GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

KERKELIJK LEVEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KERKELIJK LEVEN

Doctoraal examen voor predikanten? (Slot.)

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

Nu ik vóór Uel schrijven van dit slot-artikel nog eens overlas, wat D's F. C. Meijster zoo vriendelijk was in den meest weiwillenden toon op te merken in Geref. Kb. Rotterdam ter zake van de kwestie, die ik hier in het kort besprak, bemerk ik, dat in de voorgaande artikelen vrijwel alles, wal Ds Meijster opmerkte, hier direct of indirect is ter sprake gebracht in deze antwoord-artikelen.

Rechtstreeks op Dis Meijsters artikel nog verder antwoorden heeft dus hier thans geen zin meer; ik kan hem slechts dankbaar zijn voor zijn vriendelijke bespreking.

Daarom zij het mij vergund, gansch in het al gemeen, nog een enkel ding ter sprake te brengen. En dit uitsluitend als redacteur van „De Reformatie", in welke qualiteit ik meen, hel recht te hebben, om, afgedacht van elke andere relatie, waarin ik voorts zou staan, ook de Theologische School, los ook van de promotiekwestie, dit g e h e e 1 nieuwe punt ter sprake te brengen. Men weet, dat de aanleiding om erover te beginnen, van buiten kwam (Prof. Broiuwer), en dal vervolgens de aanleiding, om er nog eens op terug te komen, gegeven was in de daarna gevolgde opmerkingen van Ds Meijster. Ik ben dan ook blij, dat Ds Meijster, die tot de Theologische School evenzeer in officiëele relatie staal als ik (en dan reeds gedurende langer periode), ten aanzien van ons beider recht van publieke bespreking dezer aangelegenheid, afgedacht van die officiëele relatie, er precies zoo over blijkt t« denken als ik. Ik voel me nu nog veiliger, dan eerst, toen ik, — een mensch is wel eens wat al te bezorgd — me aanvankelijk over Prof. Brouwers uitlating, en in aansluiting daaraan, nog maar zeer gereserveerd uitsprak, en alleen maar even den vinger legde bij Prof. Brouwers algemeene opmerkingen, rakende de ambtelijke practijk van den predikant.

De hierboven bedoelde, deze artikelen-reeks besluilende algemeene opmerking is deze: dat ik, als redacteur van , , De Reformatie" de „ontwikkeling van het gereformeerde leven" meen te moeten bepleiten ook hierin, dat de Theologische School in elk geval wordt UIT-gebouwd, zóó ver, tot zij elk theologisch doctoraal examen afnemen kan. Want ik acht — zie het voorgaand artikel — dit noodig voor het algemeene peil van de theologische vorming van ons predikanlencorps, globaal genomen.

Men ziet het: ik sprak thans slechts over den UIT-bouw der Theologische School. Ik ken ooli iemand, die eens over haar AF-bouw heeft geschreven. De man had daarbij het oog op het Kamper promotierecht. Maar daar zwijgt „De Reformatie" over, in dit stadium.

Tusschen AF'-en UIT-bouw is evenwel een diepgaand verschil, juist ten aanzien van dal ééne puntje, dat in den strijd over het Kamper promotierecht de pointe van het debat vormde. En niet alleen ik zie dit verschil en breng het in rekening, maar dat doen ook anderen. Ik weet, dat er tegenstanders van Kampens promotierecht zijn, die evenwel tegen den uitbouw van Kampen tot het doctoraal examen geen bezwaar hebben zouden.

Indien de loop der dingen — aldus redeneeren zij — en indien de stand der wetenschappelijlie discussie, de positie van den predikant temidden van de andere langs academischen weg gevormde intellcclueele werkers, en indien veel meer andere practische factoren, het wenschelijk maken, dat de predikanten een groot aantal van tot üel doctoraal examen gekomenen tot hun gilde kunnen rekenen, dan moeten de Gereformeerde Kerken de consequentie uit deze levensles trekken, ook voor haar eigen hoogeschool. Ze hebben haar dan zóóver uit te breiden, dat in haar ONDERWIJS (de eigenlijke promotie IS IETS ANDERS) hel geheele veld over-zien en door-zien wordt; de breedte niet alleen, doch ook de diepte bereikt wordt, die onze tijd nu eenmaal vordert

Breedte, maar ook diepte; opzettelijk zeg il' het zoOi.

