GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

KERKELIJK LEVEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KERKELIJK LEVEN

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Ontloopen".

Zooals ik wel verwacht had, komen de brieven los na mijn vorig artikel over „loopen". Enkele wijzen ei-op, dat men toch wel iemand naloopen kan, niet om de slem, maar om den inhoud. Maar dat heb ik al zelf gezegd, pag. 211, kolom 1, regel 26, v., van boven.

Andere wijzen op gevallen van dominees, die naar hun meening hel Woord niet brengen, of heel verkeerde preekmetlioden erop nahouden, etc. Zij meenen, dal men dan ook maar eens op die dominees af moet gaan. Twee schrijvers van Chr. Geref. huizo spreken desgelijks, en verzekeren, een bepaalden Gereformeerden spreker te zullen „naloopen", als hij in de buurt komt.

Maar die brieven overtuigen me niet. In de laatste alinea's heb ik verleden week zelf gehandeld over de bezwaren, die men hebben kan tegen bepaalde preekers en preeken. Ik heb die niet gesmoord, zal ze nooit smoren, maar ik stel eiken bezwaarde onder den eisch der theocratische gemeenschap. Men moet die bezwaren bespreken, rustig, eerlijk, zakelijk, langs den aangewezen weg. Zijn ze geldend, en deed ieder, die ze heeft, ermee naar den eisch der theocratie, dan zou men eens zien, hoeveel wérkelijke fouten ook wérkelijk verbeterd werden. Hoeveel bestaande eenzijdigheden, of onjuistheden, of ongereformeerdheden ook heusch zouden verdwijnen. Natuurlijk zouden ook — en dit zeg ik er veiligheidshalve bij — heel wat „bezwaren" zelf verteerd worden, als de vuren der kerk weer eens naar behooren gestookt werden. Maar wat terecht door de bezwaarden als fout wordt aangewezen, dat zou voor een groot deel ook kunnen wijken, en moéten wijken, voor een echten, christelijken, maar dan van den aanvang a, f in goede orde geoefenden aandrang-van-critiek.

Wal zien we evenwel in den regel gebeuren? Dat men een predikant, op wien men, terecht of ten onrechte, iels tegen heeft, „ontloopt". Dat wil zeggen: dat men als lid der kerk afstand doet van zijn réchten, zijn eigen rechten. Een goed gereformeerd mensch heeft des Zondags récht op dienst des Woords, récht op ontvouwing van zijn belijdenis, récht op gezond-gereformeerde gedachten. Ontvangt hij die niet, of meent hij ze niet te ontvangen, dan loopt in een gemeente met meer dan één predikant menigeen naar een ander, die wél voldoet aan wat hij begeert. Maar zóó laat men de onderlinge tucht na, geeft zijn réchten prijs, en schept, mee in verband natuurlijk met de jarenlang ingewortelde ziekte, die al haast voor normalen toestand aangezien wordt, een karikatuur van de theocratische gemeenschap: waarin men immers leeft bij gelegenheidspolitiek (is er een naar uw zin, dan is het in orde, en anders moeten we maar ons schikken); waarin men zijn eigen rechten (op een gereformeerde preek, op ontvouwing van Gods gedachten) tegelijk met zijn eigen plichten (oefening van het ambt der geloovigen in het wettig indienen van wettige bezwaren bij de wettige instanties, en zoo waken voor heel de gemeenschap der kerk) prijs geeft, en de eene groep in de gemeente laat danken voor wat men zelf geen dankzegging maar een gravamen bij den Vader der geesten waard acht.

