GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

KERKELIJK LEVEH

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KERKELIJK LEVEH

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Genegeerde onderscheidiiigen. (IV.)

We komen weer wat nader bij de kern der dingen, als we het vervolgens ©ven hebben over de door den heer Bruins bij mij beweerde inconsequentie aangaande de al-of-niet-wenschelijkheid eener Geref. Radiovereeniging.

De heer Bruins vindt mij hierin weer allerwo'nderlijkst tegenstrijdig. Eenerzijds heb ik in een klein tusschenzinnetje laten doorschemeren, dat ik er nog niet zoo vast van overtuigd ben, dat een a f z o n d '6 r 1 ij k optreden der Gereformeerden in de radio-uitzending zou te begeeren zijn; ©n and©rzijds merkte ik op, 'dat ik graag zou meewerken, indien d© heer Bruins kans zag van den minister van Binnenlandsche Zaken zendvergunning te verkrijgen voor ©en Gereformeerde Radio-vereeniging. „Wat heb je nu voor houvast in een dergelijk debat? " roept de geachte schrijver uit.

Ik zou willen antwoorden: zooveel houvast, als men maar wil. Want ieder begrijpt, dat, INDIEN de minister zendverlof gaf aan een speciale g e^ reformeerde radio-vereeniging, hij dit alleen DAN zou doen, indien hij OOK aan niet-gereformeerde vereenigingen verlof gaf. B.v. aan kerkelijk-Hervormd© of aan Luthersche. Of aan Maranatha-chiliastisch©. D© minister zou natuurt ij k ni©teen ntionopolie geven aan de gereformeerden; de overh©id heeft met het volk te maken. Zou dus die minister zulk verlof geven, dan was de radio vast en zeker uitermate gespecialiseerd; en dan zou ik natuurlijk, gelet op den loop der dingen, er onmiddellijk toe meewerken, dat, waar zooveel stemmen spreken, " de gereformeerd© niet op het appèl ontbrak.

Maar dan zou die loop der dingen niet door mij, doch door den minister zijn bQpaald. M.a.w., dan zou een toestand geschapen zijn, dien ik te aanvaarden had, zonder nog daarmee uit te spreken, dat die toestand mij zelf begeerlijk scheen.

Van de door den heer Bruins met zooveel aplomb bewe©rde inconsequentie bestaat dus schijn noch schaduw. Ik zou vandaag er niet aan denken, den minister een petitionement voor te leggen, met de bede tot zendvergunning aan een aparte gereformeerde radio-ver©eniging. Want ik gevoel er niets voor, de eenheid van ons volk, die toch reeds al te zeer verscheurd is, nog meer te verbreken. Kan men op radiogebied samenwerken_^ zonder dat het principe der samenwerking den beginsel-eisch in het nauw brengt, des te beter.

D© heer Bruins zou dat begrepen hebben^ en als ©en volkomen consequent© houding hebben verstaan, indien hij niet de in ons voorgaand artikel geconstateerde dwaasheid had begaan van ; t© beweren, dat men door samenwerking op radio-gebied wederzijds de verkeerde toestanden „saaktioheert", 'di© b.v. op kerkelijk terrein bestaan. Zulk ©en ^

„alles sanktioneeren" beteekent practisch niets meer sanktioneeren, doch alles blauw-blauw-laten. Sanktioneeren is alleen mogelijk daar, waar men een maatstaf van „sanktie" overhoudt, en gebruikt. Waar men dus hier „zegent" en daar „vloekt". Juist omdat ik mij het recht niet ontnemen laat, op niet-radio-ierrein te „vloeken", wat velen doen met wie ik op „radio-terrein" samenga (gelijk ik hetzelfde van die anderen ten aanzien van mij verwacht), juist daarom kan ik de terreinen onderscheiden., en krachtens deze onderscheiding er stichtelijk voor danken, de „kerkelijke madiinerieën" 'aan te zetten o, p niet-kerkelijke vloeren, in, niet-kerkelijke werkplaatsen.

Heeft de heer Bruins nu houvast? Indien ja, wat ik hoop, dan zal hij meteen begrijpen, waarom ik onlangs in het door hem geciteerde „Reformatie"-artikel de N.C.R.V. (na den Apeldoornschen landdag) met zooveel „reserves" feliciteerde. „Wat een reserves"! roept de heer Bruins uit.

