GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De verwerping van het Oude Testament in het heden en verleden.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De verwerping van het Oude Testament in het heden en verleden.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

VI.

Het is ondoenlijk alle stemmen te laten hoeren die roepen om afschaffing van het O. T. Groot is het aantal brochures en persartikelen zoowel vóór als tegen het O. T. Het is noch mogelijk, noch noodzakelijk deze ook maar voor een deel hier te bespreken. In hoofdzaak is het echter toch dezelfde redeneering die gevolgd wordt. Op een enkele uitlating wil ik echter nog tot slot de aandacht vestigen.

In het D'Uitsche weekblad „Die Kommenden" van 30 Maart 1928 komt een artikel voor onder den titel: Der Kampf gegen das Alte Testament in religiöser Hinsicht" (Zie: M. Thilo, Der Kampf gegen das Alte Testament, 1931), waai'in de auteur zich richt tegen het gebruik in de practijk van het O. T. als godsdienstig boek. Hij beweert dat het doel van de jeugdopvoeding Duitsch moet zijn. In de plaats van de onbruikbare religie der kerk moet oen Duilsche religie gesteld worden. Doch vóór alles moet het O. T. daar buiten gesloten worden, omdat de godsdienst van het O. T. niet alleen on-Duitsch is, maar ook zedelijk minderwaardig. Het boek is in het geheel geen heilig boek, het heeft een mythischen grondslag en is uit een volk voortgekomen dat niet godsdienstiger was dan alle andere volken. Zelfs de Ptt-ofeten en de Psalmen moeten in hun geheel verworpen worden.

Dat het gevaar voor toepassing van zulke theo'rieën in de practijk lang niet denkbeeldig is bewijst wel de bepaling onlangs uitgevaardigd door het Hessische ministerie van eeredienst (Standaard 8 Juni 1934) om het leerplan op de scholen voor godsdienstonderwijs te wijzigen met dien verstande, dat op de g3'mnasia voortaan in alle drie eerste klassen in plaats van het O. T. slechts het N. T. mag worden behandeld. Dat dit ging in overeenstemming met de kerkelijke autoriteiten is wel heel droevig!

Gelukkig wordt er in Duitschland ook met kracht gestreden vóór de handhaving van het O. T. Bekende Duitsche geleerden, onder wie de Oudtestamenticus Ernst S e 11 i n mengden zich daarvoor in den strijd (Zie zijn: Abschaffung des Alten Testaments? 1932}. Zelfs een Nationaal-Socialist en Ud van de beweging der „Duitsche Christenen", de predikant Fritz B e c k m a n n komt qp voor het O. T. als openbaring Gods. Helaas kan dit van de beweging als zoodanig niet zonder voorbehoud gezegd worden. De „Richtlinien" die opgesteld werden voor de kerkelijke verkiezingen in den herfst van 1932 en die heden van programmatische beteekenis geworaen zijn, spreken zich weliswaar niet uit over liet O. T., maar in de negende stelling treedt in vollen omvang hel anti-semitisme aan den dag, waarin gezegd wordt dat de zending onder de Joden een gevaar is voor het Duitsche volk. (A. Dannenmann, Die Geschichte der Glaubensbewegung „Deutsche Christen", .pg. 40).

En in dit verband zij ook gewezen op een passage uit de redevoering van den rijksbisschop D r Muller op 28 Febr. van dit jaar in het Sportpalasl te Berlijn gehouden. Deze hoogste kerkelijke aulorileit in Duitschland 'beweerde: „Dikwijls bestaat de meening dat het Christendom uit het Jodendom is voortgekomen, zoo ongeveer 'als een boom uit de aarde spruit en in de aarde wortelt, zoo zou dan het Christendom met het Jodendom verwant zijn. Hiertegenover moet er steeds weer met alle besHstheid de nadi-uk op-gelegd worden dat het Christendom niet uit het Jodendom gegroeid, maar in strijd tegen het Jodendom geworden is, (spatieering niet van mij) en als heden van Christendom en Jodendom gesproken wordt, dan staan beide in hun diepste wezen vierkant tegenover elkaar; hier is geen verbondenheid, maar de meest scherpe tegenstelling".

Het zal ieder duidelijk zijn dat een dergelijke uitlating zonder eenigen naderen commentaar misleidend is en velen de consequenlie doet trekken: dus los van het O. T.

Wij hebben hiermede onze artikelen beëindigd en een overzicht gegeven van de verwerping van het O. T. in heden en verleden. Niet dat er nog niet meerdere namen zouden te noemen zijn van menschen, die zich tegen het O. T. als goddelijk openbaringsboek gekeerd hebben, maar wij hebben in den loop der historie op enkele belangrijke fi_guren de aandacht gevestigd.

Het ligt niet in den historischen aard van deze artikelen om critiek te leveren op de naai-voren gebrachte theorieën. Het zal in dit blad ook wel niet noodig zijn. De aanvaarding van het O. T. als Gods Woord is, evenals die van de geheele Heilige Schrift, tenslotte een kwestie van'geloof.

Op een enkel ding wil ik echter nog wijzen en wel op het groote gevaar van de z.g. Bijbeler i t i e k. Immers als men, om welke redenen dan ook, meent bepaalde gedeelten van het O. T. niet te kunnen aanvaarden of althans niet zonder meer te kunnen aanvaarden, leidt dit tot de consequentie van de verwerping van het O. T.

Op aajigrijpende wijze wordt dit geïllustreerd door het verhaal van den man die deze consequentie gelrokken heeft, n.l. Friedrich Delitzsch. In zijn voorwoord op „Die grosze Taüschung" vertelt hij het volgende: Als jong student hoorde hij op het college van een gevierd liberaal theoloog dat het z.g. vijfde boek van Mozes, Deuteronomium, heelemaal niet door Mozes geschreven was, maar zeven eeuwen later te boek was gesteld, hoewel het boek zelf getuigt door Mozes zelf opgesteld te zijn. Daar Delitzsch uit een streng orthodoxe Luthersche familie kwam was hij hierdoor diep ontroerd en bezocht daarom nog denzelfden dag den hoogleeraar op zijn spreekuur, om met hem over de zaak te spreken, bij welk onderhoud Delitzsch zich liet ontvallen: „Dan is dus het vijfde boek van Mozes wat men een falsificatie noemt? " Het antwoord luidde: „Om Godswil! Dat is wel waar, maar zooiets mag men niet zeggen!"

Nooit, zegt Delitzsch, heb ik begrepen waarom men ook niet openlijk in zulke ernstige zaken datgene zal uitspreken wat waar is.

En ten laatste: wie het O. T. verwerpt, verwerpt daarmee ook het N. T., want wij hebben bij al degenen die hel O. T. verwierpen als openbaring Gods gezien dat zij daarbij niet bleven staan, maar zich genoodzaakt zagen ook uit het N. T. gedeelten te verwijderen. En hiervan geldt ook wat in het voorafgaande is gezegd: wie een gedeelte van Gods Woord verwerpt, verwerpt daarmee in principe de geheele Schrift.

Dr G. J. D. AALDERS.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 november 1934

De Reformatie | 8 Pagina's

De verwerping van het Oude Testament in het heden en verleden.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 november 1934

De Reformatie | 8 Pagina's