Ik denk er niet aan, alles goed te pralen, wat er gepreekt wordt; mijn Chr. Gereformeerde correspondenten zullen dat wel gelooven. Maar in ide theocratie staat elk voor allen verantwoordelijk. Als die Chr. Gereformeerde looiers meenen, dat hun eigen predikant niet preekt overeenkomstig de formulieren van eenigheid, dan moeten zij een actie lot znivering van hun kerk instellen. Ligt de fout bij hun dominee, dan kunnen 'zij door goede critiek bezig zijn, het heil der andere schapen van de kudde te behartigen. Ligt i de fout aan de officiëele bepalingen en resoluties hunner kerk (b.v. als er zonder blikken en blozen gezegd wordt, dal men in de Chr. Geref. Kerk belijdenis „mag" doen van het historisch geloof, wat natuurlijk voor de prediking directe gevolgen heeft), dan staan ze voor een nog vérder gaande roeping tot reformatie.

En mutatis mutandis geldt dit voor de andere briefschrijvers ook. Men leve meer bij Zondag 21, slot: elk moet zich schuldig welen, zijn gaven (van beier inzicht, eventueel) ten nutte en ter zaligheid der andere lidmaten gewillig en met vreugde aan te wenden.

Of ik direct beterschap wacht, als men ergens zoo begint? Volstrekt niet. Verkeerde toestanden vragen jaren, en nog eens j^ren, om voor betere plaats te maken. Maar de verbetering kan slechts komen, over heel de linie, als over de heele Unie eerst weer wordt teruggegaan op het rechte beginsel. Alle geregelde „ontloopers', ' zijn — laat ze dal niet vergeten — mee aansprakelijk voor de li.i. verkeerde preekmanieren van de thans door hen ontloopen predikanten. De ziekte hebben z^ beantwoord mèl ziekte, de fout met fout, de rechtsschennis met rechtsschennis. De eenzijdigheid hielpen zij door hun meedoen aan een valsche gewoonte of zonde van nalatigheid groeien. Laat ze dal maar eens een paar jaar dragen.

En overigens: men moet de louterende werking van het liefdevuur niet onderschatten. We behoeven niet te doen als die organisten, die bij dat woord dadelijk gaan vibreeren. Vanwege de liefde, waarbij je zacht moet spelen. Ik dacht, dat vuur nog al verterend was. En dal dat nog al eens pijn kon doen. En loutering. En dus kracht.

Maar dal loopen beteekent geen kracht, maar krach.

P. S. Een der correspondenten zag zijn artikel gaarne geplaatst. Daar zou op zichzelf niets tegen zijn, want hel is in elk opzicht uitnemend. Maar men zou in de plaats, waar hij woont, onmiddellijk conclusies trekken, en vermoedens voelen opkomen. Het is evenwel niet'mijn laak, in plaatselijke verhoudingen te grijpen, ook niet zijdelings. Hij vergeve mij dus, dat ik om die reden hel beter acht, hel stuk niet te plaatsen.

De vrijheid van ons hooger onderwijs.

Deze week heeft ons een mooien radio-avond voor de Vrije Universiteit gebracht, waarvan veel goede vruchl geoogst moge worden.

Onder hetgeen dien avond gezegd is, trof ons de duidelijkheid, waarmee Dr K. Dijk zeer terecht de beleekenis van hel woord „vrij" in de verbinding „Vrije Universiteit" uiteenzette.

Het was, zoo zeide Dr Dijk, een vrijheid tegenover den staat. En eveneens een vrijheid van kerkelijke suprematie. Van slaatsdwang vrij, en eveneens van kerkelijke suprematie vrij, kon de gereformeerde hoogeschool zich geheel naar eigen aard ontwikkelen, en haar gebondenheid aan Gods Woord doen zien dis de hoogste vrijheid.

« Inderdaad, men heeft hier een zeer goed beginsel gegrepen, en op volkomen juiste wijze ge­handhaafd.

Wij zijn er allen bizonder blij mee, dat het hooger onderwijs, dal de gereformeerden uil eigen aandrift opgebouwd hebben, zich in dezen dub­belen zin heeft „vrij" gehouden.

Alle hooger 'onderwijs, dat de gereïormeerden uit eigen aandrift opbouwden, heeft zich gelukkig in den tweeërlei zin van daareven vrij ge­houden.

