GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

KERKELIJK LEVEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KERKELIJK LEVEN

27 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een goede bunr is slechter dan een verre vijand.

(Waarschuwing vooraf: Als ik hier over „vijand" zal ^aan handelen, dan "bedoel ik, gelijk reeds eerder hier werd opgemerkt, niet ©en „echthros", d.w.z. e©n p©rsoonlijk vijand, doch een „polemios", een, met wien ©en gemeenschap in staatkundi'gen, economischen, politieken, of ook kerkelijken zin, op voet van — verklaarden — oorlog l©©ft).

In de Kroniek van het Gereformeerd Theologisch Tijdschrift heeft Ds P. van Dijk gesproken over de gelukkig eindelijk de algemeene aandacht krijgende onzinnige verdeeldheid tusschen Gereformeerd en Chr. Gereformeerd. Ds van Dijk doet V— gelijk men zulks van hem gewoon is — verscheidene juiste en interessante opmerkingen, voe^t zich, terecht, bij hen, die tegenover Ds v. Griefcm, Ds Hilbers, De Wekker, etc. volhouden, dat wij „ge©n veronderstelde wedergeboorte" (in den beweerden zin) „leeren", dat de doopspractijk geen principieel punt is (ik voeg er aan toe: heelemaal geen punt van theoretisch kerkelijk-aanwijsbaar k e r k-verschil), en constateert, dat niet zakéUjke geschillen, doch wantrouwen de hoofdoorzaak was der scheuring. En zoo is er meer, dat onze hartelijke instemming heeft.

Maar op één punt meenen wij — Ds van Dijk boude dit ten goede — met hem van meenin^ te moeten verschillen. Als dat ééne punt niet een kardinale kwestie raakte, zou ik het ^raag onbe^ sproken hebben gelaten. Het raakt evenwel naar mijn overtuiging het hart der zaak voor all© kerkinstituten, die de gereformeerde belijdenis als formulier van eenigheid aanvaard hebben.

Ik citeer Ds van Dijk:

Wanneer het wantrouwen (want m.i. is dat zoowel in '92 als ook in de trage opheffing van de A-en B-verschillen bij ons de hoofdoorzaak geweest) tegenover de als neo-Calvinisme gekwalificeerde belijdenisuitspraken der Gereformeerde Kerken in al die jaren stelselmatig zulk een mentaliteit hielp kweeken en zoo'n sfeer hielp vormen, dan moet men althans mij persoonlijk niet kwalijk nemen, dat ik voor de eenheid en de rust, voor de stichtelijkheid en het vertrouwen veel meer heil er in vindt, dat de Chr. Gereformeerde Kerken op zichzelf blijven staan, dan dat we in schijn vereenigd ervaringen zullen gaan opdoen als in de Ned. Herv. Kerk, waar Ds A. zijn klanten heeft, die Ds B. alleen hoorde bij zijn intree toen ze wjor eens en voor goed zijn ligging hebben geconstateerd, en eveneens Ds B. zijn aanhang voor wie Ds A. totaal „lucht" is.

Er is niemand, die niet graag alle Gereformeerden vereenigen wou, indien dit kon. Maar ik zou den Zeeuwschen Gereformeerden dominee wel eens willen hooren, die met zijn kennis van de ligging der Oud-Gereformeerden in Zeeland, hun mentaliteit en hun sfeer, wenschen zou, dat zij zonder meer zich morgen allen in zijn kerk lieten inschrijven.

Als het kon zou ik met de Chr. Gereformeerden in heel ons vaderland in goede buurschap willen leven, zooals ik dat vroeger schreef over den vriendschappelijken omgang tusschen de pastores in kleine stad of dorp. Wil men daar met een Synodale Commissie eens over gaan praten, heel gaarne.

Vervolgens herinnert Ds van Dijk aan een artikel van DT H. W: . van d©r Vaart Smit, die erop .ge^ wezen heeft (in Zwijndrechtsch© Kerkbode), dat er tusschen de kerkelijke groepen vaak zoo'n groot verschil bestaat in „mentaliteit" (men kan ook het woord „hgging" met behoorlijke mentale reservatie bezigen). Dr van der Vaart Smit rekende óók met dézen factor, als het ©r om ging, het „getrennt marschieren" van Gereformeerden en Chr. Gereformeerden te verklaren. Ds van Dijk erkent, dat deze factor als zoodanig bestaat^ maar merkt dan op:

Maar de door Dr Smit genoemde mentaliteit dunkt mij is het grootste beletsel om tot een eenheid te geraken, die op den duur geen huwelijk zal blijken van opzichzelf beste menschen, maar die elkaar nooit hadden moeten nemen.

In ieder geval lijkt me een jarenlange verloving niet ongewcnscht, die wat van het wantrouwen, waardoor men elkaar voorheen niet mocht, zal kunnen wegnemen.

