GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

KERKELUK LEVEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KERKELUK LEVEN

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Punten van overeenkomst". (IV).

Zoioals we opmerkleu, meenen velen, liet recht, om bepaalde personen tot „typen" van Christus te maken uit oca-zaak van de punten van overeenkomst, die tusschen die personen en den Christus te ontdekken zijn, hieraan te ontleenen, dat die bepaalde personen in den bij bel vermeld staan. Dat kan toch niet toevallig zijn, meenen zij; er moet een oorzaak voor zijin, en een heel bepaalde reden. Nu weet men^ dat, in het algemeen gesproken, de bijbel van den Ckrisfeus spreekt, en daarvan eigenlijk vol is. En daarmee is de kring der bewijsvoering eigenlijk reeds voltooid voor hun besef. De bijbel spreekt altijd over Christus, en plaatst Hem in „het middelpunt" ; zou men dus niet vanzelf reeds ertoe neigen, te gelooven, dat het overal goed is, den Christus te gaan „ontdekken" in die z.g. typen, met hun parallel-loopende trekjes?

Maar deze redeneering deugt toch niet.

Het moest zulke „ontdekkingsreizigers" op hun Qvereenkomstpunten-zoekende tochten toch eigenlijk wel eens bezig gehouden hebben, dat óók buiten den bijbel om over vele „bijbelsche personen" gesproken wordt. Van Jozef b.v. wordt gesproken, eveneens in den Koran der Mohammedanen. En ook in het Boek van Mormon, den z.g. bijbel der Mormonen. Stel nu eens, dat men uit de daar gegeven verhalen een bizonderheidje neemt, dat blijkens de bijbelsche mededeelingen zelf betrouwbaar te achten is; heeft men dan daarmee zich het recht bepleit, om, laat ons zeggen, eens een tekst uit den Koran of uit het Boek van Mormon te kiezen voor een preek in een christelijke kerk'? Indien het om die „punten" van overeenkomst gaat, en reeds in die „p ü n - t e n" de overeenkomst zelf ligt uitgedrukt, dan is er geen ontkomen aan: men zou dan ook op een bepaalden Zondag evengoed uit den Koran, of het Boek van Mormon, kunnen „preeken" ; want !men had óók dan rechtstreeks een z.g. Christusverkondiging.

Maar geen mensch denkt eraan, zoo te handelen. Waarom niet?

Alleen uit overwegingen van , .gevoel", wil men, van „stijl" ?

Hoezeer die laatste mogen meespreken, ze zijn toch niet de eenige verhinderingen van dergelijke manipulaties. Immers, bij ©enig doordenken voelt toch ieder: het mag dien kant niet uit, omdat hel niet om „punten" van overeenkomst gaat, doch Oim heel een „raam", waarin een bepaalde ge-Ischiedenis gezet is. Dat „r a a m" voor de „geschiedenissen" (meervoud) is de groote, ééne, doorloopende „geschiedenis".

En juist hier wringt de schoen. Wiant noch de Koran, noch het Boek van Morman verhalen de groote, ééne heilsgeschiedenis. Geen van beide kent den Christus, zóó, als de bijbel ons dien teekent. Men zou bij die twee dus geen enkele mogelijkheid vinden tot preeken over den Christus, ook al trof men nóg zoo'n breed, en dan daarbij historie-getrouw, verhaal over Jozef, in Koran of Mormonen, , bijbel". Immers, men zou daar met geen mogelijkheid de „geschiedenissen" kunnen herleiden tot de .„geschiedenis" van bet groote boek.