De Vrije Universiteit.

En ook de Theologische School te Kampen.

Ook deze laatste toch is vrij van den slaats­dwang.

En eveneens is zij vrij van kerkelijke supre­matie.

Zij zou dat niet zijn, als zij hel eigendom was van de Herv. Kerk, die een bestuursvorm heeft) welke voor kerkelijke suprematie plaats heeift.

Of, als zjj afhing van de Roomsche hiërarchie.

Maar nu zij uitgaat van vrije gereformeerdekerken, nu is zij vrij van kerkelijke suprematie.

Om de doodeenvoudige reden, dat de Gereformeerde Kerken niet in slaat zijn, suprematie te oefenen. Die Kerken kunnen dal niet, ze heb­ben geen orgaan er voor.

De professoren hebben zich vrijwillig gebonden.

Diat is waar. Zij deden dat echter in de vrijhei' die zij hebben in de vrije kerken. Zij deden het evenzeer als de professoren in de theologie aan de Vrije Universiteit. Maar evenmin als deze laatstcn zuchten onder kerkelijke suprematie, evenmin die eersten. De gereformeerden hebben die suprematie nooit aanvaard. Noch in 1854, toen Kampen verscheen, noch in 1880 toen de leuze „geen kerkelijke suprematie" aangeheven werd ten bate van de Vrije Universiteit, natuurlijk onder herinnering aan wat in - de Herv. Kerk mogelijk was. Maar wat daar beslaan kan, is nog niet van kracht voor de vrije Geref. Kerken.

Natuurlijk is het mogelijk, dat de Geref. Kerken een besluit zouden nemen, een leer-uitspraak zouden doen, die een hoogleeraar te Kampen principieel verkeerd leek. Hij zou dan langs den wettigen kerkelijken weg daartegen moeten opkomen; zou moeten trachten, de uitspraak gewijzigd te krijgen, doch zou in afwachting daarvan niet publiek ertegen moeten ingaan. Ook niet op den katheder.

Maar dat is geen suprematie, want dat is zijn vrijwillig aanvaarde, van te voren voor eventueel voorkomende gevallen vastgestelde houding. Hij deelt ze met alle dominees, en alle schoenpoetsers van zijn kerk, en deelt ze ook met die andere belijdende leden der Gereformeerde Kerken, die hoogleeraar zijn aan de Vrije Universiteit. Die hebben bij hun openbare geloofsbelijdenis precies hetzelfde aan hun kerkeraad beloofd. Ze vonden dat heelemaal geen suprematie, doch een acte van hun vrijheid, die zij hadden in Christus Jezus. En in die gebondenheid doen zij nu alles wat zij doen. Zij voeren in die gebondenheid hun tafelgesprekken, en in diezelfde gebondenheid hun kathedergesprekken.

Wij, gereformeerden, mogen wel heel dankbaar zijn, dat die suprematie over heel de linie van ons hooger onderwijs is afgeschaft.

Dat wij met z'n allen het daarover trouwens al lang eens zijn, is duidelijk. Gelooft nog één verstandig menscli, dat, als het anders was, alsdan vrienden, curatoren van de Vrije Universiteit tevens vrienden, curatoren van de Theologische School zouden willen zijn?

Stel u voor, dat zij den eeneii keer (in V.U.relatie) de kerkelijke suprematie moesten afzweren, en de volgende maal (in Th. S.-verband) haar moesten aanvaarden? Dat lijden droeg geen mensch.

Stel u voor, dat zij den eenen keer (in V. U.verband) het spook der kerkelijke suprematie te lijf moesten gaan, en den volgenden keer (in Th. S.-verband) dat spook zelve ten lijve moesten woraen, als curatoren der hoogeschool? Het ware om te besterven van schrik.

Dies leven wij ons vrije leven.

'tGezeide spook is maar een spook.

