GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Is de N.S.B. Christelijk? (VIII.)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Is de N.S.B. Christelijk? (VIII.)

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

Evolutie zonder openbaring.

Voor de (nog steeds in brochure IV gehandhaafde) staatsleer der N. S. B. heeft, gelijk gezegd, Hegel als geestelijk auteur te gelden, — althans hij in bizonderen zin; — want we zouden niet gaarne den indruk wekken, alsof de daarover handelende brochure een denk-geheel was van innerlijke eenheid.

Welnu, óók op dit punt blijkt — wat trouwens niet anders kon — de alle christelijk geloof beheerschende legenstelhng zonde-genade eenvoudig ondenkbaar.

We zagen reeds, dat de idee-filosofie geen plaats overhoudt voor God als schepper, wetgever, openbaarder, rechter, verlosser. De zondeval is hier, althans zóó als de bijbel hem leert, een onmogelijkheid.

'Dat dit met name óók bij Hegel, van wiens gedachten we een heel korte aanduiding gaven, het geval moet zijn, is duidelijk. Omdat volgens Hegel de „volstrekte idee" zich objectiveert in haar „anders-heid", en zoo van these tot antithese voortschrijdt, zichzelf daarin tot hooger plan opwerkende en opvoerende, daarom kan Hegel slechts vrede vinden in een panlogistisch, pantheïstisch ontwikkelingsproces, waarin geen mogelijkheid bestaat van een akuten zondeval; deze immers zou de ontwikkeling principieel storen, en daarvan wil Hegel niet weten. We raken hier aan de diep ingrijpende kwestie van het geloof in den zondeval — een zaak, waarvan het belang door „Assen" weer in het licht gesteld is, en waarvan het belang niet kon gezien worden door vele menschen, die, om Assen smalende, niet begrepen, dat ze zich in eigen onkunde ten aanzien van de algemeene theologische en filosofische vragen ten toon stelden.

Want, dat öe kwestie van het al-of-niet-gelooven in den zondeval, hier van overheerschende beteekenis is, behoeft dat nog betoog? Zoo iemand, dan heeft j u i s l Hegel dat bewezen in zijn zeer kunstmatige, en eigenwillige „uitlegging" van het .bijbelsch zondeval-verhaal. Hegel leest daar, dat God zegt, nadat de mensch gevallen is: nu is de mensch geworden als „onzer é é n". Velen, zoo merkt Hegel hier in zijn „Die absolute Religion" op, velen zitten zoo wat met de hand in het haar, als ze dat lezen. Wat beteekent dat? Is het ernst? Is het ironie? Waarheid? Spot? Hegel antwoordt: het is volkomen ernst: immers, toen in deze „voorstelling"() de eerste Adam, de eerste mensch, gekomen was tot de „andersheid", tot anti-these, tot de tegenover hem liggende „daad", tol het „verbodene", toen was hij inderdaad „als God geworden", toen was hij o n t w i k k e I d lot „t w e e-den Adam". De these ontwikkelt zich door de anti-these, komende tot synthese. De eerste Adam slaat in den greep naar de „andersheid" om, en wórdt tot tweeden Adam.

Zoo heeft deze Hegelsche evoluliefilosofie principieel ter zijde gesteld de mogelijkheid van een openbarenden God, die den mensch onder de wet stelt, die den daarna ongehoorzaam geworden menscli door het evangelie verlossing belooft, en die daarna krachtens die verlossing hem weer de wet doet hooren door openbaring. Hier moet men niet draaien en wringen; zóó iets te gelooven, héusch, aan zulk een God te gelóóven, dat is eenvoudig met Hegelsche wijsheid onvereenigbaar. Wie de dingen combineeren wil, die knoeit. Zooals brochure IV der N. S. B. dan ook knoeit

Lees nu eens met dit schema voor oogen, wat de officieele staatsleer van de N. S. B. over de

samenleving" zegt. „JLTC samenleving is in al z ij n (haar) factoren van economischen aard en van het cultuurleven, in voortdurende evolutie" (III, 7).

Ik kan me voorstellen, dat menigeen hier zoo dadelijk geen kwaad bij denkt. Heel wat menschen denken, als ze over „cultuur" lezen, aan heimachines, en aan betonpalen en kunstmest. Wat is er tegen, denken ze, ontwikkeling daarin aan te nemen? Ja, wel. Maar ze vergeten waarschijnlijk dan, dat op diezelfde bladzij te lezen staat, dat lot de „vormen" (daar hebt ge die ongelukkige idee-vorm-constructie weer) der CULTUUR behoort: „KUNST, GODSDIENST, WETENSCHAP EN PHILOSOPHIE". En dat is nu weer nèt Hegel. En dat is nu nèt wat ook de N.S.B. wil.