Waarom?

Wel, men kan tegen de door mij voorgestane uitbreiding aanvoeren, dat toch het theologiscli candidaats-examen een volledig o ver-zicht gee" van het theologisch studieveld; en men kan dat vervolgens er op wijzen, dat hierin het theologisch candidaats-examen zich gunstig onderscheio] van andere candidaals-examens.

Ik denk er niet aan, tegen deze bewering te opponeeren.

Maar voor mijn besef hebben we voor de ambtelijke practijk, voor de geestelijke worsteling der kerk, voor de pluriforme belijdenis-daad der kerkedienaren niet genoeg aan een OVERzicht van het theologische studie veld.

"Wij moeten óók hebben een voldoende INzicht in de theologische studie-kwesties.

En het doctoraal examen (zie het voorgaand artikel) geeft juist dat INzicht in betrekking tot de grond-vragen.

Is men het hiermee eens — en het feit, dat vrijwel allo kerkelij k-gereformeerde organen nu al gedurende enkele jaren wekelijks, dan hier, dan daar, de bekende propaganda-ai-tikelen voor de Vrije Universiteit publiceeren, gel ij k ik zelf ookgaarnegedaan heb, bewijst, datmen h e t h i e r m e e e e n s i s, — dan moeten de kerken ook haar eigen hoogeschool dat INzicht laten openen.

Ik had liet daar net even over die propagandaartikelen voor de Vrije Universiteit. Want ze brengen mij als gewoon lid der Geref. Kerken in dit verband tot de vraag: méént gij het, als ge vrijwel wekelijks, nu reeds gedurende een reeks van jaren, die propaganda-artikelen voor de Vrije Universiteit in uw kerkelijke pers publiceert? Meent gij het? Aanvaardt gij den inhoud dier artikelen, üun gedachtengang?

N a t u u r 1 ij k meent g ij dat! Giji neemt de in die artikelen gegeven argumenten^ de daarin sprekende grondbeschoaiwing voor uw rekening.

Welnu. —

Dan concludeer ik, als gereformeerd mensch, als kerkbode-lezer, als voormalig kerkbode-redacteur, als emeritus-predikant, als iemand, die ook in kerk-verband gaarne en bewust de kerkelijke pers heeft helpen openzetten voor de propaganda-perscommuniqué's der Vrije Universiteit, dan concludeer ik dus, los van elke eigen relatie tot Kampen, dat in e 11 e 1 ij k e van die propaganda-artikelen voor de Vrije Universiteit haar uit-bouw bepleit is op PRACTISCHE gronden. Ze werd daar noodig geacht voor het bedienen van beroepen. Voor het mee-kunnenfcomen van onze menschen in den geestelijken strijd. Voor het op peil blijven van heel onze calvinistische actie te midden van den strijd der geesten.

Ik zelf ben het daarmee natuurlijk eens. Ik ben blij, dat die artikelen verschijnen, dat de kerkelijk Gerefoawerde pers, in_ onderscheiding van die van andere berken, ze opneemt, en vergeet niet, dat het speciaal gereformeerde kerkeraden ziJHj die de daad bij liet wüoru vOLgen, en lid worden, als kerk er a ad, van de Vereeniging voor Hooger Onderwijs op Geref. grondslag.

Maar ik vraag dan, als ik dat alles zier

Indien gij. Gereformeerden, voor de niel-theologisch e faculteiten erkent — (en feitelijk meteen ook voor de theologische faculteit der Vrije Universiteit) dat ze in haar onderwijs (hetv/elk lot het doctoraal examen reikt) het juiste INzicht moeten geven, en niet maar een behoorlijk OVERzicht, en, dat zulks noodig is ter wille van de PRACTIJK van ons leven, en voor de PRAXIS van onze aanstaande volksleiders, — waarom zoudt ge dan uw eigen hoogeschool laten blijven staan bij het in dezen tijü al meer ontoereikende mandaat van: alleen maar een OVERzicht geven?