Tot zoover de schrijver der Kroniek.

T'egenover dit pleit nu voor een goede „buurmanschap" zou ik plaatsen willen, de ia geen enkel opzicht serieus-paradoxal© bewering, dat in het „kèrk-probleem" de regel moet _geldea, dat een goede buur slechter is dan een verre vijand. Natuurlijk zinspeel ik hier op het bekende spreekwoord, hetwelk zoo komt te zeggen, dat een goede buur beter is dan ©en verre vriend. Ik behoef dus niet op te merken, dat men de schijnbaar paradoxale uitspraak van daareven recht dient uit te leggen, zal men haar niet mis-

verstaan; het spreekwoord zelf maakt de zinspeling wel doorzichtig.

Dat mijn stelling over den goeden buur, die slechter is dan een verre vriend, heusch geen paradox is (al klinkt zij zoo), zou ik kunnen beitbogen. Ik kan 'het evenwel ook illustreeren. Door voorbeelden. Dat lijkt me voor dezen keer beter.

Dus: een paar voorbeelden.

Een man en een vrouw zijn getrouwd. Heusch getrouwd. Dus voor God. Ze krijgen ruzie. Wiaatrouwen. Wegloopen. „Getrennt marschieren" door de stad. Verzekeringen, beiderzijds: hier ga ik, ik mag niet anders, ik kan tenminste niet anders („mógen", dat woord gebruiken ze^ als ze „prrrin-' eipejèel" doen, „kunnen", als ze aan zoo iets als hun „mentaliteit" denken). De heele stad is getuige. Kerkeraad en dominees komen erbij. Ik vraag aan De Wekker, en aan De Saambinder, en ook aan de Kroniek: als de dominee zei: blijft maar „getrennt marschieren", want je kunt in goed© buurschap leven, en als jullie samenkomen, dan begint die mentaliteit wéér te kriebelen, — zou dan die dominee „de breuke niet heelen op het lichtst"? Zij zouden zeggen: houd 'VaSt, 'dotninee, aan het gebod van God, aan'de kracht van den huwelijkseed, en maak niet Gods gebod van samen-wónen krachteloos door de menschen-inzetting van goede buurschap. Hier zou erkend worden door ieder der drie genoemden: een goede buur is slechter dan een verre vijand. Want Jahwe kent volgens Micha 6 slechts r è c h t s ge^ dingen met „Zijn volk", juist wijl het „Zijïi (verbonds)volk" is; het pleit, het twistgeding mag dus niet als rèchtspleit verdoezeld worden. En Zijn rechts handel bemoeit zich óók met het h u w e-1 ij k van de Z, jgnen. Zoolang men (als verlaten mata of vronw) nog een „vijand" heeft (een polemios), wordt er nog geooreloogd, wordt er dus nog gewerkt aan den vrede', is het twistgeding, dat onder de vigueur van Jahwe's RECHT een serieus ding is, ook als serieus erkend (waarom dan ook dat doodzwijgen, dat mij jaren lang heeft tegengestaan inzake Gereformeerd en Chr. GerefO'rmeeird nooit vroom was). Een verre vijand, een polemios, die zijn twist met u volhoudt, die mag in alle punten van het twistgeding misschien ongelijk hebben, maar het niet-meer-twisten is, zoolang het rechtsgeding onopgelost bleef, zelf het grootste ongelijk: wijl het Jahwe om Zijn voeren van een proces (Micha 6) in Zijn aangezicht bespot.

Nog een voorbeeld? Goed; ik kies er üians één, niet uit een mogelijk geval tussehen twee mènschen, maar uit een concreet-histórisch geval in een gemeente van door Christus ten eeuwigen leven in kerkinstituut vergaderden: e gemeente van Korinthe. Daar waren schisma's; en ik kies ook hierom dit voorbeeld, omdat De Wekker (zie De Bazuin van 30 Juli 1926) er eens (na Assen!) bezwaar tegen gemaakt heeft, dat „vooral de leiders in de Geref. Kerken" (aldus de Wekker-redaeteur) zich van het woord „schismatiek" bedienden, o.m. ter aanduiding van (wij citeeren weer letterHjki dezen Wekker-redacteur S. tC' A.) „de Geref. Kerk van Amsterdam-Zuid buiten het verband der Greref. Kerken" (!). De Wekker meende^ dat het woord „schisma" in Paulus' brief aan de Korinthiërs slechts een scheuring bedoelde IN het kerkverband, niet daarbuiten. Zoodra een groep (b.v. de Chr. Geref. Kerk) buiten het kerkverband kwam te staan (b.v. op de manier van de goede „buurschap" a la Ds van Dijk) mocht men ze niet meer schismatiek heeten, wijl schisma slechts beteekende: en scheuring IN de gemeente, zonder kerkverbandverbreking. De Wekker oordeelde, dat men zich aldus in het ^gebruik van dit woord hetzien moest, vooral in de Geref. Kerken. Wij citeeren weer letterlijk: Vooral, wanneer wij, g e^ lijk in de Geref. Kerken wordt gehuldigd, !) het standpunt der pluriformiteit innemen, moest men toch heel voorzichtig zijn met dat woord schisma". Tegenover De Wekker wees ik er in gemeld Bazuinnummer op, dat Paulus in 1 Kor. 1:11 constateert, dat er „twisten" zijn („erides"), en dat de apostel nu in vs 10 de hoop uitspreekt, dat deze „twisten" („erides") geen „scheuringen" („schisma's") mogen veroorzaken; ik meende, dat daaruit bleek, dat „schisma" wel degelijk een scheur kan aanduiden, die tussehen bepaalde in afzond e rl ij k e instituten vergaderde groepen van geloovigen heenloopt (m.a.w.: at men een samenleving in de besproken „goede buurschap" in veel gevallen MOET blijven noemen: chismatiek).