En dit enkele feit demonstreert reeds, dat het ongeoorloofd is, zijn kracht alleen maar in die „p u n t e n" van overeenkomst te zoeken. Het komt niet alleen op „punten" aan (wat zijn trouwens „punten"? Ze bestaan niet in de werkelijkheid). Het gaat om den „wèg", waarlangs de Christus gekomen is tot Zijn doel, en God in Hem. , , P u n-t e n" van overeenkomst, zeker, die kan men vinden bij Jozef; maar ook bij den quasi-Jozef van den Koran, en den nog wonderbaarlijker „namaak"-Jozef van het Boek van Morman. Maar bovendien, men kan ze treffen in den eersten den besten christen-belijder, die vervolgd werd, vandaag, laat ons zeggen in Moskou, of in Boedapest, of... in de gemeente van den dominee, die op zoek is naar „punten van overeenkomst". In het „opleveren" van dergelijke „punten" komt Jozef overeen met alle geloovigen, tenslotte, want er is niemand, die niet óók op Jozef lijkt. Maar als de bijbel over Jozef spreekt, dan komt deze niet voor als „e e n" geloovige, doch als die endieb e paalde geloovige, die op den „weg", en in het „raam" der eene heilsgeschiedenis zijn bepaalde plaats en beteekenis had.

Het gaat er dus om, dat „raam" te vinden, den „weg" te wijzen, waarop Jozef stond.

Nu komt de groote vraag: mogen wij dat zelf doen?

Het antwoord luidt: neen.

Dat mag alleen de Schrift doen.

Zij alleen kan het goed. En dóét het goed.

Maar daarover spreken we een volgenden keer nog; ik moet thans afbreken, om een artikel, dat tot mijn spijt verleden week liggen bleef, en toen actueeler was dan nu, niet weer tegen te houden.

K. S.

Doctoraal examen voor predikanten.

Prof. Brouwer heeft onlangs een betoog geleverd over de wenschen, die bij hem leven inzake de opleiding van predikanten. Onder meer heeft hij daarbij de gedachte uitgesproken, dat het wenschelijk is, dat predikanten het doctoraal examen afleggen. Hij vond dit noodig voor hun ambtelijke loopbaan.

Het staat aan ons niet, hier breed over deze aangelegenheid te spreken. Wij meenen, dat het vooralsnog niet noodig is, aan alle predikanten den eisch voor te leggen, dat zij eerst doctoraal examen zullen afleggen, eer zij tot den ambtelij ken dienst worden toegelaten.

Maar wel meenen wij. dat wie het doctoraal examen aflegt, daaraan, indien hij voorts een ernstig mensch is, zeer veel hebben kan voor zijn ambtelijke loopbaan. En tevens, dat het best mogelijk is, dat de tijden de kerken eens zullen noodzaken, dezen eisch te stellen. Precies, zooals het m.i. noodig gebleken is, volstrekt gebiedende noodzaak, gymnasiale vorming te èischen, als geldende regel.

Dat ik hier de zaak even ter sprake breng, heeft zijn begrijpelijke reden.

De Gereformeerde Kerken toch bezitten een eigen hoogeschool, tot vorming van haar predikanten. Eenigen tijd geleden is gesproken over de vraag, of men haar het promotierecht zou verleenen.

Daarover was toen geen genoegzame eenparigheid.

En onze Redactie sprak zich als geheel er niet over uit, en zweeg dus erover.

Aan dezen regel willen wij natuurlijk niets veranderen; het zou trouwens daarvoor ook de tijd niet zijn. Noch voor het blad, noch voor mij.

Maar het merkwaardige is, dat, winnen gedachten als Prof. Brouwer uitte, veld (en wij. Gereformeerden, mogen ons niet isoleeren van de Nederlandsche toestanden over heel het onderwijsgebied), daarmee voor de Gereformeerde Kerken de noodzaak gegeven wordt tot nadenken over de vraag, of niet haar eigen hoogeschool de mogelijkheid tot aflegging van het doctoraal examen moet openen.

Dit examen werd tot nu toe bezien onder het licht van en in onlosmakelijk verband met de promotierecht-kwestie.

Thans staat zij in het „teeken" van het a m b-telijk belang, de ambtelijke loopbaan, de practijk der kerken zelf.

