GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Een tacbtig-jarige.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een tacbtig-jarige.

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Woensdag zes December 1854 is een dag van blijvende beteekenis in de historie van de kerk des Heeren en van het Godsrijk in deze landen, 't Is de dag, waarop in Kampen de Theologische School werd geopend. Een grauwe Decembermorgen in de natuur, maai-een veelbelovende lentedag in het rijk der genade.

De plechlige opening had plaats in bet kerkje in de heelemaal niets hoffelijks vertoonende Hofstraat. Op zulk een eenvoudige en sobere wijze, dat zij haast aan een godsdienstoefening, deed denken. Ofschoon veel belangstellenden van omliggende en zelfs van vèr verwijderde plaatsen waren opgekomen, geschiedde de opening toch in een beperKten kring. De Zuider-en Noorderspoorwegen bestonden toen nog niet. Het kerkgebouw was echter geheel gevuld. Ook vele gemeenteleden uit Kampen waren er bij tegenwoordig. De Burgemeester en de Wethouders hadden de uitnoodiging om de plechtigheid met hun tegenwoordigheid te vereeren, welwillend aanvaard.

Op de eerste rijen stoelen vlak voor den preekstoel zaten de studenten, 37 in getal. Te tien uur besteeg Ds C. G. de Moen, Curator der provincie Overijsel, den kansel tot het houden van do openingsrede. Zijn tekst was 2 Kronieken 1:10: Geef mij nu wijsheid en wetenschap". Na de bevestiging der vier „Hoofdonderwijzers" (uit alles blijkt, dat de stichters gering van zichzelven dachten) hield Prof. S. van Velzen een rede over „Het groot gewicht van het werk van den Evangeliedienaar". Na de officieele openingsure volgde des avonds een meer vrije samenkomst, waar verschillende sprekers, ook enkele studenten, het woord voerden.

Het besef van eigen geringheid verzwakte echter geenszins het gevoel hunner groote roeping. Ook bij de opening der School trad duidelijk aan het licht, dat de Afscheiding, inplaats van een separatistisch karakter te dragen, zich kenmerkte door den geest van catlioliciteit. De „Afgescheidene Gemeente" wilde niet geacht worden een nieuwe kerk te zijn. Zij diende zich van het begin af als de voortzetting der oude Gereformeerde Kerk aan. Nadrukkelijk sprak Ds de Moen van het Formulier voor de bevestiging van P^rofessoren in de Heilige Theologie, „dat door onze Dordsche Synode is opgesteld". De brochure, waardoor de rede in druk verscheen, bevatte, onder den uitgebreiden titel, de betuiging: „Eben-Haëzer. Een stem tot Nederland van de Christelijke Afgescheidene Gereformeerde Kerk". Plrof. van Velzen eindigde de aanspraak zijner rede met: „Gij allen, van welken rang of staat ook, inzonderheid gij, die tot het geslacht van Gods kinderen behoort". En het slot van het verslag der opening in „De Bazuin" van 11 December luidde: „Ons bUjft niets meer over dan het volk des Heeren van. wat naam, kleur of vorm, op deze Inrichting te wijzen; het te herinneren, dat zij, volgens Synodaal besluit, evenzeer openstaat voor jongelingen buiten als binnen den kring der Afgescheidene Gemeente".

Ds A. Brummelkamp Jr schrijft van de opening, „dat zij geheel het karakter droeg van de nog half partriarchale toestanden. Het feestelijke lag uitsluitend in de zaak zelf. Het pleit voor de echtheid van het goud, dat men er geen ophef bij maakte en aan het goud zelf genoeg had".

Wijl onder de aangekomen studenten enkelen zich bevonden, die op oen der afzonderlijke opleidingsscholen voor een goed deel hun studie al volbracht hadden, werden reeds in October van 1855 de eerste examens gehouden. De groote predikanten-nood der Gescheidene Gemeenten drong daartoe. Een drietal studenten onderging tegelijk het litlerarisch en theologisch onderzoeii. Kenteekenend zijn de onderwerpen der opstellen, welke de drie litteratoren moesten inlevei-en: Welken invloed heeft de kennis van God op het maatschappelijk leven? Welken invloed heeft de ware vi-eeze Gods op het maatschappeUjk leven? Welken invloed heeft het bestaan der Overheid op het maatschappelijk leven?

