GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Het eeuwfeest der Afscbelding.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het eeuwfeest der Afscbelding.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

V.

Het was naar Gods ondoorgrondelijk bestel dat De Cock hier menschen aantrof die spraken als Nieman had gesproken, die dachten eer in de richting van de „juffrouw" dan van den jongen leeraar. Echter zooveel werd wel gevoeld, dat een Klaas Kuipenga, die, wijl niet vereenigd met de leer aldaar verkondigd door Hofstede de Groot, er jiiet toe had kunnen komen zich „aan te laten nemen", nu wèl het catechetisch onderricht begeerde van den nieuwen dominee. Op diens ruime en mooie studeerkamer werd les gegeven en ontvangen. De Heere stelde den leerling tot leermeester en den leermeester tot leerling. Zou men deze omkeering een verkeerde willen noemen, dan bedenke men dat die God die Efraïms plaats deed wisselen met die van Manasse, ook hier de orde omkeerde. Weer hoorde De Cock klanken als van Nieman, en daaronder ook deze: „indien ik ook maar ééne zucht tot mijn zaligheid moest toebrengen, dan was het voor eeuwig verloren". Hier vond hij oude schrijvers. Ze werden hem aangeprezen. Hij las ze. Eerst toen drong tot zijn besef door dat hij de waarheid niet zoo verstond, als de vaderen die hadden beleden. De Heere leidde hem verder op dezen weg. Ongemeen grooten invloed oefende op hem de lezing van een der eerste, dus der kleinere edities van Calvijns Institutie, die hij vond op de studeerkamer van Ds Wormnast. Hij werd hongerig. Kocht de boerenknecht Broekema van zijn overgespaarde centjes een Statenbijbel op de markt te Groningen en toog er blijde mee naar zijn dorp, las daarin vlijtig tot beter verstand der Schrift, znlk een bijbel bezat Ulrums predikant toen nog niet, zoo min als de canones van Dordt, welke hij vond bij een lidmate zijner gemeente. Dit zou dra anders worden. Hij was hongerig geworden. Hij begon te verstaan en hoog te achten de liefhebbers van de oude sclirijvers. De keuze van lectuur werd ook eene andere. De Cock hield de tijdschriften bij. Toen trof hem voortgaande sterker hoezeer deze, als de „Godgeleerde Bijdragen", geredigeerd door Arnhems wijdvermaarden Donker Curtius, gunsteling van den koning, en Tiels lieven en beminnelijken Van der Willigen, verschilden van de gereformeerde leer gelijk hij die al eenigszins begon te leeren kennen uit wat nu zijn lectuur vormde. Ook uit de „Boekzaal" sprak een andere taai dan uit Calvijns Institutie. In die dagen kreeg hij Van Zuylens Hervormde leer in handen. Een hongerige ziel zocht spijze en die zoekt heeft de belofte te zullen vinden. De „eenige redding" opende nog wijder zijn oog en hij zag hoe nauw het verband is tusschen de leer en het leven. Steeds helderder zag hij in hoever de afwijking in beide was, in de leer als in het leven. Hij proefde het zoet der waarheid. Haar licht ging voor en straks in hem op, en hoe jong ook, toch ging het hem als een vader die voor ziclazelf veel geniet uit geschriften die hem de waarheid en het leven doen verstaan en zien, en dan zegt: kinderen ik kan het niet voor mij zelf houden: luistert even. De Cock kon ook niet voor zichzelf houden wat hij dorstig geworden dronk met groote teugen en at wijl hongerig zijnde. Wat in het verborgen werd gewrocht zou in het openbaar straks worden gehoord en gezien. Er komt verandering in zijn preeken, in den inhoud daarvan. Het gerucht ging uit alle poorten en werd verbreid in den naasten omtrek. Er was beroering gekomen in de stilstaande wateren en de beweging plantte zich voort in steeds wijdere bogen. Op dat gerucht kwam men toe. Het trok de heden van over de grenzen van het dorp, van de provincie, straks van het land naar het Oosten heen. Want er was honger in het land, niet naar brood, maar naar 't Woord Gods en dat was schaarsch in die dagen, vooral in het Noorden. Friesland had nimmer de canones opgenomen in het verbindingsformulier, Groningen nam besluiten tegen de „oefeningen" die vermenigvuldigd werden na Schortinghuizens „reformatie"; zelfs zóóver scheen men te zijn afgeweken dat, naar De Cocks bange vreeze bij zijn eerste opvlammende liefde voor het oude, en wat hij als fonkelnieuw had leeren kennen, hij meende dat er in wijden omtrek geen enkele gereformeerde leeraar meer was. Het volk stroomde toe. Dit feit was opzichzelf reeds voldoende om ambtsbroeders onrustig te maken, de hoofden bijeen te doen steken, op ring-en classisvergadering het geruchtmakende verschijnsel te bespreken en dat niet steeds sine ira et studio, althans zoo ging het in het Noorden, in den ring Leens, in de classis Middelstum.

