GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

KERKELIJK LEVEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KERKELIJK LEVEN

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Gemeene gratie en consequentie.

De pers bespreekt de vraag, hoe de kerk moet optreden tegenover leden, 'die behooren tot politieke partijen, welke op een grondslag staan, en een officiëele staatsleer hebben, welke "beide in strijd zijn met Schrift en beüjdenis, en daar soms vierkant tegeningaan; b.v. de N. S. B.. Vaak wordt in verband daarmee opgemerkt, dat lang niet elk lid van zulk een parlrj of beweging consequent aanvaardt wat de beweging zelf in officiëele paf)ieren leert. Zulke leden — zegt men — zijn daarin vaak inconsequent; de kerk moet dus niet ruw optreden.

Uiteraard is elk het daarmee eens. Vandaar ook de goede regel, dat men elk geval afzonderlijk moet bezien, en dus zulke leden moet onderwijzen op twee punten: a. dat hun leer met de Schrift in strijd is en de belijdenis verloochent, b. dat zij door hun lidmaatschap zelf zulke onchristelijke leer helpen verbreiden, en di© onchristelijke practijk helpen steunen.

Wat echter niet aller instemming hebben zal, is het soms vernomen argument, — ik laat volgens wel eens uitgesproken wensch van den schrijver zelf diens naam nu weg — dat de gemeene gratie soms de menschen inconsequent maakt.

M.i. bUjkt in zulke redeneeringen ineens weer, hoe voorzichtig men om moet gaan met de gemeene-gratie-tlieorie. Hier wordt toch niets minder gezegd, dan dit, dat inconsequentie vrucht kan zijn van „genade".

Dit laatste nu gelooven wij niet.

Wij denken er niet aan, hier van een heusch verschil van meening te spreken. Want natuurlijk zal bedoeld zijn, dat God vele menschen nog weerhoudt van het d o o r dr a ve n op het pad der zonde. Hierover zijn wij allen het eens.

Maar — als God dat doet, dan weerhoudt hij de menschen niet van „consequentie", doch van inconsequentie. Romeinen 1 is het klassieke hoofdstuk, waarop zich de leer beroepen kan, dat de zonde in een periode van cultuurverdwazing en massa-vergiftiging altijd de grootste inconsequentie is. Paulus zegt daar, dat de heidenen, als zij op het pad der zonde al verder gaan, inconsequent zijn. Zij hebben aanvankelijk nog betere gedachten; maar omdat zij de consequentie daarvan niet willen aanvaarden, en de hun bekende waarheden „ten onder houden", daarom wórden zij inconsequent tegen zichzelf: zij loopen immiers over die betere gedachten heen, verdringen ze, gaan er tegen in, en worden zóó, door de verharding van hun wil, niet consequent, maar inconsequent.

Daarom zal o.i. de kerk zich in haar tucht niet mogen baseeren op de onderstelling, dat „genade" van een goede gave Gods, i.e. de consequentie berooft, doch zij zal deze goede gave Gods, de consequentie, zelf moeten beoefenen; en van haar leden, gelijk ook van zichzelf ook weer daarvan de consequentie moeten trekken.

Voor de leden, beteekent dat, dat de kra-k, - consequent redeneerende, hen laat zien, waarop hun valsche theorie leerkomt, en hoezeer hun meekloen met ©en viSjclie beweging in de praktijk kwade gevolgen h, eft. En voor de kerk zelf beteekent dit, dat ze - oortga met het medicij n der tucht; waarbij natujrlijk de eischen van het redil in elk geval binde.ict zijn; tot die r.echts-ieiscten zelf behoort o.m. g-oot geduld.

Men vergeve ons dat wij m een tijd, di.e de waarde van het lo^sch denken meer en meer looclienen gaat, evei op het belang óók van ; terminologie wijzen. Niet om te twisten, maar om te helpen voorkomjn, dat niet bedoelde fo, worden gekoppeld aan niet geheel juiste teru- - nologie.

, Overigens scliijnt ons het staatsabsolutisme der nationaal-sociaUsten voor de kerk minstens even verwoestend, als de leer van den klassenstrijd bij de communisten e.d. Trouwens^ hoeveel communisten zijn er in den hierboven bedoelden zin niet „inconsequent" ?

Waarschuwing en bercht.

Een recensent bcspriekt het blad van den heer Meinema, en trekt dan conclusies uit het feit, dat er ook enkele aan „E© Reformatie" verbonder, medewerkers aan verbnden zij.i, althans verlof gaven, hun naam te pjiatsen onder de lijst van medewerkers. '

Men trekke evenvel daaru't geen enkele conclusie. Nié ieder weet wat er ge beurd is, niet ieder ondir die het weten kunnen, is er op gesteld, de zaak te onderzoeken, als hem dat een konkrete oorde^velling zou moeten kosten, en zoo is er nog WJI meer te noemen.