Niet onmogelijk, dat over de instelling van dit doctoraal examen onder zulk aspect op den duur genoegzame eenparigheid eerder te verkrijgen is, dan zoo op het eerste gezicht over het promotierecht mogelijk schijnt.

Temeer, omdat de Gereformeerde Kerken op eigen gelegenheid kunnen uitspreken, dat zij voor een verder dan nu gaande wetenschappelijke vorming van haar predikanten voor zichzelfheil verwachten, en dus zelfstandig, ongeacht het tempo, waarmee Prof. Brouwers gedachten ingang vinden, haar houding in dezen kunnen be­ palen.

K. S.

De „interkerkelijke" bellen luiden.

In de Ned. Chr. Radio Vereeniging is een interkerkelijk belletje gaan luiden. Men heeft ergens (waar het was, daarvoor zie men onder Persschouw) ontdekt, dat er niet precies zooveel Hervormde menschen zitten op bepaalde N.C.R.V.stoelen, als men er Gereformeerden telt, en men heeft zelfs nagerekend (naar verluidt, op onnauwkeurige wijze) hoe het met sommige leveranties stond. En toen kwam er beweging in de hand, die aan de bel ging trekken. „De klokken luid-(d)en", de bellen doen het nu.

Het is hier niet onze taak, N.C.R.V.-kwesties te behandelen. Kerk en Radiovereeniging zijn twee, naar ik pas getracht heb in herinnering te brengen. Maar de zaak heeft toch voor déze rubriek haar beteekenis. Niet alleen hier heeft men de kwestie, ondanks het zeer bezadigde woord van den burgemeester van St. Laurens (Hervormd, die tegen de splijtzucht ernstig waarschuwde). Anderen mompelen, dat ook op politiek erf de separatie en de afzondering naar kerkelijke kleur en grenslijn wel eens dreigen kon. Derden wijzen op gelijk verschijnsel inzake het werk der barmhartigheid. Men begint hier en daar wel met „interkerkelijke" leuzen aan te heffen, maar gaat later at spoedig precies uitrekenen, hoe het staat met de procentsgewijs geregelde, notarieel-precies ons „lijkende" (I) vertegenwoordiging van elke „kerk" in de bepaalde , .interkerkelijke" corporatie; en o wee, als men dan meent, dat de eigen groep niet op de ons interesseerende posten haar volle honderd procent ontvangen heeft. De bellen gaan dan luiden.

Het wordt hoog tijd, tegen deze manie te waarschuwen.

Ik spreek niet over de N.C.R.V., al ben ik overtuigd, dat daar geen onrecht gedaan wordt, en zelfs, dat de leiding eerder te veel terwille van de onpartijdigheid aan niet-gereformeerden invloed geeft (b.v. op den landdag). Maar dat gaat ons in deze rubriek niet aan. Want wij hebben hier niet te bepleiten, dat het nonsens is, diegenen, die het werk in de N. C. R. V. begonnen zijn, toen het nog iets worden moest (en toen er nog offers noodig waren) op zij te zetten, al hebben zij zich nóg zoo verdienstelijk gemaakt, alleen omdat zij een zekere kerk toebehooren.

Maar wij willen wel enkele andere dingen hier onder de aandacht van onze lezers brengen, nu heel in het algemeen voorts sprekende.