Die N. S. B. moet nu niet weer voor de zooveelste maal den menschen zand in de oogen strooien, door te zeggen: brochure IV moet men leggen naast br. III; want dat is maar onzin; ik zei reeds waarom. Ik wijs er ten overvloede nog op, dat men het hier wel heel kon kreet zóó méént ook. Want men zal toch immers in de goede dagen, die men hoopt te beleven, ons geven het bemoedigende (!) bezit van twee „Kamers"? De cene is sociaal-economisch en de tweede draagt den fraaien naam van „cultuurkamer". Jawel. En bij die cultuurkamer worden dan zoo maar eventjes ondergebracht: kunst, wetenschap, RELIGIE. Men moet dus niet zeggen, dat het in brochure III maar formeele schema's zijn. Want dat is al weer geknoei, om zich uit den greep der criliek van christelijke zijde te redden. „Formeele" schema's? O neen, het is hier bloedige ernst. De godsdienst is bij de Heeren Bergsma en Mussert een kwestie van „cultuur". Dezelfde gedachtenkring is er trouwens ook in brochure I-II (reeds de inhoudsopgaaf bewijst dat). Men kan nu wel in brochure IV probeeren, wat water in dezen evolutionistischen wijn te doen, om dan een schijn-argument te hebben tegen lastige christelijke opponenten, maar dat is oneerlijk. Want heel het in I-II ontwikkelde PROGRAM rust op de Ilegelscbe ioeeën van III. Er is niet aan te ontkomen: als III wordt herroepen, dan is het ook absoluut gedaan met heel het program.

We houden ons dus aan wat er staat: godsdienst is een kwestie van cultuur; en deze godsdienst, evenals wetenschap, kunst en filosofie, is in voortdurende ontwikkeling.

Wie evenwel dat gelooft, moet niet in IV achteraf zeggen: dat men in de N.S.B, zijn gedachten ontleent aan de groote christelijke denkers (IV, 24), want dat maakt alleen op dwazen eenigen indruk. Hier is duidelijk, dat volgens deze leer „de godsdienst" (alle „godsdiensten" zijn natuurlijk „verschijningsvormen" van den éénen godsdienst, van de „idee" gods' dienst .dus) zich voortdurend ontwikkelt. Heel de misère van de Religionsgeschichte en van de evolulionistische Religionsphilosophie (alle godsdiensten familie van elkaar, het christendom geen wezenlijk andere godsdienst, zondeval, openbaring in bijbelschen zin opgeheven) komt hier terug, wordt zóómaar ingehaald.

En dan zijn er nog warempel gereformeerde menschen, die des Zondags de twaalf artikelen belijden? En meteen dit N. S. B.-heidendom aanvaarden? Laat ze eens weer hun bijbel lezen: Genesis I-III, eer ze achter brochure III aanloopen: „samenleving is het proces van „zelt"(!)bevrijding der nienschHEID(!) uit zijn (welja) 1 „dierlijke natuurlijkheid" tot „het ware vergeestelijkte (!) echt menschelijke leven" (III, 10). Laat ze dit nog eens lezen: als ze deze „verantwoording in laatster instantie" (zoo staat het er toch? ) aanvaarden, dan wordt het hoog tijd, dat ze welen, geen christen meer te zijn.

Men kan mij tegenwerpen, dat er in een noot door brochure III wordt toegevoegd aan al dit fraais: „Evolutie" beteekent niet per se: ontwikkeling naar een hóóger plan; er is evenzeer evolutie naar omlóag, welke zich in onze tijden overal vertoont". En men kan zeggen: deze uitspraak (III, 7) bewijst toch, dat men het in de N. S. B. zoo heel erg niet méént met die evolutionisüsche tendenzen.

Maar wie dat zou tegenwerpen, kent de geschiedenis niet. Boven sprak ik over de Religionsgeschichte; in haar ontwerpen, zoo zeide ik, worden ook alle religies tot familie van elkaar (precies, zooals bij de N. S. B. alle staten), en werkt ook de evolutiegedachte door. Welnu, er zijn er geweest, ik denk hier aan Andrew Lang en Wilhelm Schmidt, die op het terrein der evolulionistische Religionsgeschichte ook getracht hebben, de ergste consequenties der Religionsgeschichte te breken. Ze hebben gezegd : „de uPrimitieve" religie was zoo plat en zoo grof niet, als de gangbare evolutieleer in de Religionsgeschichte ons wil lalea'gelooven: er is immers oorspronkelijk een oer-monotheism e geweest (high gods, Hochgötter); en daarvan is men op den duur uitgevallen". Maar omdat deze theorieën het evolutiedogma in zijn grondgedachten onaangetast lieten, konden ze die ook niet breken. Ook zij erkenden, dat er een ontwikkeling „naar

omlaag" was. Maar ze hebben toch het bijbelsche schema van scheppings-paradijs-val-openbaring-van-evangelie óók laten varen. Principieel bleven ze daardoor evolutionisten, al vochten ze tegen uitwassen op dit terrein.