Ja zeker. Wat een reserves! Want het zou wel eens kunnen zijn, dat juist degenen, die de N.C.R.V. zóó beperkt zien in haar kunnen en mogen als ik het doe, het nuchterst, en daarom het „koppigst" 'haar positie willen helpen verstevigen.

Er zijn ook lieden, die van de N.C.R.V. een soort van „hoven-kerkelijk" instituut-van-stichting willen maken, een soort van „bóven-kerk". Liefst met een „boven-blad".

Maar daarvoor beware ons God.

Want de N.C.R.V. wordt niet geholpen door een geest, die haar wil laten doen, wat „der kerk" is. Laat de kerken zelf haar zonden belijden, haar leven beteren, haar onnoodige scheuren heelen, omdat God het wil. D'an zal de saneering van de kerken ook het leven en werken der N.C.R.V, ten.goede komen. Dan komt er bekeering, en.dus ook cultuurzuivering, in den wortel. En meer ware cultuurkracht. Maar als men de kerken laat voortmodderen in het moeras van valsche probleemstellingen, ijdele debatten, schemerige leuzen, wereldsche zelfhandhavingskunstjes, en dus daar alles maar laat bij het oude, om dan een soort van boven-bouw tè zoeken in een algemeene boveakerkelijke vereeniging met een hoven-kerkelijk blad, dan blijft de dood aan den wortel knagen. Dan zijn we een stuk verder op den weg der verwereldlijking. Dan hebben we nog meer terreinen dooreengehaald, dan we reeds deden, en de kerk nog dieper het slop ingewerkt, dan ze reeds door onze schuld er in geduwd was. Dan hebben we de kerken verklaard tot , , heilige huisjes", en de N.C-R-.V. zou dan ons „heilige huis" worden. Ons stichtelijke eënheidshuis. Maar we zouden met dat al hebben voortgebouwd op een toestand van kerkelijke zonden, die we niet wilden verbeteren. M.a.w. we zouden de , „hei]igheid" hebben tegengestaan. En waar de „heiligheid" wordt losgelaten, daar blijft geen. „heilig huis" meer over.

De practijk bewijst trouwens, dat zij, die zoo gemakkelijk die „heilige-huisjes-braak" aan de N.C.R.V. willen opdringen, altijd achteraan komen, als het op werken aankomt. Geen wonder: hun geest is die van een christelijk-getinte A.V.R.O.mentaliteit. En deze geest kan niet offeren, niet bouwen. Nog vandaag houden velen van die groep zich afzijdig tegenover de N.C.R.V., omdat het „cultureele" peil eerst stijgen moet, eer zij de , , christelijke" vaan gaan volgen, wijl zij cHristelijk is.

Maar wie hebben indertijd het werk aangepakt? Zij, die van ouds geleerd hadden, dat Gods eer in alles erkennina vraagt. Zij die van ouds geleerd hadden, zuinig te zijn met het invectief van geestelijk bloedarme lieden, die zoo gemakkelijk op „heilige huisjes" afgeven. Zij, die Gods heiligheid in hun „huisjes" bevend erkenden, en zoo Gods HUIS wilden bouwen in het concrete, door Hem ons als werkterrein gewezen, menschenleven. Zulke typen zijn begonnen. Zij wisten alles van den schoolstrijd, en alles van den kerkstrijd. En alles van de onderscheidenheid der terreinen. En juist omdat zij weigerden, een radio-vereeniging te te laten treden in de rechten en plichten der kerk, juist daarom konden zij, krachtens deze hunne onderscheiding van de verschillende levensterreinen met volle handhaving van hun bezwaren tegen het k e r k e 1 ij k optreden van anderen, toch royaal pleiten vóór een eerlijke plaatstoewijzing aan de onderscheiden volksgroepen in VOLKSverband. Want zoodra wij met den minister en zijn subsidie te doen hebben, zijn we op zijn terrein gekomen.

Laat de heer Bruins wat voorzichtiger omgaan met de „reserves", die ik heb in mijn gelukwenschen aan de N.C.R.V. Want zonder die reserves raken we in den roes eener christelijk-getinte A.V.R.O.-mentaliteit. En die zal straks niets eigens meer doen, want die werkt niet voor God, doch zet den mensch, als object van „religieuzestichting", in het middelpunt. Zulke afgoderij verarmt.