Gij meent het toch immers, wanneer gij de Vrije Uuiversileit op déze gronden haar werk wilt laten verrichten, en met zulke argumenten het gereformeerde volk opwekt, nog meer voor haar Ie offeren?

Maar dan moet het u ook een zaak van u lichtere consequentie gaan worden, dat ge dezelfde logica, die in de propaganda-artikelen voor de Vrije Universiteit het woord neemt, het recht laat bepleiten óók van Kampen, als voor de practijk werkende school van wetenschap.

Dat is heuscli geen kwestie, die de gemoederen behoeft te verdeelen; dien tijd zijn we voorbij'. Men kan zelfs persoonlijk de stille meening toegedaan zijn, dat een kerkelijke theologische vorming niet noodig, of zelfs ongewenscht is — een opvattingi, die ik zelf allerminst deel — en tóch als eerlijk aanvaarder van het historisch gegevene van meening zijn:

a) dat de Theol. School haar volle ontwikkeling moet kunnen nemen naar den eisch des tijds, nu eenmaal alle kerken elkaar beloofden haar dienst voor zich te begeeren;

b) dat de zaken der Theologische School moeten worden afgehandeld, zóó loyaal, en ook zóó royaal, als men dit doen zoiu, ingeval er geen Vrije Universiteit was, wijl immers elk'eenmaal bestaand en bewust gehandhaafd instituut zich moet ontwikkelen naar eigen aard; de Vrije Universiteit (stellig ook deze), maar eveneens Kampen (en dit dan stellig niet minder);

c) dat het niet aangaat, altijd maar weer in de Gereformeerd kerkelijke pers het volk op te wekken tot steun voor een niet-kerkelijke hoogeschool met argumenten, waarvan ik de juistheid ten volle erken (en in de practijk wil zien erkend), en dan tevens de kracht van die argumenten niet óók te erkennen en te eerbiedigen voor de hoogeschool

van dezelfde Kerken, die in haar pers week aan week de Vrije Universiteit (terecht) vooruitbelpen ;

d) dat een instituut, dat alleen tot het candidaats-examen ONDERWIJS geeft, op den duur niet meer te verantwoorden zal zijn, noch naar binnen, noch naar buiten, tenzij men er een seminarie van maakt, welks inrichting teruggaat tot vóór 1896. Maar zulk een terugzetting van de klok begeert onder ons niemand; ze zou ook onrecht en dwaasheid zijn. Welnu: geeft Kampen dan eenmaal wetenschappelijk onderwijs, dan geve het het geheele onderwijs.

Nogeens, nu voor liet laatst: ik heb het hier over o n d e r w ij s.

Hier maak ik in deze artikelen de scheidslijn.

Een proefschrift schrijven valt buiten het geregelde volgen van het onderwijs als zoodanig.

Ik heb dus de promotiekwestie niet opgehaald, doch een nieuwe kwestie gesteld. Men zou ze ook hebben kunnen behandelen vóór drie jaren.

Dat de gedachten-associaties van velen het één aan het ander zullen vastkoppelen, wist ik, toen ik begon. Maar het was geen reden, om daarom deze kwestie te vermijden. Als ik het onderscheid maar aangeef, zóó, als ik het zie, ben ik verder niet aansprakelijk voor de gedachtenverbindingen bij de lezers.

Voor het overige heb ik nog wel eenige wenschen, maar die heb ik al 3 jaar geleden op papier gezet.^'

Ook de Christelijke politiek in gevaar. (V.)

Wilden we nu heel den gedachtengang van Rrunner volgen, dan moest ongetwijfeld nog veel meer ter sprake komen dan tot nu toe genoemd is.

We moeten echter ons beperken en laten daarom andere punten van bespreking maar liggen.

Want we willen nu eens zien, of niet ook in onze eigen omgeving meeningen worden ten beste gegeven, die in het verlengde van Brunners gi'ondgedacblen liggen.