1) Ziet men nu langzamerhand niet al duidelijker de bevestiging van wat wij vóór enkele jaren schreven, dat n.l. de zoogenaamde „int e r k e r k e 1 ij k h e i d" bij velen een leus is, die slechts maskeeren moet (onder dezen mooi dunkenden naam) een doodgewone, al meer zich vermechaniseerende, „v é é 1-k e r k e 1 ij k h e i d" ? I n-ter-kerkelijkheid, — dat beteekent, dat men „tusschen" de kerk(institut)en „dóór"gaat, dat men niet rechts of links naar zoo'n kerkinstituut ziet of daarheen afwijkt, dat men dus ook niet angstvallig uitrekent, of wel uit elk kerk-deurtje nu juist net precies het notarieel-vastgestelde aantal deputaatjes uit komt wippen, om onzen feestelijken optocht mee te helpen vormen. Neen, die echte inter-kerkelijkheid beteekent, dat men zich eenvoudig vraagt, wie voor het eigen WERK van een bepaalden niet-kerkelijken kring het meé.si geschikt, of historisch het eerst aangewezen is, en dat men dus zijn administratie niet voert onder kerke 1 ij k, doch onder het bepaalde, eigen ver eeni gi ugs aspect. Voor „vereeniging" kan men natuurlijk ook iets anders lezen; b.v. „partij", of „groep" of „club", of „blad; ". Dat secure gereken evenwel heeft met i n ter kerkelijkheid niets te maken. Het is doodgewone veel-kerkelijkheid. Het is niet een t u s s c h e n-d e-k erkendóórgaan, doch een all e-k e r k e n-d ó ó r - gaan. Precies andersom dus. Het is een acccntueeren van elk kerk-lijntje in een niet-kerkelijk lichaam.

2) Gegeven eenmiaal het bovenstaande, ontdekt men fluks iets anders: de liopelooze eenzijdigheid van dit bedrijf. Men heeft natuurlijk binnen dat bepaalde lichaam (vereeniging, partij, blad, club, etc.) VEEL EN VEEL MEER onderscheidingen dan de kerkelijke (Hervormd, Gereformeerd, Luthersch, etc). Men heeft b.v. óók die van: mannen en vrouwen, van vegetariërs en vleesch-eters, geheelonthouders en wijndrinkers, van Anti-Revolutionairen, Chr.-Historischen, Fascisten-in-blij deverwachting, voor-of tegenstanders van een bizondere (hooge)school, voor-of tegenstanders van kerkelijke opleiding, en zoo meer. Wiaarom zou men nu niet ook' deze onderscheidiagen laten uitkomen, als het n.l. met die ééne gebeuren moet? Blijf maar weer eens bij de N. C. R. Y. Die is meer dan zoogenaamd interkerkelijk. Ze is ook „inter-politiek", „interscxueel", ze gaat ook „tusschen" al die andere „groepen" van vleesch-en wijn-theoretici, van universiteits-en opleidings-theoretici „door". Waarom zouden nu eens niet de vegetariërs uit gaan rekenen, of zij wel genoegzaam zijn vertegenwoordigd? Of de dames? Of de voorstanders eener bizondere (hooge)school? Of de voormalige A en B-broeders? Voelt men niet hoe het eenzijdig toespitsen van juist die kerkelijke onderscheidingen zuivere gelegenheids-politiek is? Een accentueeren van datgene, „wat ons bepaald interesseert („onze" „kerk")", met terzijde-stelling van voorts all e-m i n-é é n onderscheidingen, die het bonte leven zoo al oplevert, en met a c h-t e r-stelling tevens van de zaak zelf, waar het eigenlijk over loopt in het zoogenaamde interkerkelijk bedrijf? Voelt men riiet, dat de beweerde inter-kerkelijkheid vooreerst feitelijk slechts V e e 1-kerkelijklieid is, en dat ze dat al meer dreigt te worden, wijl er achter zit hel puurste kerkisme?

3) Ja, kerkisme! Want met al dat georeei over ons eigen „kerk-instituut", dat dan met kracht en geweld zijn conturen ©ven scherp moet kunnen afteekenen als de Galvéfabrieken in Delft het bij avond plegen te doen (behalve als de lampjes stukgebrand zijn), blijft toch maar de groote brandende vraag onbeantwoord, hoe het met de kerk moet, hoe men Gods wil in de o> p en baring van de , , una sancta" zelf heeft te gehoorzamen. Als maar onze mannetjes er zitten! Of het gehalte van offeraars en zwoegers voor de waarheid en de wet Gods er onder lijdt, dat maakt mindd verschil (hoewel zulk zwoegen en offeren primaii'e ke r k-aangelegenheid zou moetsn zijn).