En daarom troost ons zoo'n aanteekening in brochure III niet. Men BLIJFT hier tegen den bijbel in opstand.

Iets over Stanley Jones. (Slot.)

Ik geef hier het slot van het artikel, naar de mij gegeven vertaling.

Wat is dat eigenlijk, de „Indische geest"? Heeft daaraan niet dat meesterwerk van Satan, de Buddhistische philosophie, zijiL ontstaan te danken? En is die geest niet verantwoordelijk voor alle verschrikkingen en alle verschijnselen van ontaarding in de Hindoesche religie met haar verfoeilijke afgoderij? Wat moeten wij zeggen bij de hechte verbinding van dien geest met erkende verwerpers van Christus als eenigen Heiland en met welbewuste handhavers van de afgoderij, zulken als Mahatma Gandhi en andere vertegenwoordigers van den „Indischen geest"?

De tijd is aangebroken, waarin de Christenen moeten besluiten geen onderwijs in de Hemelsche dingen door onwedergeborenen te aanvaarden. Dr Jones zou ons daarentegen er toe brengen ons oor af te wenden van de godsprafcen van den Heere en van de definities v£m Schrift-woorden zooals die gegeven zijn door mannen Gods van vroeger (die hij verwerpt ajs „dogmata") en zou ons dan vragen te luisteren naar wat de vertegenwoordigers van alle soorten religies voor zich hebhen te zeggen.

Laat ons in China ons wachten voor zulk een inconsequentie. Chineesohe Christenen die geestelijk gezind zijn, hebben een hartgrondigen afkeer vaji de manier waarop eenige buitenlandsche zendelingen de gunst trachten te verwerven bij hun hoorders, door ze te vertellen wat een fijne en ware gedachten de Oostersche wijsgeeren hebben gezegd. Zij hongeren naar Gods Woord. Weg met deze giftige dampen van de hel, die voorgesteld worden als nieuwe lichten. Wij beschuldigen Dr Jones er niet van, dat hij welbewust valsche lichten ontstoken heeft, of opzettelijk verkeerde beteekenissen te hebben voorgesteld aan zijn hoorders en lezers. Hij verlangt Christus te prediken, maar als hij niet den Christus van de Schrift predikt, moet hij, noodzakelijkerwijze een anderen Christus leereu, namelijk een valschen Christus, en dat baant den weg voor den Anti-Christ.

De Satan is een goede vermenger en zal allicht zijn instrumenten kiezen onder ernstige, enthusiaste menschen, die nog onbekend zijn met zijn listen.

Hij moet zijn plannen verborgen houden en zijn werktuigen onbekend laten met zijn oogmerken, teneinde zijn plan, een valschen Christus te stellen, die de heele wereld zal moeten regeeren, te volvoeren. Als we dit onthouden is het absoluut zwijgen van Dr Jones over Satan (ook in dit opzicht trekt hij één lijn met de Modernen) onheilspellend. Zoo is ook de eenige keer dat hij oppervlakkig melding maakt van de hel in: „Christus van de Ronde Tafel", op pag. 305: „De menschen van tegenwoordig voelen de hel van een ledige beurs meer dan iets anders".

Sajnenvattend kunnen we dit zeggen: wij moeten van Dr Jones leeren zijn vurigheid, zijn liefde voor Christus en 't menschdom, zijn bekwaamheid in het zich aanpassen aan zijn hoorders en zijn vasthoudendheid aan zijn doel.

Ook merken we op zijn belijden van:1. de geboorte uit een Maagd; 2. de Godheid van Christus; 3. Zijn Zoendood, en 4. Zijn lichamelijke wederopstanding. Daar wij echter Hem willen dienen, Die getrouw en waar wordt genoemd, moeten wij hieraan toevoegen: et tweede punt verliest zijn ware beteekenis als wij ontdekken hoe Dr Jones het Vaderschap van God en de broederschap der menschen predikt: od wordt • gemaakt tot Vader van onwedergeborenen en onbekeerden worden tot broeders van Gods verlosten gemaakt. Voorts is het derde punt van zijn kracht beroofd door het Kruis eenvoudigweg te maken tot een voorbeeld voor de menschen om 't na te volgen, in plaats van het voor te stellen in al zijn mysterieuze vreeselijkheid en schande, als hèt groote zonden-uitdelgende offer door Christus' bloed. Wij moeten er aan denken, dat demonen en gnostici niets méér haten dan het leerstuk van de verzoening door het bloed van Gods Zoon.