Ik kan me liier veel moeite besparen door eens het woord te geven aan den Heer J. Klein, Linnaeusparkv^eg 77 I, Amsterdam-Oost, die mij verlof gaf, desgewenscht wat hij mij schreef op te nemen in ons blad, of in eigen artikelen te pas te brengen.

De Heer Klein heeft zijn aandacht gegeven aan wat door sommige voormannen der C. D'. U. (Christelijk Democratische Unie) is naar voren gebracht.

Met name wijst hij o.a. op een „dualisme wereldkoninkrijk Gods" en op barthiaansche opvattingen inzake „Gods Woord". Voorts is daar nog het overheidsgezag.

" 'Wê~ gevêïi nü Üét-Wb^ö "aïii d-ëS-ïfeer Kiem^" wiens brief we evenwel slechts gedeeltelijk hier weergeven kunnen, en waaruit we dus bepaalde passages hebben weggelaten.

„Vanaf de oprichting abonné van „De Reformatie", lees ili", aldus schrijft de heer Klein, dien we nu verder hier aan het woord laten, „de laatste jaren met toenemende instemming Uw artikelen, beoogende tot de eenheid van alle Gereformeerden te geraken.

Met name spreek ik er mijn blijdschap over uit, dat U thans meer uitvoerig gaat behandelen den samenhang tusschen kerkelijk en politiek leven.

Want inderdaad is er wisselwerking tusschen wat men op kerkelijk terrein belijdt en wat men op politiek gebied in zijn program schrijft.

Daar ik, als Diaken der Gereformeerde Kerk van Watergraafsmeer op eerstgenoemd terrein en als bestuurslid van onze plaatselijke Kiesverecniging „Nederland en Oranje", Oud-Watergraafsmeer, op beide terreinen niet geheel vreemd ben, stel ik te meer in de nu begonnen artikelenreeks belang.

Vooral komt dit door liet g r o o t e gevaar, dat ik zie in een BEWEGING als de C.D.U. niet alleen voor de A.-R. Partij, maar bovenal voor de Gereformeerde Kerken. Ook al en juist vanwege bovengenoemde wisselwei'king.

Voor mij is de C.D.U. niet slechts een de A.-R. Partij beconcurreerende politieke partij, maar een voor onze Kerken gevaarlijke BEWEGING. Haar Kamerlid, de heer Van Houten, spreekt trouwens op vergaderingen openlijlc uit, dat de C.D.U. een BEWEGING is!

Vele voormannen dezer BEWEGING (inzonderheid

Ds Buskes) spreken zich — met name in „De Strijder" — op zoodanige wijze uit, dat het me onbegrijpelijk is, dat een waarlijkGereformeerde het daar kan uithouden (zonder krachtig protest CD.U.-er blijven) of ook hoe een lid der C.D.U. (die oprecht is) het in de Gereformeerde Kerken (met haar prediking over o.a. het 5e Gebod, het 6e Gebod en het 8e Gebod) kan uithouden.

Op DRIE VOORNAME PUNTEN toch wijken de voormannen der C.D.U. duidelijk af van onze belijdenis (óók de Belijdenis van een CD.U.-er, die lid is of zelfs ambtsdrager in een onzer Kerken).

lo. over het Koninkrijk Gods. (Dualisme: Wereld-Koninkrijk Gods).

2o. over „Gods Woord" (Wat is dit bij een Barthiaan ? )

3o. over het Overheidsgezag, dat men aanvaardt „inzooverre" het niet strijdt met „Gods Woord".

Sub lo In „De Strijder" van 14^2—'31 schrijft Ds Buskes o.a.:

a. „Ons staatkundig en maatschappelijk leven heeft „inderdaad met Jezus en Zijn Evangelie weinig „of niets te maken."

b. „Wereld is wereld en Koninkrijk Gods is Konink-„rijk Gods. Zij staan tegenover elkaar. Nooit wor-

„den ze door onzen arbeid een. Het Koninkrijk

„Gods beteekent de opheffing van deze wereld."

