan. Dat kwam omdat de Geest de zielen, die zich wilden overgeven, in brand zette. Tegelijkertijd verkondigde Petrus de leer der Verlossing, niet als iets wat nu ge 1 e e r d moest worden, maar als levensbeginsel, als bloedsomloop, van de jonge gemeente zelf. Volgens deze Goddelijke methode is het later bij elke diepe geestelijke opwekkingsbeweging gegaan.

Thans willen wü eerst het knappe plan klaar heb • ben, het sluitend systeem. Wie het daarmee eens is, behoort er bij. Dit is menschenwerk, dat mislukt. Dat andere is het Pinksterwerk, dat gelukt.

Deze tegenstelling tusschen „plan" en „systeem" eenerzij ds en „levensbeginsel" is valsch. Petrus zelf heeft op den Pinksterdag het nieuwe dadelijk verbonden aan het oude (Hand. 2 : 16, 25, 36) en aan het syllogisme een eereplaats ingeruimd (vs 23, 24, 29—31, 34, 40). De hier geponeerde tegenstelling is zeer modieus, maar voor het leven der kerk uiterst gevaarlijk. Het „systeem" is heusch geen „omnibus", waar, gelijk Kierkegaard smaalde, ieder in over kan komen. Dat laatste geldt juist van het verwerpen van het systeem; ieder komt eerst mee, en vervolgens om.

Sy-stema, dat is er bij God. En wij mogen en moeten er naar trachten, ook in dezen uit het rechte beginsel volmaakt te zijn — gelijk de Vader in de hemelen dat is.

Niet de politiek van sanctioneering van het gegevene.

Het blad der Chr. Geref. Jongelingsvereenigingen „Luctor et Emergo" heeft herhaaldelijk in de politieke leidraden de Anti-revolutionaire beginselen als juist erkend. Dit was niet naar den zin van de vele „Staatkundig-Gereformeerde" jongelingen. Zij vroegen niet, of het waar was, wat hun werd geleerd, doch of zij, die immers ook lid van den Bond waren, ook officieel naar de oogen werden gezien. Een ultimatum werd aan de Redactie gesteld, en deze wees het terecht duidelijk af. Het „Geref. Jongelingsblad" schrijft nu daarover:

Ieder weet nu, wat hij politiek aan den Chr. Geref. Bond heeft. We behoeven niet te zeggen, dat wij ons over dit positie kiezen van harte verheugen. De Bond zelf zal er wèl bij varen. En het zal ons land en volk ten goede komen, doordat het terrein, waar met open vizier gestreden wordt voor de beginselen der A.-R. partij, weer met een aardig strookje is uitgebreid.

Natuurlijk ben ik het hiermee eens.

Slechts zou ik ter aanvulling willen zeggen: de Staatkundig-Gereformeerde jongelui kunnen zich beroepen op de praktijk van vele andere bladen, die meenen, dat «Ike groep, die zich binnen haar verband bevindt, gelijke rechten en representatiemogelijkheden hebben moet. Wie dit systeem volgt, kweekt den geest, die in deze Kersteniaansche protesteerende jongelui den kop opstak.

Om te bezwijken.

Een der Wekker-redacteuren doet familiebezoek, en doet dat per schip. In IJmuiden zongen „vrienden" van de aldaar gevestigde „lieve gemeente" hem 4 psalmverzen toe. We lezen:

Het was in één woord om onder te bezwijken zóó ontroerend. Ik hield van het schip af een korte toespraak.

Een rede is dus een probaat middel tegen bezwijkingsgevaar..||gg»|S? : ; ; ; f'ftp^j '

. .-«»-.»•, ..• _ , j„ jj^ Costa en Euphonia.

In „Ons Kerkblad" schrijft Ds P. Deddens, interessant als altijd, over den toestand van vóór de afscheiding. Toegekomen aan Da Costa, handelt hij over de manier, waarop zijn _tij.dgenopten zich van hem afmaakten:

•*> 5? ^«Bê verontwaardiging der „verlichting" was grenzeloos. „De naam Da Costa werd tot een vloek, dames spraken van het ijselijke boekje van Da Costa; men meed hen, die met den schrij'ver in eenige relatie stonden; de burgemeester van Amsterdam kreeg opdracht, zich wekelijks door de geheime politie te doen rapporteeren, welke personen bij Da Costa in huis kwamen; Robidé van Aa qualificeerde Da Costa en Bilderdijk als paddestoelen, die men vertrappen moet.... en Euphonia, „Tijdschrift voor den beschaafden stand" dat tot motto droeg: „Alles, wat welluidt", gaf volgend welluidend dialoogje:

A. Hebt gij dat werkje van Da Costa al gelezen?

B. Ik ken dat vod.

A. En Capadosej die handtastelijk heeft bewezen....

B. Hou op, die doet nog hooger bod.... Zij' schijnen stapel mal. . ..

A. Mijn vriend, ik dacht dat zelf.... Ma^r viel toen weer op Titus 1 : 11."

Van onbetaalde rekeningen.