4) Het wordt dan ook tijd, aan de Hervormde bedrijvers van dergelijk bedrijf, één ding te zeggen; heel hun actie heeft met de Kerk van Christus niets to maken. Het is eenvoudig ridicuul, te eischen, dat er b.v. in de N.C.R.V. precies even veel Gereformeerden als Hervormden moeten zitten, of, dat b.v. in de A.R. partij prooentsgewijs even veel Hervormden moeten zijn vertegenwoordigd als hun getal-sterkte aangeeft bij de volkstelling, beiperkt dan tot de partij. Want wat is in deze verbanden het principle e Ie verse hi) tusschen Hervormden en Gereformeerden (en anderen)? Laat men nu eens nuchtef i nadenken: in de N.C.R.V., in de A.R. partij, worden alle leden (Hervormden en Gereformeerden) „ondersteld"(l) over den grondslag der partij (b.v. over het God-zijn van Christus, of over de Schrift als Gods Woord)• ge 1 ijke 1 ijk te denken. Al die

Hervormden dus, die d a a r o v e r anders denton, kunnen vanwege» den grondslag niet me© doen in N. C. R. V. of A.R. partij'. Er blijft dus binnen gezegd© vereeniging of partij slechts dit rerschil over, dat de een (die Gereformeerd is) met den ander (die Hervormd is), het w è 1 eens is inzak© Christus'godheid, of d© Schrift als Gods Woord, doch over d© PUUR-KERKRECHTELIJKE kw©stie, hoe men „de kerk" rege©r©n moet (al of niet mei leervrijbeid, collegiaJistisch, presbyteraal, met geduld en hoop op later© betering, dan wel door dagelijksche gehoorzaamheid) verschil van meening heeft. D© Hervormde actie-voerders moeten het mij tea goede houden (en de Gereformeerde lieden, die in de practijk precies zóó doen, moeten het ook): dat ik voor de zuiverhouding van het e i g e n s o o-r-üg leven van N.C.R.V. of A.R. partij van veel meer belang acht, te vragen, wat iemand denkt over d© dogmatische kwestie van Schrift en Christus, dan over d© kerkrechtelijk© vraag, hoe men meent, dat 't kerkelijk instituut ingericht moet zijn. Temeer, omdat alle Hervormden in de N.C.R.V., enz. him kerkelijk standpunt (hetzij theoretisch, hetzij practisch) deeten met duizenden menschen, di© over de groot© levens-(©n v©rèenigings-of pajtij-)vragen fundamenteel anders denken dan zij; temeer ook, omdat zij inzak© de historische successie (der nationale Kerk) voor ©en deel(!) een Roomsch© redeneering volgen (d© successie van zichtbar© gebouwen b.v. en personen, niet van de leer); en eindelijk ook omdat het ve: rmoeden niet al te absurd is, dat vele Hervormden buiten N.C.R.V. of A.R. partij nog nooit hebben nagedacht over het fijne puntje, dat ze e i g e n 1 ij k in geding brengen (d© kerkr©geeringskwestie).

5) Laat men niet langer Knoeien, niet langer interkerkelijk noemen, wat puur kerkistisch is, of wordt, en laat men begrijpen, dat de kwestie van de wijze-Tan-fcerkinrichting wel een kerkrechtelijk vraagstuk is, doch geen v©rd©©lingsprincip© aangeven kan voor N. C. R. V. of A.-R. partij ol zoo. Net zoo min als de ander©, boven genoemde, rraagpunten.

Wie in zulke z.g. „interkerkelijke" lichamen naar Toren geschoven wordt, dien overkom© zulks vanweg© zijn iritblinken op dat special© levensgebi©d, dat het EIGEN der partij of der vereeniging is. De kwestie tot welk© kerk hij behoort, is DAAR bijzaak. Vandaag kan het percentage zóó zijn, morgen anders.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 november 1933

De Reformatie | 8 Pagina's

KERKELUK LEVEN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 november 1933

De Reformatie | 8 Pagina's