Een der litteratoren, J. J. de Visser, werd „met veel ruimte" bevorderd tot „Candidaat in de letteren aan onze School". De eerste drie predikers, die de Theologische School heeft afgeleverd, waren: de H. li. W. J. Wijenberg, Rederus en W. Groeneveld. Wijenberg, die later een nieuwe vertaling van Calvijns Institutie bewerkte, voerde op het examen met een der docenten het

gesprek in liel LaLijn. Deze drie zijn de eerstelingen van de grooLe schare leeraars, welke de Theologische School heeft opgeleid en gevormd. In de eerslc vijflig jaar van haar bestaan bedroeg hun getal niet minder dan 500.

Het begin van de Theologische School is dus wèl klein, zeer gering geweest. Maar groot is het beginsel, waarop deze zegenrijke stichting i'ust. Evenals de Christelijke Gereformeerde Kerk werd zij van allo kanten veracht en niet geteld. Van het uur harer geboorte af gold zij voor de buitenwacht als een antiquiteit. Iets, dat in vroeger eeuw, maar niet in déze thuis hoorde. Niet weinigen scholden haar als „een kweekplaats van bekrompen dogmatisme". Een inrichting, die alle licht en lucht buiten sloot. Al wie ontwikkeld en beschaafd was hield haar leeibegrippen voor geheel verouderd. Voor denkende menschen volstrekt onaannemelijk. Haar levens-en wereldbeschouwing wekte slechts den lachlust op der wetenschappelijk gevormden. Maar ten spijt van allen, die haar verguisden en tegenstonden, is zij in den loop harer geschiedenis schitterend gerechtvaardigd.

„Door de Scheiding', zoo schreef Dr H. Bavinck, „werd veel eerder nog dan door de theologen van professie en de mannen der wetenschap het onvoldoende van de toen heerschende Theologie en prediking gevoeld. En de Gemeente, die zich toen afscheidde, is in de volgende jaren gebleken veel wetenschappelijker te zijn en veel dieper theologischen blik te hebben dan allen die toen den naam van Theologen droegen.'"

Dat is ook van toepassing op de Kamper-School. Theologische School is de naam, dien zij van haar stichting af heeft gedragen. Een school, die tot taak had: Godgeleerden op te leiden. Krachtens natuurlijken drang kwam de vrijgemaakte Kerk óók tot een vrije Theologische School. Door de Kerk gesticht en onderhouden, had zij de bestemming, geheel voor de Kerk te zijn. Haar eenige financieële steun was de liefde der Gemeente, onder wier opzicht en tucht zij stond. De Kerk en de School stonden tot elkaar in de schoone en teedere verhouding als moieder en dochter. Er was tusschen deze beide een gestadige wisselwerking. De School werd voor de Kerk, gelijk de Kerk voor de School, een behoud. Het stichten der School was het tweede groote feit in de geschiedenis van de Scheiding. Daardoor werd, na een periode van verschil en strijd over allerlei vaak onbeduidende dingen, onderlinge vrede en eenheid van opleiding verkregen. Wat de Christelijke Gereformeerde Kerk is geworden, heeft zij grootendeels te danken aan haar Theologische School. De Kerk heeft door de School zich een trouwe moeder betoond, die met liefde voor haar jonge leeraars vervuld was; voor wie zij veel bad en ook veel offerde. Zoo hebben de Geschcidene Kerken niet slechts een teer godsdienstig en streng zedelijk, maar - vooral in later periode - een bloeiend wetenschappelijk leven ontwikkeld. Het Hervormde Kerkgenootschap heeft na 1815 als geheel machteloos aangenomen, wat de rijksuniversiteiten goedvonden haar als candidaten in de theologie te leveren. Rijp en groen werd als theologisch student ingeschreven.