Achteraf doet het me nu genoegen, dat de in 1932 verschenen Kommentaar van Pïof. Grosheide over 1 Korinthe mij hierin gelijk geeft. Wp lezen daar (bl. 53) voor „schisma" deze vertaling: cheur, Matth. 9:16, dan meeningsverschil, SCHEIDING. „Meeningsverschil kan licht tot verkeerdheden leiden, bepaald tot scheiding, EN ZOO WAS HET BLIJKENS HET. VERBAND TE KORINïHE". wpj was de gemeente nog niet uiteengevallen (bl. 55), maar (Bazuin) de apostel vreest juist, dat er schisma's (kerkverbandverbrekingsdaden) uit zullen voortkomen.

En wat doet hij nu?

Constateert hij, dat er tussehen de twistenden verschil van mentaliteit is, en adviseert hij dan tot een samenwoning in goede buurschap? Of houdt hij voor zulk een buurschaps-relatie als ultima ratio een open plekje in zijn betoog? Er zou aanleiding voor zijn, want, terwijl de mentaliteitsnuances, die men anno 1933 in buur-en buurt-schappen hier en daar wil fixeeren, feitelijk slechts een kwestie van leiders en leiding is, en het volk voor een groot percentage er niets van wéét, anno 1933, daar kon Paulus tot Korinthe zeggen, dat ELK der Korinthiërs een der vier leuzen aanhief, die in de gemeente' werden aangeheven (Komm. Grosheide 57/58). „Men schaarde zich op subjectieve gronden achter iemand, terwijl daar... objectief geen 'reden toe was Zulk ruziemaken was in de Grieksche democratisch bestuurde steden ^) aan de orde van den dag. Men bracht het over in de kerk", zegt Prof. GrO'Sheide', bl. 58. En het lijkt alweer bizonder veel op de door Ds van Dijk terecht geconstateerde aanhankelijkheid van den één tegenover A, van den ander ten opzichte van B. Het was daar in Korinthe een „al hooger grijpen" (Gr. bl. 61), er was , j'een streven om het steeds hooger te z0'e^ ken" (bl. 58). De een ging m'et de jongste be'weging mee (ApoUos, Kuyper), de ander wilde „den stichter der gemeente trouw blijven" (Paulus, De Cock, „wij bhjven 34-ers", bl. 58).

Maar, nog eens, wat doet Paulus nu?

Hij houdt ze niet vast, daar in Korinthe, bij hun „mentaliteit", en niet bij een of ande'ren „oudvader", maar gaat terug naar het kruis van Christus, dat allen ve'rbinden wil, en naar den doop, die alle „buurschap" toeroept: ik ken u niet. En hij beveelt hun met zijn apostolisch gezag, „dat ze hersteld moeten büjven leven", hetgeen gebeuren zal, „als bun verstand, dat altijd in actie is, steeds op dezelfde wijze oordeelt, als (dienteng'evolge) hun ge^zindheid zich op dezelf'de wijze over bepaald© ding-en uit" (bladz. 53). Verscheidenheid keurt hij goed, het zich tegenover elkaar stellen verkeerd (54). Hij geeft niet eens aan (geen „Realpolitik" dus!) „op welke wijze men tot eenheid komen moet (denk aan Ds van Dijk: zooveel jaar verloofd zijn, nadat het huwelijk ec'rst ontbonden is... om dan weer eens te trouwen^ zie boven).

Waarom doktert Paulus zóó niet?