De Cock neemt toe in kennis, in kracht, in ijver. Hij moest spreken, hij moest getuigen. Verre is hij van overmoed. Hij vertrouwt toe aan het papier waarvan hij vervuld is. Op den kansel prediken, onderwijzen, manen tot bekeering; op de studeerkamer schrijven; op de vergaderingen aanvallen afweren, wederleggen, zich verdedigen, zelfs tegen zeer onwaardige lasterpraat. Men sprak van hem op alle straten, voor en in alle dorpsherbergen, in den brik en in den wagen, op het water en langs de wegen, in de hutten en in de deftige behuizingen. En De Cock, hij werkt, onderzoekt, preekt, catechiseert bizonder vlijtig, en is in deze dingen overvloediger dan vele van zijn tijdgenooten. Toch niet overmoedig, niet op het zadel gezet, niet over het paard gebeurd. Niet h ij ageert, doch de Geest des Heeren werkt. De Cock zet zich aan de schrijftafel en schrijft zijn: „Hartelijke toespraak aan het Nederland sche volk en haast zich het ter perse te doen leggen. Verre vandaar! Hij bergt hel geschrevene in de lade. Hij wacht: die gelooven haasten niet! De liefde acht den ander uitnemender dan zichzelf en zoo is het geschied dat De Cock twee jaar lang het geschrevene, dat wat het eerst door hem werd geschreven met de bedoeling om het, zoo noodig, het licht te doen zien, achterwege houdt, overwegende dat anderen daartoe beter bekwaam waren en eerder geroepen. Hij is nog zoo jong! Da Costa's stem geeft zooveel schooner geluid. Molenaars Adres is uit de pen gevloeid van den man van zooveel naam en Van Zuylens brochures zijn zoo passend van inhoud en pijlen door den Heere zoo juist gericht op het hart van zoovelen en daaronder ook op dat van hem en van meerderen der leden zijner gemeente. Hij wacht dan. Hij wil en moet wachten en kan het ook. Hij dringt niet door de scharen heen om zich op een vooraanstaande plaats te vertoonen. Hij is geen „streber". Het zal hem niel hinderen als men hem een eenvoudigen dorpsdominee achl. lyj wil ook niets meer wezen; deze is zijn roem, zijn trouw, zijn godsvrucht! Laten tegenpartijders van lateren tijd, laten overmoedigen van jongere jaren, laten oppervlakkige „lezers" van onze dagen van dezen eenvoudigen man uit een Groningsch Abdera spreken en schrijven in verkleinenden zin, het deerde hem niets, het (|rgere ons niet! De Cock was groot in zijn eenvoud. De Cock had een uitnemende kennis, meer dan zijn hooggevoelende bedillers; De Cock bezat een karakter dat niet weten te waardeeren die afgaan op wat zijn vijanden lasterden; De Cock had een verstand dat zelfs zijn grofste tegenstanders niet durfden kleinachten.

Hield zijn eenvoud en bescheidenheid hem terug het geschrevene nu reeds het licht te doen zien, zijn liefde tot de waarheid drong hem in den herfst van '33 de canones van Dordrecht, met een voorrede, opnieuw uit te geven, waardoor dat belijdenisgeschrift door Prof. A. G. Honig met kostelijke vindingrijkheid is genoemd het Credo der Afscheiding en waardoor De Cock in eens voor heel het volk en heel de kerk openbaarde den band te gevoelen aan de vaderen. Achter de tolerantie, waarvan zijn oudoom Gerardus Theodoras de Cock, een beschermeling van den stadhouder Willem V van Friesland, een der meest bekenden was in het Noorden des lands, ging De Cock terug op mannen als die het Tractaat van Tolerantie opstelden: van De Cock op en achter Comrie terug.

G. KEIZER.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 augustus 1934

De Reformatie | 4 Pagina's

Het eeuwfeest der Afscbelding.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 augustus 1934

De Reformatie | 4 Pagina's