Van de Erenerale Synode. (IV). K. S.

Na de door ons reeds genoemde en besproken onderworpen trok vooral het punt der evangelisatie de aandacht. Geen wonder ook. Zien wij de dingen juist, dan viel er op dit punt zelfs óók deels een ónzuivere eii ongezonde belangstellingsspanning te constateeren. Het fijne puntje der „samenwerking" immers was in geding bij deze evangelisatiedebatten. Bovendien lag er een bepaald incident (Deventer, met veel _protest en geschrijf en gewrijf), dat sommigen wat te zwaar op de maag drukte; een gevolg, gelijk zoo dikwijls, van het dooreenhalen der kwesties van personen of zaken, van goede bedoelingen of primcipiëele richtingen, van ^, zielscontact" of Geestesopmarsch. Het was dus te begrijpen, dat met bizondere belangstelling, hier en daar zelfs met een Argus-oog, gelet werd op wat de Synode zou doen.

Welnu, het verblijdt ons, dat haar met groote meerderheid (45 tegen 10) genomen besluit een rechtvaardiging inhoudt van wat ons blad heeft betoogd, in dezen. Immers, uitgesproken werd, „dat van volledige samenwerking met anderen — niet-geref ormeerden —geen sprake mag zijn, waar het evangeliseeren bestaat in of gaat gepaard met prediking van het Woord Gods".

Dit is het beslissende punt. Het is ten overvloede in de discussie nog eens als zoodanig met bizondere klem naar voren gebracht, toen n.l. opgemerkt werd (door 'den rapporteur, Prof. Grosheide): „men kan bij de evangelisatie de Kerk er niet buiten laten". En: „de norm blijft het principe".

Inderdaad — men kan de kerk er niet buiten laten. Omdat het nu eenmaal Christus' bevel is, dat men heeft heen te gaan in de, , g©heele wereld; en dan verder: de menschen tot Zijn leerlingen te maken; en 'dan nóg verder: ze heeft te deepen. En daar is het fijne puntje: want doop is opneming in de Kerk. Niet in die ongrijpbare „Una Sancta", die immers geen handen heeft om te doopen, en geen steenen om een doopvont te bouwen, en geen rechtspersoonlijkheid, om een Kerk-mat-doopvont te bouwen, doch in die echte „ima sancta", welke naar het gebod samenkomt, het Woord bedient, elk tot Zich roept, elks komen harerzijds mogelijk maakt door nimmer menscheninzettingen te maken tot ontkrachtingsmiddel voor Gods gebod, en daartoe den instituut-vorm heeft moeten aannemen door het leven, dat van Christus in haar uitgestort is. Ja, die doop — dat is nu eenmaal Zijn mandaat. En men kan dat mamdaat nu eenmaal niet aan anderen overdoen; men kan ook niet de gegadigden voor den doop, bij wijze van afspraak, onder elkaar distribueeren, procentsgewijs. Het mandaat-van-doopen is nu eenmaal aan dezelfden gegeven, die óók het mahdaat-van-preeken hebben ontvangen van Sen Christus. .. ^ ...

Is dat „imperatief ? ; , v j-fevr, - -; : .? Het lijlct ons exegese van een gebod van pnzen Imperator Christus. De samen-werkingsgedachte inzake de prediking is dus niet aanvaaid.

king is dus niet aanvaaid. En o.i. terecht niet.

Men had te kiezen tusschen het vage „ideaal" van „samenwerken", en den nuchteren wil tot „dóór-werken".

Want het noodlot is nu eenmaal, dat, eer wij met onze verlanglijstjes van SAMENwerking komen, Christus ons vóór is geweest met Zijn bevel van DOORwerking. „Gaat heen", — begint te werken. „Ojinderwij st", — •maakttot mijn leerlingen, zet door met werken. „Doopt", —houdt vol met werken; brengt in het instituut, dat u als predikers uitstootte. „Leert ze oind erhoud e n al wat Ik u geboden heb" — houdt vast in 't instituut, door geregelden predikdienst, door den eisch van instituutserkenning tevens. DOOR-werken dus. Maar de „SAMEN-werking", die al dadelijk bij dien doop tot stranden is gedoemd, is dus een hinderpaal voor het DOOR-werken. Dus moest ze vallen.