Omdat hij geen récht heeft, tegen een zonde te doen, alsof ze ziekte was. Een ziekte wordt bedokterd, en een aarzelende hef de, die nog geen „ja" zei, zoekt verloving. Maar een zónde wordt in den wortel veroordeeld, de wortel wordt telkens blootgelegd, en een ontbonden huwelijk wordt geen tweede verloving, doch ©en onmiddellijke terugkeer bevolen. „De eenheid is er, wanneer de gedeeldheid bestreden wordt en verdwijnt", (bladz. 54).

Op dat voortdurend hamerC'n op de onzinnigheid der scheuringen komt het dus aan; het zooeven geciteerde woord van Prof. Grosheide ZO'U ik uit diens kormnentaar, en uit Korinthe, naar de Zeeuwscbe plaatsjes willen brengen, waarover Ds van Dijk spreekt, en naar Apeldoorn, en naar Rotterdam, en naar Amsterdam. „De twisten hinderden Paulus bizonder, te meer, omdat de oorzaak niets om het lijf had. OM NIETS verbrak men de eenheid der gemeente. EN DAT stelt Paulus in dezen op ETHISCH TERREIN LIGGENDEN BRIEF voorop... omdat 'de Korinthiërs voor deze zonde ... zelfs geen oog hadden, heel niet dachten, dat ze zondigden, en daaraan moesten worden ontdekt" (67/8). Paulus zag in heel dit zich naar menschen noemen (naar Kuyper, De Cock, Wisse Sr) „de wijsheid der wereld"; deze werd in Korinthe „ontzien"; het twisten was „symptoom van het ©eren van wijsheid van menschen". „De eenheid, die er in Christus is, moet zich ook in het optreden der gemeente openbaren". „Gij zijt van Christus, en Christus is niet toebedeeld", zoo vertaalt Prof. Grosheide, tegenover de Statenvertaling, die zegt, dat Christus niet „gedeeld" is.

Meer voorbeelden behoef ik niet te geven. Want we zijn m'et dit tweede midden in de zaak zelf gekomen. O neen, ik wil niet van een principieel verschil tussehen Ds van D'ijk en mij gesproken zien, en waarschuw ertegen, zoo iets van dit meeningsverschil (niet eens een „twist", laat staan ©en „schisma") te maken. Ik herinner me zeer goed, dat ook Ds van Dijk komen wil tot eenheid... op den duur. Maar ik kan die buurschap-theorie niet aanvaarden, en evc'nmin die jaren-lange „verloving". Christus is niet „toebedeeld"; Hij wil de Zijnen Zich (3e naamval) tot een gemeente VERGADEREN, e'U geeftacb niet aan goede^fcuurscnappen' weg. Niet toebedeeld i s C h r i s t u s; ik wilde wel, dat ik deze vertaling een paar weken eerder getezea had; ik zou mïjix pas gehouden preek over de ge^ meenschap der heiligen nog weer anders hebben opgezet, dan ik nu deed.

Laat ons erop blijven hameren: de verschillen zijn zin-loos. En op dat punt moet m'en de zaak aanpakken; dat telkens weer te toonen, was mijn bedoehng, vóórdat Prof. Grosheide in zijn kommentaar het zóó fijn en nadrukkelijk als eiscb op ethisch terrein gepredikt had. Het ko'mt op dat hardnekkig afwijzen vaa de objectief gepretendeerde meeningsverschillen, als mochten ze ooit tot scheuren binnen eenzelfden belijdeniskring leiden, telkens en telkens weer aan.

De „mentaliteit" der menschen moet ons daarbig niet tot directief gaan worden.

Want als we dat toelaten, miskennen vrij het wezen der kerk, en doen wij t© kort aan 't bij ons vereis ebt© gelóóf, dat Christus met Zijn kerk heusch KAN bereiken, wat Hij Zich tot doel stelt. Hij heeft de kerk immers gegeven, ©n vergadert haar, omdat zij juist zijn moet ©en gemeenschapshuis voor menschen van allerlei ras (het antisemitisme!), ' stand, klasse, rang, ontwikkeling, smaak, en oo-k.... mentaliteit. Kerken als „buurschappen" van elkaar erkennen om redenen van „mentaliteit" is dus precies even ongehoorzaam als, laat ons zeggen: ©en buurschap vaat „D '6 u t s c h e Christen" te stellen naast een andere buurschap van christenen, die uit het Jodendom bekeerd zijn.