Wanneer we de beteekenis van Dr Jones' onvolledige, om niet te zeggen misleidende, behandeling van Gods Woord hebben gegrepen, hoeven we niet lang stil te blijven staan bij andere noodlottige weglatingen in 't Evangelie dat hij brengt, zooals de tweede komst van den Heere en het komende oordeel over de wereld, met dal over haar machtigen regeerder, haar god en haar vorst, n.l. Satan.

De tegenwoordige tijd in China biedt een onvergelijkelijk gunstige gelegenheid. Om deze reden is 't beslist noodzakelijk, aan de menschen van dit land. het Evangelie in zijn geheel en onvervalscht te prediken, en iedere ware belijder van den Heere en Zijn Genadewoord moet resoluut 't hoofd bieden a.an de pogingen van den vijand der zielen, om „het kostbare met het snoode te vermengen", zooals, gelijk we tot onzen spijt wel móéten zeggen, Dr Jones door zijn methoden en in zijn zending zulks doet. Laten we toch vooral vasthouden wat waardevol is, en vervolgens wat goed en wijs is, maar laten we er ook aan denken, dat alleen diegene, die weigert zijn vertrouwen te stellen in wat van den mensoh afkomstig is, en die zulks met wortel en lak wegwerpt, Gods belofte heeft, dat hij zal zijn als Diens mond in het verkondigen van Zijn Woord. (Zie Jer. 15 : 19.)

Tot zoover het artikel, dat me om zijn eerlijkeid en ernst de aandacht waard lijkt. Laat me og opmerken, dat in het nr. van verleden weck e naam van den Heer Krijger te Ermelo abusieelijk is gezet als: Kuyper.

K. S.

„Gezangen" en formulieren, standaard-editie.

Deze week ontving ik een exemplaar van de voor preekstoel-gebruik bestemde standaard-editie van ons nieuwe gereformeerde kerkboek. Het verscheen bij de N.V. Uitg. Mij. J. H. Kok te Kampen. Gelijk zulks voor kansel^ebruik noodzakelijk is, heeft de redactie en de uitgever gezorgd voor bizonder helderen druk, groote' cijfers aan den rand, en meer andere maatregelen, die een zeer gemakkelijke hanteering van het boek mogelijk maken. Men vindt hier dus de nieuwe liturgische formulieren, de „eenige gezangen", de orde van den eeredienst, de formulieren van eenigheid. Er is zeer veel werk aan deze uitgave besteed; ik denk met name aan de correctie, die natuurlijk had te zorgen voor het volgen van één systeem inzake de interpunctie, de aanwending van hoofdletters, enzoovoort. Er zullen er zeer velen zijn, die zich voor de uitgave interesseeren, ook buiten de kerkeraden; daarom geef ik hier even hel bericht.

jf K. S. .

^De N.S.B., niet en toch „debatteerende".

In Utrecht sprak ik over de vraag of de N. S. B. christelijk was. Hoewel — volgens publieke mededeelingen van aan haar verbonden bekende debaters — een stenografisch verslagj der rede gemaakt was ('twas op 7 Mei), (en men zich' dus uitstekend had kunnen praepareeren) vond men het toch maar beter, op 4 Juni te adverteeren, dat de N. S. B. niet zou debatteeren bij een 2e spreekbeurt, over ditzelfde onderwerp, te houden in Dordrecht. Niettemin werd in die zelfde week. Zaterdag 9 Juni, in „Volk en Vaderland" onder denzelfden titel als mijn rede had, een heel stelletje vragen gedaan, die niets te maken hadden met wat ik had behandeld; immers: ik had gevraagd, of de N.S.B, christelijk was, en in het nummer van 9 Juni sprak men over andere lichamen dan de N.S.B, met de hier niets ter zake doende vraag, of die soms wel christelijk waren? Vervolgens legde d.d. 14 Juni de heer Ë. Lourens, v. Ostadestraat 3, Zwolle, mij in een vergadering te Zwolle (over hetzelfde onderwerp) dezelfde vragen schriftelijk voor, die in „V. en V." waren gesteld, hoewel ook toen ieder .wist, dat de vragen niets met mijn rede te doen hadden.

dk heb ze toch maar beantwoord. Dat antwoord herhaal ik hier niet, tenzij de lezers van ons blad het mochten vragen. Ik wijs er alleen op, dat de N. S. B. telkens weer poogt te ontkomen aan de eigenlijke vraag, of zij ZELF naar haar EIGEN verzekeringen christelijk is. Als men daarover niet debatteeren wil, moet men het ook maar heelemaal niet doen. Wil men het wel, dan moet het serieus zijn. Dit gebaar evenwel verraadt onmannelijkheid.

K. S.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 juni 1934

De Reformatie | 8 Pagina's

Is de N.S.B. Christelijk? (VIII.)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 juni 1934

De Reformatie | 8 Pagina's