Het spreekt overigens voor zich, dat, waar het tot dat DOOR-werken nog niet gekomen is, SA­ MEN-werking niet ongeoorloofd is, voor zoo ver n.l. ze het door-werken van de gezondenen van Christus niet verhindert. Lectuur-verspreiding b.v. is aan samen-werking overgelaten. Waarom ook niet? Tractaatjes-versprei den, dat kan b.v. de post ook; waarom zou ik dan niet naast een ander loopen met lectuurverspreiding? We zijn dan beiden stom. Maar zoodra we praten gaan, dan moet die ander mij toestaan, dóór te praten; we zijn nu eenmaal in dienst.

Trouwens, ook nog d i t samen-gaan zal practisch niet veel te beduiden hebben; er is n.l. beteeketnisvol bij gezegd, dat de lectuur, die we dan samen uitdeelen, goed moet zijn. Dat is dus al dadelijk een heele beperking.

En wat de B ij b e I-v e r s p r e i d i n g betreft, wie daarbij met ons mee wil doen, die doe het. Ook dat is zwijgzaam werk; men zou — en nu maak ik geen grapje — men zou voor wat liefs zelfs met den antichrist op slap willen gaan tot bijbelverspreiding, als hij maar zweeg, èn: zoolang hij nog in het begin van zijn „ontwikkeling" stond. Want anders zou de-man-van-de-straat kunnen denken, dat men een brug kan slaan tusschen het antichrist-zijn en den bijbel. En dat ware de evangelisatie in den grond bederven.

Ik weet het: deze laatste zinnetjes hebben veel weg van al te frivool gespeel met ernstige dingen.

En toch bedoel ik iets ernstigs ermee: ik wil eraan demonstreeren, dat zelfs van dat gemeenschappelijk verspreiden van den bijbel in de p r a c t ij k niet zoo heel veel komen zal. Er zijn. immers christenen, met wie men zelfs voor d & , t werk niet samen de straat op gaan kan, omdat het nu eenmaal een nuchter feit is, dat volgens onze meening zij e i g e n 1 ij k openlijk moes ten verklaren: ik, met mijn denkbeelden, heb de XII Artikelen losgelaten, d.w.z.' ik moest feitelijk geen christen meer heeten... Toen Paulus in Filippi kwam, had hij er ook niets mee op, dat die vrouw met den „w; aarzeggenden gees't" met hem publiek instemde. Want hij wilde niet, dat men zijn evangelie met haar praemissen zou vereenigbaar achten. - Zoo blijft er practisch ook zelfs van die samenwerking bitter weinig over. Gelukkig — het dóórwerkings-principe heeft in Middelburg gezegevierd.

O ja, het is waar; men heeft nog ruimte opengelaten voor verdeeling van het werk bij ondeiS ling© afspraak. Zooals dat ook wel in de Zending voorkomt. Verdeeling öf van arbeid, óf van tijden, öf van terreinen. Zeker.

Zeker. Maar wat die terrein-verdeeling betreft: die is er in de zending slechts vanwege den nood; ; we kunnen immers nog niet de heele wereld bereizen? Konden wij dat, dan was het overlaten van een terrein, b.v. aan Rome, ongeoorloofd.

En zoo staat het ook met verdeeling van tijden en van arbeid.

en van arbeid. Maar juist zulk een werk-verdeeling, die oj) den „inteAerkelijken" toestand ziet, gelijk hij practisch is, en, die voorts met de plaats rekent, welkei de overheid in het volksleven aan alle burgers gelijkelijk toekent, juist die verdeeling heeft alleeai dan z i n, als de onderstelling daarbij is: de gehandhaafde eisch van: d ó ó r-te-werken, en anders niet s a a m-te-werken.

Diat d i t principe te Middelburg werd erkend, stemt ons tot dank. We worden zoO' weer wat nuchterder, d.w.z.: in staat om gehoorzaam te zijn. Als nu ook maar de daad van die gehoorzaamheid komt

K. S.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 september 1933

De Reformatie | 8 Pagina's

KERKELIJK LEVEH

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 september 1933

De Reformatie | 8 Pagina's