En bovendien is het gladw& g onmetelijk. Men zou no'g kunnen denken over buur(t)s chaps vorming naar ras, klasse, sexe'j leeftijd, ontwikkeling. Maar men kan het niet naar „mentaliteit". Wat is dat voor ©en ding? De „ligging" van vele „kersteniaansebe" individuen is er ook bij velen, die Zondag naar mijn preek zullC'n luisteren; mag ik nu gelooven, dat ze eigenlijk maar naar ee'n andere waardschap verhuizen mo©st©n? Aan den anderen kant: ik heb wel eens gelogeerd bij Oud-Gerefo'rmeerden. Toon, beschavingspeil, dogmatische houding waren er soms zóó, dat ik z© graag na een grondig gesprek over de kerk, misschien ook over de politiek, in d©n kerkeraad had. Bjj ons dan, wel t© v©rstaan. Dacht men, dat de „mentaliteit" bij de Chr. Geref. groep in Middelhamis, toen ze. ontstond, zoo was als in ApeldoO'rn? Gelooft men niet, dat er predikanten in de z.g. Oud-Geretormeerde Gemeenten zijn, die dogmatisch tienmaal gezonder zijn, en ook beter leiden, dan heel wat Chr. Geref. predikanten? Ik ken er ©nke'lén uit persoonlijke gesprekken, en heb op dit punt gee'U twijfel.

Of er niet narigheid komen zal, indien wij vereenigen? Ik schreef voor enkele weken reeds: vast en zeker. Het zal tientallen jaren duren, eer we den vrede hebben, en eindelijk eens rijp worden voor bet behandelen van heusch© kwesties, indien we met ©'Ikaar gaan samenwonen. Maar die komende misère mag ons niet afschrikken. Zelfs de antipathie tegen het publiek© doen van bepaald© personen mag ons niet v©rhinderen.

De kerk is ér, om narigheden van personen! te genezen door bet Woord, eo. in gezonde samenleving. Buur(t)schappen worden er broedplaatsen, en promotiegelegenheden voor. Daarom •moeten we alleen maar weer naar de objectieve belijdenis vragen, en geloO'Ven, dat die het winnen zal van all©rlei In-oms en verdraaids. En ook, dat die een gezond© groepeering geeft. Maar als we van "de buurschap-idee een onge^ schreven belijdenis maken, dan taseeren we ons op allerlei kroms en verdraaids, sanctioneeren het, al is het ook tijdel^k, en bij wij'ze van overgang.

Maar beide zijn ©en vergissing. Theoretisch, practisch.

Theoretisch vergist men zich, als men zegt: lechts lij'delijik wil ik de buurschap-theorie doen gelden. Buren moeten hun leven laug buren blijven; maar getrouwde lieden hun leven lang getrouwd. Eén dag, één maand in, goede buurschap naast elkaar, dat is voor getrouwden slechter, dan eiken dag een heftige brief uit de verte. Want in het laatste geval siddert ten minste nog de onrust, die geen vrede heeft met de schending van .Gods geboden; in het eerste eivenwel heeft men de gehoorzaamheid voor een poosje vacantie g^even. Als men dan toch Davids uit 1 Sam. 21:8 bekende uitspraak; dat de zaakl des konings haast heeft, misbruiken wil, door van Davids jokkentje (om brood te krijgen) een geïnspireerd bijbelwoord, van koning Saul den Heere God, en van een gefantaseerd staatsbelang van Saul heel de zaali van het Rijiksgebod van God te maken, laat men het dan over de heele linie doen. De zaak van de kertelijke zonden in Nederland heeft haast; de broeders moeten niet in goede buurschap voor ©nktele jaren „vaJet" geven aan de wet, die zegt, dat ze heden kunnen sam'enwonen (de kerk als geschikt gemeenschapshuSs Voor allerlei mentaliteiten is GE-LOOFSstuk), en dat ze daarom, die GENADE aangrjijlpende, het ook doen MOETEN. De dominees kunnen zoo heel erg toomen tegen het niet-aangrijpen van Gods genadegaven. Maar die

toom ontbraade ook eens, o Christelijik-Gereforme«rde, en Gereformeerde, en Kersteniaansche, en Pniëlscne lieden, tegen het niet-aangrijpen van de uit genade gegeven, voor het geloof a priori vaststaande, genadege^chenken, die de heilige. Katholieke, tot één instituut jagen moetende Kerk maken tot DE gemeenschap in deze wereld, tot het altijd geschikte, wijl voor God geschikt makende, instituut van eenheid voor rassen, talen, tongen, mentaliteiten, klassen, beschavingspeilen, en wat dies meer zij. De kerk is er juist, om de „pluriformiteit" der natuur te verhinderen, vanwege de zonde uiteen te vallen in pluraliteiten van rassenhaat, talen-uitsluiting, of van de separate stichting van telkens nieuwe mentaliteitsöarakken, klasse-socieleiten, beschavingsclans.