't Verschijnt in Amsterdam niet. 'tVerschijiit te Kampen evenmin.

Wij danken voor de Vrije Universiteit.

Wij danken voor de Vrije Theologische School.

En leggen zóó den broeder-band.

K. S.

De (oud) gereformeerde stem in Duitschlaud.

Er is veel te doen, den laatsten tijd, in Duitschland over de knechting, die door het nationaalsocialistische régime over het kerkelijk leven aldaar gebracht wordt. Zelfs zijn er kerken in doleantie gegaan, die weigeren, zich te voegen onder het juk, en die eenvoudigweg haar gang gaan, naar de ontwikkeling van eigen leven, ongeacht de tyrannic, die door de dienaren of de representanten van het in den staat overheerschend geweld geoefend wordt.

Zoolang de verzet-actie zich alleen grondde op den eisch, dat de kerk het juk van dwang en vrijheidsberooving zou mogen weigeren voor zichzelf, zonder dat evenwel de staats-idee zelf, waaruit die dwang noodwendigerwijs opkomen moest, in den wortel werd aangetast door een op Gods Woord zich grondende thetische uiteenzetting omtrent den eigen aard van staat, en kerk, en ook andere levensverbanden, zoolang kon die verzetactie niet zoo heel veel beteekenen. Zij bleef machteloos, in den grond. Want tegen dwang verzet zich graag elk-voor-zich. Maar alleen, vvie de positie over en weer principieel afbakenen, en dus het verkeerde staats-begrip zelf fundamenteel critiseeren kon, alleen hij was in staat, zijn protest krachtig te doen worden en, wijl het principieel gefundeerd was, daaromheen een keurbende van 'taaie volharders te verzamelen.

Typisch kwam de betrekkelijke zwakheid en onvastheid van het gevoerde verzet in twee dingen naar voren:

a) in het herhalen van de verzekering, dat men den strijd niet voerde tegen den staat, den totaal-slaat van Adolf Hitlei-j doch alleen tegen het de kerk drukkende vreemde geweld;

b) in het ontbreken van een confessioneelen grondslag, die het verzet een concreet-reëele basis zou kunnen geven.

Deze beide bezwaren zijn evenwel vreemd aan de onlangs verschenen „Kundgebung der altreformierten Kirchen Deutschlands zur kirchUchen Lage der Gegenwart". In opdracht van de synode dezer oud-gereformeerde kerken in de graafschap; entbeim en Oost-Friesland neeit aezer dagen een drietal predikanten, Ds W. Bronger (Bentheim), Ds J. E. Goudappel (Emlichheim) en Ds E. Kolthoff (Veldhausen) een manifest doen verschijnen, dat tegen porlkosten verkrijgbaar is bij Boekdi-ukkerij R. G. Liebscher, Seifhennersdorf Sa. Het zeer duidelijk gestelde stuk begint met erop te wijzen, dat de in den laatsten tijd weer van alle kanten vernomen eisch: „de opperste plaats in de kerk voor Christus vrij!" en „tucht over leer en leven", klanken liet hooren, die het gereformeerde oor onmiddellijk boeiden. Alleen maar: waar was dikwijls de schriftuurlijke fundeering der gestelde eischen? Nationaal gevoel kon vaak zich daarin uitspreken, maar de bijbelsdie basis ontbrak. Daarom besloot de synode der hier zich uitsprekende kerken, 6 Dec. 1933, zelfstandig haar positie af te teekenen.