De Christelijke Gereformeerde Kerk daai'entegen leidde door haar Theologische School met groote nauwgezetheid een schare van jonge mannen op tot den Heiligen Dienst. Hun werd slechts in zeer bescheidene mate de noodige wetenschap toegebracht. De tegenstanders hadden echter hierin geen rechtmatigen grond, om op haar zoo te smalen. Want in dien tijd koesterde men ook in andere kringen dan die der geleerden, zeer vi-eemde begrippen „over het luttele dat noodig was, om nog wel voor predikant te kunnen dienst doen". Ds A. J. Schroder, bekend Lvithersch predikant, deelt mede, dat een bekwaam handelsman en getrouw kerkganger, tot hem zijn beklag deed over zijn zoon. Deze was zóó dom, dat hij van alles met hem beproefd had, doch er niets van wist te maken. Daarom wilde hij hem nu maar dominè laten worden. Voor dominè, oordeelde de koopman, was hij altijd nog goed genoeg. De tijd, waarin de Scnool te Kampen gesticht werd, stelde in 't algemeen dus geen hooge eischcn aan de predikanten. Als men dan met haar zoo den spot stak, lag de oorzaak daarvan enkel in de vijandschap tegenover het beginsel, dat zij voorstond. Te Kampen werden de studenten in de eerste plaats zorgvuklig toebereid tol al den arbeid van het predikambt. Daar werden zij door onderwijs, studie en omgang, door voorbeeld en leiding gevormd tot de bediening des Woords. De docenten betoonden zich in alles hun geestelijke vaders. Nog denk ik met eerbied aan de vele leeraars, die wij in Kampen van jaar tot jaar in den tijd van do exam-cns hebben ontmoet, en die mijn jongelingshart vervulden met heilige jaloezie. Mannen waren het van schoone gaven en groote kracht. Mannen van karakter en vurlgen ijver. Voluit persoonlijkheden, die een stem]> el drukten op hun omgeving. Mamien, die zich van God geroepen gevoelden tot bet predikambt; die, op de School theologisch en geestelijk toegerust, in de gemeente toonden in bijzondere mate de gave te bezitten om tot het volk te spreken. Trouwe herders en leeraars, in alle omstandigheden met de leden hunner gemeente meelevend. Geen zonen van „Minerva", maar wèl „leerjongens Ghristi". Goede krijgsknechten van Jezus Christus, 2 Tim. 2:3. Be­ zielde en bezielende predikers van den vollen Raad (Jods en van het rijke Evangelie van Christus. Hun toegewijde arbeid is onmiskenbaar, heel ons volksleven in kerk, school en maatschappij zegenend ten goede gekomen.

Om hun Godsvrucht, hun diepen ernst, waardoor zij in hun prediking steeds aandrongen op gehoorzaamheid aan Gods Woord j[de diepe karaktertrek der Scheiding); om hun Itrachtig aandringen op het persoonlijk geloof in Christus, om de priesterlijke barmhartigheid, waarmede zij de nooden van heel ons land on volk biddend op het hart di'oegen, blijven zij tot een veelszins beschamend en alleszins aanmoedigend voorbeeld.

De Theologische School is een opgericht teeken van Gods ontferming" over Nederland. Door haar heeft de Heere een machtigen dam opgeworpen legen den wassenden stroom van ongeloof en revolutie.

Onomwonden erkennen wij, dal de eigenaardige }nethode van opleiding, gelijk die in de eerste periode werd gevolgd, een gemis toont; verband houdend „met een eenzijdig stellen van de betrekking tusschen kerk en wereld", tusschen „de ^eloovige wetenschap en „de"(!) wetenschap"; toch lag in die vrijheid ontegensprekelijk een positief begi]isel, waaruit de kracht en de zegen van de Theologische School zijn opgebloeid.

Als Vv'ij-haar tachtigjai-ig bestaan vieren, mogen wij met groote dankbaarheid gedenken, hoe, vooral na 1896, naar het getuigenis van Professor Schilder, „de inzet verruimd, het terrein, waarop zich het denken en doceeren bewoog, naar alle zijden vütgebreid, en de diepgang van het wetenschappelijk onderzoek meer en meer nagestreefd is".

Moge de herdenldng van den 6en December 1854 ons aansporen, om voor onze Theologische School en onze Vrije Universiteit in geloof, in gebed en in liefde steeds 't goede te zoeken. Opdat wij de geestelijke inzinking, die zich thans lielaas! openbaart, in "s Heeren Icracht weer te boven mogen komen.

Treffend zijn de woorden, waannede Prof. van Velzeji bij de opening der School zijn toespraak tot de Curatoren besloot: „En geve de Heere, U de begeerte uwer harten, dat deze School een kweekplaats zij, waaruit vele treffelijke Godgeleerden, gelrouwe herders en leeraars en Godzalige mannen voortkomen tot eere des Allerhoogsten en tot welstand der Kerk".

Deze bede is kennelijk verhoord en vervuld. Pirijze daarom ons hart met lof en dankzegging den Heere, die al deze tachtig jaren de Tlieologische School trouw geleid, liefderijk ver­ zorgd en machtig beschermd heeft.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 december 1934

De Reformatie | 8 Pagina's

Een tacbtig-jarige.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 december 1934

De Reformatie | 8 Pagina's