En practisch vergist men zich óók, als men zegt: slechts om den overgang te vinden tot de komende eenheid willen wij hen, die voor God eens getrouwd zijn geweest, en toen uit elkaar geloopen zijn, weer in buurschap doen samenleven, ein dan weer tot een jarenla; nge (bij voorbaat als jarenlang aangekondigde) „verloving" brengen, of ze nog eens komen mochten tot een tweede huwelijk .... alsof het eerste .(desneen) ooit wettig, d.'w.z. naar Gods wet, ontbonden was. Want die aparte mientaliteit wordt juist in haar eigenaardigheid, straks eenzijdigheid, gekweekt door het leven in buurschap. Het is een oordeel van God, dat in ons land de kerkelijke kranten tegen elkaar zóó' liegen móeten, om zich overeind te iiouden. Maar het is ook tééken. Het is teeken van de waarheid, dat men buurschappen-sepai-atie nooit gioedpraten k a n met , , de waai*heid Gods", en daarom het dóet met „menschelijke, wereldsche wijsheid" (Korinthe). Maar juist in kerkinstituten, die de gereformeerde belijdenis volgen, zal de tragedie altijd weer zijn, dat men tracht, zijn wereldsche wijsheid als Goddelijke aan te dienen. Ipimers, — anders doende, zou men zijn karakter als kerk geheel en al prijsgeven.

Indien hel God behaagd had, medicijnen voor de zielen te bereiden buiten Christus' kerkvergaderend werk óm, dus in een van het kerk-instituut los slaand apotheekje, dan zouden we zeggen: graag den weg van Dis van Dijk op. Maak de lieden eerst betei-, en breng dan de gezonden in dat nette huis van nette, gezonde lieden: de kerk. Maar ik kèn geen kerk van nette, gezonde menschen. Ik ken slechts de kerk van zulkan, die in beginsel zijn gebracht tot leven en tot eeuwige jeugd, maar die voorts met duizend kwalen, duizend dooden te sti-ijden hebben. Ze moeten dat Ie eren door het Woord. Dat Woord wordt hun gebracht in en door.... de kerk. Dus is de kerk geen lichaam, dat de zieken eerst laat sturen naar een verre apotheek, maar ze heeft de medicijnen zelf onder haar berusting. Natuurlijk zijn. D's van Dijk en ik het hierover volkomen eens. Maai" m.i. volgt er , uil, dat een „apotheek", die een buurschaps-kwaal bestrijden, moet, zelf geen buurschapsbroedplaats mag zijn; is ze het, dan kan ze op het kardinale punt niet genezen.

Een goede buur is daarom slechter dan een verre v ij a n d. We haten den oorlog, maar haten nog meer het doodzwijgen van het twistpunt in een „goede" buurschapi. Wie geven elkaar graag een goeie sigaar (denk aan die dominees uit de Kroniek, die elkaar op de dorpen, en heusch ook wel in de stedeni, met genoegen ontmoeten, ze zijin dan ook volgens het kadaster buren, en hebben dus burenplichten). Maar behalve een goeie sigaar geve de een den ander ook een duidelijk woord over de ellende, waaruit hij( verlost moet worden, in dit geval: de s c h i s - m a t a, èn het verdragen van de schismata.

K. S.

Prol Visscher over samenwerking.

Prof. Visscher heeft weer een ai'tikel gevuld met onware woorden; we komen er op terug, naarwe hopen. Reden: zie boven.

K. S.

Het Reformatorisch werk onzer Eerken. (II, )

Zullen we zoo, wat de drang tot eenheid in het kerkelijk leven aangaat, alleen dan verder komen, indien er bij ons de bereidheid is om deze kwestie in gebondenheid aan den Koning der kerk principieel onder oogen te zien, zonder van te voren te vragen naar de mogelijke resultaten van ons uit dat beginsel opgekomen pogen, niet anders is het met andere reformatorische pogingen, waarover rapporten en voorstellen op de tafel van de Generale Synode komen.

Daarbij valt wel allereerst te denkeu aan het rapport over de uitbreiding van den bundel «yan eenige gezangen.

Men kan het in dezen tijd betreuren, dat onze vaderen den bundel, dien wij achter de Psalmen bezitten niet alleen maar genoemd hebben: Eenige Gezangen, maar dat ze die gezangen alzöo ooi niet genummerd hebben. Wij waren misschien al een heel eind verder, als de dominee niet moest opgeven: De Tien Geboden vs 9 bijv., maar, wat evenzoogoed zou kunnen: Gezang 1. Niet weinigen jaagt men den schrik op het lijf, louter met het woord „gezang" en toch zingen dezulken heel stichtelijk, zonder eenig principieel bezwaar: den Morgenzang, Gezang zooveel uit den bundel Gezangen, waar wij nu eenmaal geen bezwaren meer tegen hebben.

Alleen, nu moeten zulke menschen door eerlijke voorlichting geholpen worden.