Nadat nu is meegedeeld, dat de kerken van Bentheim en Oostfriesland de drie formulieren van eenigheid hebben aanvaard als uitdrukking van haar geloof, en gezegd is, welke principiëele grondgedachten daarin zijn neergelegd (verkiezing, verbond, crlschuld, erlsmet, rechtvaardigmaking in Christus, heiligmaking als genade-gave, gereformeerde levensopvatting, „puriteinsche" strengheid)^ wordt betoogd, dat uit een en ander de noodzaak volgt van een kerk-inrichting en kerk-orde, welke beide het onderscheid tusschen de kerk en het volk genoegzaam in rekening brengen. Alleen het hoofd der kerk, Christus, kan en mag haar leven leiden en besturen; in dit licht is het ambt in de kerk te zien, en is te verstaan, wie en hoedanig de „trouwe mannen" moeten zijn, die naar Paulus' voorschrift, tot het ambt in de kerk te verkiezen zijn. Uit Christus' eenig herderschap en universeel opziener-schap (of episcopaat) vloeit de onverbiddelijke afwijzing van de tyranniseerende, en met het staatsgezag zich gelden latende, aan de kerk opgelegde bisschoppen voort. Men zegt: de opperste plaats in de kerk moet open blijven voor Christus; en zeker, in dien zin komt reeds een verzet tegen de machtsusurpatie aan het woord. Welk verzet deze gereformeerde schrijvers niet onverschillig laten kan. Maar nog beter ware het, de kwestie zóó te stellen: de opperste plaats in de kerk is sinds lang bezet; Christus bekleedt haar.

Daarom moeten de oud-gereformeerde kerken haar bezwaar tegen den gang van zaken uitspreken. Wat de gevolgen zullen zijn, ze weten het niet; maar zonder iemands strijd te willen verzwaren, willen ze het geven van een getuigenis niet nalaten.

In dat getuigenis wordt dan tenslotte ook begrepen een protest tegen alle vergoddelijking van het kreatuur, tegen alle menschvergoding, ook tegen de annexatie van den Zondag voor sport of voor vergaderingen en feesten ter eere van de nationale gedachte, terwijl daarbij dan de rechten van het eeuwige leven worden vergeten.

Tenslotte volgt dan een positief vermanend woord tot de leden der kerken zelf, opdat zij zelf ieder voor zich in het leven der gemeenschap staan mogen naar en door de gehoorzaamheid van Christus.

Met groote belangstelling lazen wij dit waardig gestelde stuk. Het is verblijdend, dat hier de gezond-gereformeerde opvatting het woord nam op eigen wijs; dit kalme woord is vreemd aan alle dialectiek, vreemd ook aan alle dualisme (afgedacht dan van een enkelen term, die trouwens in Duitschland anders klinkt dan in Holland), vreemd ook aan de fatale uiteenscheuring der onderscheidene levensterreinen, welke uiteenscheuring zoo menig van andere zijde ingediend protest krachteloos heeft gemaakt, en feitelijk gevaarlijk.

Wij wenschen den oud-gereformeerden kerken sterkte, en betuigen onze sympathie met dit uitnemende stuk

K. S.

Foto's voor het Afscheidlags-herdenkingsjaar.

De heer G. Sloot, fotograaf te Kampen (Broederweg) heeft een foto (in onderscheiden formaten) gemaakt, waarop broederlijk naast elkaar te zien zijn Van Velzen, Brummelkamp, De Haan, Hel. de Cock. Vier van de „vaders" dus der Afscheiding. In dit jaar der herdenking zal ongetwijfeld menigeen deze toto in zijn bezit willen hebben; ze is fijn uitgevoerd (witte achtergrond) en zooveel het mogelijk was, keurig en duidelijk afgewerkt. De heer Sloot wil gaarne nadere informaties doen; naar we vernamen, zal hij langs onderscheiden wegen zorgen voor bekendmaking van de uitgave en haar bizonderheden.

We hebben de foto zelf gezien, in de verschillende grootten, en kunnen met vreugde ieder, die zich voor de herdenkingsfeesten van 1934 interesseert, en de geschiedenis wil doen spreken in zijn huis-of studeerkamer, den raad geven, zich een exemplaar aan te schaffen.

K. S.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 april 1934

De Reformatie | 8 Pagina's

KERKELIJK LEVEN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 april 1934

De Reformatie | 8 Pagina's