Onlangs schreef ik in de nummers van 12 en 19 Mei twee hoofdartikelen „Van onbetaalde rekeningen". Later bleek me, dat reeds een week daarvóór, in „Geref. Kerkbode voor de Hoeksche Waard en IJselmonde" van 6 Mei, Ds B. Wentsel, Ridderkerk, zich over hetzelfde onderwerp had uitgelaten. Het zal onze lezers, voorzoover zij die hoofdartikelen lazen, daarom interesseeren, ook wat Ds Wentsel schreef, onder de oogen te krijgen. Ik neem er een passage uit over:

Met de onbetaalde rekeningen bovenbedoeld heeft men het oog op allerlei secten en stroomingen in de wereld; inzonderheid dan z.g. Christelijke stroomingen. Er zijn menschen, ook predikanten, die de schuld der Kerk voornamelijk aan deze zijde zoeken, dat er secten en stroomingen zijn.

Komt er weer een nieuwe bij dan zijn ze met hun oordeel klaar: „een onbetaalde rekening, heeren! Uw schuld; ge hadt er voor moeten zorgen, dat het niet zoover kwam". Het heilsleger — een onbetaalde rekening. Het chiliasme — een onbetaalde rekening. Socialisme — onbetaalde rekening. Genezing op het gebed — onbetaalde rekening. Ik zal maar ophouden nog meer te noemen; want dan werd dit artikel veel en veel te lang. De reeks breidt zich nog voortdurend uit. Zoo hoorde ik enkele weken geleden de dusgenaamde „Buchmanbeweging" ook als een dier onbetaalde rekeningen bestempelen. Ik dacht toen aanstonds, zie je daar hebt ge het weer. De Schrift zegt, dat er ketterijen ontstaan zullen, dat ze komen moeten zelfs en dan komen er anderen verklaren, mannen van naam, dat dit nu de onbetaalde rekeningen van de Kerk zijn.

Ik moet het heel mijn nog wel niet zoo lange leven, dat toch ook weer niet van gisteren is, wel steeds verkeerd bekeken hebben en me sterk hebben vergist, maar ik kan me in zulk een beschouwing niet vinden. Of ik daarmede zou willen beweren, dat de Kerk nergens schuld aan heeft? Weineen, maar ik zoek die in heel andere richting, waar ik nu van zwijgen zal. Doch om het opkomen van dergelijke stroomingen en meeningen nu maar voetstoots als schuld der Kerk to aanvaarden, lijkt me onbillijk en onrechtvaardig.

Om hetzelfde spraakgebruik van onbetaalde rekeningen, dat ons op finantiëel gebied brengt eens te blijven volgen, zou ik dan veel liever willen zeggen, dat degenen, die dergelijke bewegingen voeden en drijven, de wissel door de Kerk hen op de levensreis meegegeven niet wenschen aan te bieden aan de desbetreffende kantoren.

Ze laten het kapitaal der Kerk voor dood liggen, maken van haar geld geen gebruik en gaan nu zelf van allerlei munt bij elkaar schooien, dat alles te samen een pover en armzalig sommetje blijft, waarvan geen mensch kan leven.

Of ik het daarom de beste methode acht om de menschen hard en ruw af te stoeten? In geenen deele, maar te beginnen met toe te geven, dat we hier onbetaalde rekeningen van de Kerk hebben, lijkt me geheel en al verkeerd.

Vooral als die rekeningen zoo in de papieren loopen als dan, gelet op de velerlei ketterijen en dwalingen, richtingen en stroomingen wel het geval moet zijn. Wie nadenkt, zegt dan immers vanzelf, dat zulk een Kerk nooit de Leidsvrouwe van zijn leven kan zijn. Een Kerk, die zichzelve zoo ver vergeet en op zoo ruime schaal in gebreke blijft, heeft weinig aan te bieden..

Het spijt me daarom zoo, dat ik van nienschen, uit wier mond ik andere dingen mocht verwachten te hooren, de bewering van die rekeningen beluisteren moest. Het goede in de een of andere richting te willen waardeeren, lijkt me een lofwaardig streven, doch dit te doen ten koste van hetgeen bovenal gewaardeerd moet worden, lijkt me even afkeurenswaardig. En ik doe er dan ook onder geen beding aan mee. En gij?

De aandachtige lezer zal bemerkt hebben, dat, afgedacht van enkele bijzonderheden, de beschouwingen parallel loopen. Het is m.i. goed, het thema vast te houden, omdat menige discussie over een hedendaagsche beweging op ander plan er door komt staan, en er voor bewaard wordt, zich op zijpaden te verliezen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 juni 1933

De Reformatie | 8 Pagina's

Ds Hilbers over de doopspractijk.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 juni 1933

De Reformatie | 8 Pagina's