Nu zou het al heel best zijn, als we eens gingen ophouden met het debatteeren en bespreken van de opgenomen liederen. NatuurUjk is het zoo, dat er altijd betere en andere liederen te kiezen zijn. Doch, dat blijft zoo en waar we in een onvolmaakte bedeeling leven, daar blijft dat zoo tot het einde der dagen en zoo komen we dus nooit aan een daad toe. Vanzelf is het zoo, dat elke andere samengestelde commissie het weer anders gedaan zou hebben. Het persoonlijk oordeel zal hier wel verschillend blijven. Zoo komen we evenwel geen stap verder. We laten de kwestie op deze manier vastloopen op bijkomstige dingen. Niet te miskennen valt, dat er klassieke liederen getozen zijn.

En wie zoo tegenover de kwesties gaat staan, die moet toch wel moeite hebben om psalmen te laten zingen ook. Er is toch wel een andere en op niet weinig punten beter© berijming mogelijk, dan wij op dit oogenblik hebben, maar, zoolang we niet anders hebben, zingen we toch maar liit onzen Psalmbundel, zooals wij dien hezitten. En als onze bezwaren ten opzichte van de berijming eerlijk gemeend zijn, dan zullen we door prediking en onderwijs pogingen doen om dat de gemeente te doen zien en zoo mee arbeiden aan een verbetering in de berijming, waarom we den Heer© dan ook eerlijk vragen kunnen en mogen.

Gaan we onze besprekingen aan dat alles vastmaken, dan kunnen we in het afkeuren van den ons aangeboden bundel mooi gelegenheid vinden» om de principiëele vraag, waarover het in deze materie gaat, toch heimelijk heelemaal te laten rusten.

Gaan we de kwestie principieel onder oogen zien, dan vervalt ook heelemaal de vraag, wat w© in dezen doen moeten in verband met het - zoeken van eenheid met andere kerkelijke groepen, die met ons dezelfde belijdenis hebben. Hebbem we hier te doen met een kwestie van beginsel, en dat is altijd een kwestie uït den Geest, dan behoeven we niet bevreesd ie zijn, dat het aanvaarden op den duur een sta-in-den-weg tot ivereeniging zal zijn. Die anderen moeten dan by de doorwerking van het beginsel op hetzelfde punt uitkomen, als wij en het is zeker niet plicht, dat wij ons op reformatorische wegen laten ophouden. Het is al meer gebeurd, dat men in andere kringen bezwaren had, tegen sommige dingen van ons en dat men die bezwaren toch later heeft losgelaten.

Het gaat om deze vraag: Zijn we met deze dingen op oen wQg van reformatie, ja of neem? Worden in dit alles onze Kerken door den Geest geleid of is hier het pogen van den Satan onze Kerken van het rechte spoor af te dringen? Is dit alles in zijn pogen uit God of uit Satan? Als het uit God is, dan kunnen we verschillen over het moment van invoering, maar dan hebben we hier allen reformatorisch in het midden der gemeente te arbeiden. Is het uit Satan, dan moeten we niet strijden met practische bezwaren; liiet met de vrees voor gedeeldheid in eigen boezem; niet .met de angst om een paar leden kwijt te raken aaax-eeïii' andere kerkgroep, want degenen, die wij nu om id© gezangen zouden kwijtraken, die verliezen we dan toch na verloop van tijd op .een ander punt; maar dan moeten we hier om Gods wil waarschuwen en de kerk de zonde en de ongerechtigheid aanwijzen, aan welke ze zich zou schuldig maken in het zingen van gezangen. De kerk moet iets of mag iets niet. Daar ligt toch goed gezien nietsi tusschen. Dan mogen we ons ook geen oogenMifc van de kwestie afmaken, want naar welken kant we het dan ook oj)lossen, we moeten er wat mee. En zij, die om de gezangen vandaag vreezen voor gedeeldheid in de eigen kerk, zij mogen zich wet ernstig afvragen, of zij van hun kant ; alles gedaanhebben om die gedeeldheid te voorkomen. Dat er gedeeldheid komt, kan ook bet maaien wezen van datgene, wat sommige leiders hebben ge; zaaid i) en dan is de vrees voor gedeeldheid toch .yveei* allesbehalve eerlijk en geestelijk, wijl men niet vreezen moet voor iets, dat men eerst zelf heefS gewild. Een gedeeldheid, die de dominees heel gemakkelijk in het leven kunnen gaan roepem, als zij zich gaan laten verdeelen in dominees, die , uit den bundel laten zingen en zij, die het niet doen. Doch, dan wordt het voor sommigen wel heel moeilijk de zaak van eigen kerkehjk© eenheid in heit gebed te betrekken.

Het beginsel moet beslissen. Hier is eisch of verbod. Roeping of geestelijk gevaar. En weer, wij zullen niet verder komen, als we om de dingen heenloopen en we komen pas tot eerlijke en geestelijke oplossing na het zuiver stellen van de kwesties.