Wel deinst Ds B. er voor terug de consequenties te aanvaarden, maar hij doet dit niet, omdat het Koninkrijk Gods reeds op aarde is en wérkt, maar omdat het KOMT.

c. „Het Koninkrijk Gods sluit naar ons geloof alles „in zich, niet alleen ons zieleleven, maar heel ons „leven, heel het leven van deze wereld, geen enkel „gebied uitgezonderd."

Maar alras volgt: (spatiëering van mij, K.)

d. „Zoo is onze verwachting op grond van den „Bijbel" en

e. „Jezus vertegenwoordigt voor ons de g r o o t e „gedachte van Gods Koninkrijk".

f. „het gaat ten slotte om het Koninkrijk Gods, dat „k o m t, " en

g. „de zonde is ook het wezen 1 ij ke in „het politieke en sociale leven."

Op deze wijze zou ik kunnen voortgaan! Sub 2o. Hiervoor verwijs ik naar twee boekbeoordeelingen in „De Strijder" van 14—^2—'31 van de hand van Ds B.

a. „Dr Thumeysen behoort tot de Zwitsersche theo-„logen, die meer dan welke theologen ook, oog „hebben voor de schrijnende tegenstelling tus-„schen wereld en Koninkrijk Gods."

b. „Er is verwantschap met het streven der C.D.U."

Hier heb ik contact met Uw artikelenreeks. Zoo kunnen ongereformeerde beschouwingen van Barth en zijn aanhang langs den politieken w e g de kerk worden binnengesmokkeld!

Hoe kunnen Gereformeerden, die 's Zondags inde kerk heel andere dingen hooren (en ook zelf b e 1 ij d e n) wanneer ze een paar dagen later „overstappen" (? ) op het politiek terrein op hun C. D. U.bij eenkomsten al die fraaiïghedeii voor zoete (Gei'eformeerde) koek opeten?

Sub 3o. De C.D.U. aanvaardt het Overheidsgezag „inzooverre" het niet ingaat tegen „Gods Woord" (Wat is dit in den mond en uit de pen van een Barthiaan? ), terwijl wij de Overheid en haar gezag dankbaar gehoorzamen OMDAT het Gode belieft ons door haar te regeeren. En komt er een conflict, niet met ons gevoel (ontwapeningsprobleem), maar m e t GODS WOORD, DAN maar ook DAN PAS hebben we Gode meer te gehoorzamen dan den menschen. (Grosheide in „Schild en Pijl", afl. 3 1920).

Als Gereformeerde „verwerp" IK op grond van Art. 36 zg. Christen-Democraten, maar inderdaad „OPROERIGE MENSCHEN", die door de Overheid QUATENUS te aanvaarden, in werkelijkheid DE OVERHEDEN EN MAGISTRATEN VERWER­ PEN."

Tot zoover de Heer Klein.

Omdat de door hem gegeven citaten voor nauwlettende lezers wel zeer duidelijk herinneren aan de door ons aangehaalde beschouwingen van Brunnei (iiitTu icitt^ T; i, nb op uai „KrOiu": ! ÏÏIII - JOUSkoninkrijk), geef ik ze hier weer. Men vergeve mij, dat ik daarom deze reeks deze week nog niet beëindig, doch nog éénmaal op hét 6hdêi^vverr> terugkom, maar dan ook in een slot-artikel.

K. S.

Rapporten en Acta.

Verschenen zijn de Acta der jongste Generale Synode en de Rapporten, thans gebundeld.

Ze bevatten een massa gegevens, uitgebreide rapporten, met zeer veel theologische en kerkrechtelijke beschouwingen.

Ze geven ook argumenten tegen vele critici, die zelf tot zulk scheppend werk hun kerk nimmer bekwaam zullen vinden of maken of zoeken te maken.

Mogen ze daarom veel gelezen worden. Beide boeken zijn gedrukt bij de N.V. Uitg. Mi|

J. H, .Kok, Kampen.

K. S.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 januari 1934

De Reformatie | 8 Pagina's

KERKELIJK LEVEN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 januari 1934

De Reformatie | 8 Pagina's