En dan gaat het toch eigenlijk maat om één vraag: Heeft de gemeente de roeping ook te zingen in de taal der vervulling, ja of neen? Moet de gemeente in haar lof ook betrekken de groote heilsfeiten van de kerk en dat in de taal van het Nieuwe Testament, .gegrepen uit de gedachte van d© vervulling, ja of neen? Moet het Lied van het Lam, dat geslacht is, tot den hemel wachten of moet dat hier reeds op aarde worden gezongen? Zoekt de Heere hier den lof van Zijn volk of is de Heere tevreden, dat bet volk, dat wandelt naar Zijn bestel in het volle licht, alleen maar het lied der scjhaduwen zingt?

K. S.

Dat is de vraag, waarover te spreken is; die onder pogen gezien moet worden. Hier moet ieder zich een houding bepalen. En dan moet men dat losmaken van de gezangen-'kwestie uit de vorige eeuw. Het feit, dat onze vaderen geprotesteerd hebben tegen een bundel, die om den geest, dien die bundel ademt, ook niet anders dan protest behoeft, wil niet zeggen, dat men zoo maar zonder meer onze vaderen bezwaren in de schoenen mag schuiven tegen het zingen van het Schriftuurlijk lied. Ze zijn, wat een verbeterden bundel aangaat, voor die kwestie niet geplaatst en zij hadden met ander toen dringend reformatorisch werk de han^ den te vol, dan dat ze aan i'deze dingen voldoende aandacht zouden hebben kunnen wijden. En ze hebben toch stichtelijk en zonder bezwaar gezongen uit den bundel, dien wij bezitten. Het is troujwens altijd een gevaarlijk ding om met een beroep op de historie reformatorisch pogen tegen te. honden. Het juiste zien van de historie, die God met Zqn kerk houdt, bedoelt juist den zin tot refiormatie in Zijn kerk te prikkelen.

Als we zoo de kwesties gaan stellen, dan hebben we ook den moed om door te tasten. Dan is vrees niet meer onze raadgeefster. Dan durven we veBderj omdat we weten verder te-moeten en - dan laten we do uitkomst van ons pogen, dat een pogen is in Zijn Naam, verder aan den Heere oveir.

We moeten wel oppassen immers hiervoor, dat we niet praten over reformatorisch werk en dat we intusschen alle j)ogen om er i-ets van te ver-» werkelijken gaan tegenhouden. Bij het zuiver stellen van de onder ons beerschende vragen en'kwesties is er zooveel. Er is nog werk genoeg. Er valt te spreken over een nieuwe bijbelvertaling; over een verbeterde psalmberijming; over uitbreiding van belijdenis, enz.

We zullen alleen maar wat vermogen, indien er bij ons de bereidheid is, de kwesties principieel in gehoorzaamheid aan te pakken. Dan zaïl er ook wat gebeuren.

Velen zijn bang bij het invoeren van wat nieuws een bepaalde groep in onze kerk te vervreemden van de kerk. Nu kunnen we wel uït vrees voor verlies van sommigen all© reformatorisch pogen stopzetten. We mogen ons daarteg-enovet wel eens afvragen, of we zoo niet het gevaar loapen een ander deel van ons te vervreemden, dai uit waarachtigen drang des G-eestes sympathiek staat ten opzichte van alle waarlijk geestelijk reformatorisch pogen. We moeten er voor waken, dat we niet alüjd offers van één bepaalden kant gaan vragen.

Laat er bij ons het gebed zijn, dat de Greest de komende Synode leide en dat uitgebannen worde aUe overweging, die omgaat buiten de leiding des Geestes en die daarom alleen uit 't vleesch opkomt.

Alles, wat uit bet vleesch is, dat is zonde. Maar, al wat geschiedt en besloten wordt uit den drang des G-eestes, die ons altijd alleen maar leven üoet in strikte gehoorzaamheid en in absolute gp'bondenheid aan het Woord, dat moet onze Kerken ten zegen zijn.

F. A. DEN B, OEFT.


) Het IS leerzaam, in 1933 dit Wekker-woord uit '26 nog eens te lezen. De „pluriformiteit" wordt iiier aan de Geref. kerken verbonden. Men krijgt zoo den indruk, dat de Chr. Geref. Kerk deze niet „huldigt". Later, toen De Heraut over de „ware kerken" schreef (blijkbaar, en ook, als ik me wel herinner, met zoo veel woorden dit zeggende, onder invloed der pluriformiteitsgedachte), meende De Wekker dit pluriformitëits-thema achter De Heraut aan te kunnen keeren tegen De Reformatie Vaste leiding?

') En men denke hier aan de democratische Nederlanders van vroeger en van nu. — K. S.

') Het zij me vergund, hier even een hartelijk „amen" opte zeggen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 juni 1933

De Reformatie | 8 Pagina's

KERKELIJK LEVEN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 juni 1933

De Reformatie | 8 Pagina's