Men bekijke dit blad m zichzelf, maar late „De Reformatie" er buiten. Ipdat men ons niet den mond openbreke. '

Overigens ben ik danloaar, bij de intrede van den nieuwen jaargang temogen melden, dat „De Reformatie" sedert 1 Apri constant méér lezers heeft gehad dan daarvóór en dat dus ook thans de nieuwe jaargang in zeegaat met grooter aantal lezers, dan het blad ondl; r de drie-hoofdige redactie had. Voor dien gröi zijn wij verwonderd dankbaar. • | _

I '" K. S. De Schrift als „Eonkreet Èiterium".

In den laatsten tijd is wer sterker naar voren gekomen de vraag, hoe mee in de kerk, als deze belijdenis doet van haar geoof, of het kerkelijk leerambt aan het werk stdt, zicli verhoudt > t verhouden móét tegenover de Schrift. Kar «. men de Schrift konkreet ge.jruiken als maatstaf ' om uit te maken, of de kerkelijke „verkondiging" op rechte wijze gescliieJt ro* gü( Jl'c.ii inhoud?

Omdat de „theologie" van Earth nog steeds de aandacht spant, is het goed ra Ie gaan, wat hij op dit punt zegt.

Barth spreekt zich over deze kwestie uit in zijn laatste geschriften. Hij tracht daarbij zijn positie zóó te kiezen, dat hij zich vrij houdt zoowel van de dwalingen van de r o o m s che kerk, als van die van het liberale protest an tism e.

Tegen de Roomsche kerk hteft Barth bezwaar. Hij verwijt haar, dat zij f"eï de Schrift „boven" zich heeft, maai- dat dit' toch eigenlijk maar ©en schijn-positie is. Imaersl de Roomsche kerk laat het leergezag, dat m kerk zichzelf toekent, functioneeren met dien verstande, dat het kerkelijk leergezag aan de Schi-ift haar autoriteit geeft. En nu maakt Barth de rekering op: op die manier, zegt hij, heeft de Roomsche kerk in naam wel de Schrift „BOVEN" zich, lioch heimelijk heeft zij die „IN" zich. Wranneer inmers het leer- ^ gezag de Schrift moet sanctionjeerm, dan is tenslotte niet de Schrift het konkreet Iriterium, d.w.z. de wezenlijke konkrete rechtspieke: over waar en valsch, waarheid en dwaling, doel dan heeft de kerk feitelijk gezworen... bij zicljizelf. Een kriterium is een maatstaf-ter-beoordêeling.

Het is nauwelijks noodig te zegpn, dat wij het met deze beschouwing van Barth ëins zijn. Ook de Gereformeerden hebben altijd' er bezwaar tegen gehad, dat bij de Roomsche kerk dt zaak onderstboven gekeerd wordt. De Schrift okvangt bij Rome haar autoriteit van de kerk; maar de Gereformeerden meenen, dat het omgekeerd moet: de kerk moet haai eigen autoriteit ontvangen van de Schrift.

Tot zooverre dus zien wij tusschen Barth en onszelf geen ingrijpend verschil van meening.

Evenmin is er zulk een meeringsverscliil tusschen hem en ons, wanneer Barth vervolgens spreekt over het liberale protestantisme. Hij verwijt daaraan, dat het ook in zichzelf rusten wil, niet in Gods Woord, niet in de Schrift. Gods Woord werd voor deze richting ets ö n-konkreets, zegt Barth. Zij vervluchtigde Gois Woord tot een „idee". Het „cultuurbewustzijn" stelde zij daarvoor in de plaats; en feitelijk •werd nu DIT haar kriterium, haar maatstaf, om tet goede van het kwade te scheiden. Gereformeerden zullen óók hierin Barth onmiddellijk bijvalen.

Maar nu komt de vraag, wat dan Barth zèif daarvoor in de plaats weet te stellen.

Volgens zijn meening komt men wel uit de moeilijkheden, als men de Schrift ziet als een verzameling van profeüsch-apustolische ^ •schriften, die dan.door den exegeet moeten wore. ' uitgelegd en verklaard. De exegeet is hier dan' 'ï nan

der zg- „theologische exegese"; met behulp daarvan kan hij de dogmatiek corngeeren, en zoo aan de. kerk de mogelijkheid verschaften, om konkreet de Schrift als gezaghebbend kritenum te laten functioneeren.

'uit lijkt alles vrij onschuldig. Hiet is dan ook geen wonder, dat menigeen, als hij zulke uitspraken leest, zich afvraagt: hoe kunnen sommigen toch zich zoo schrap zetten tegen Barth? . Bekijkt men de zaak echter eens wat nauwkeuriger, dan worden nadenkende Gereformeerden .t , )i wel dadelijk ietwat kopschuw.

Om te begiimen stooten wij hier op het onderscheid, dat Earth maakt tusschen „Schrift" en „Woord Gods".

Gereformeerden leeren: „de bijbel is Gods Woord". Deze uitspraak krijgt in hun mond een zeer sdierp accent; want zij hebben haar jarenlang gekoerd tegen de ethischen: die leerden immers: „Gods Woord is IN den bijbel"? Sedert echter in de laatste jaren op een vrij acute manier ons leven in zijn kerkelijke, üieologische, breed- -calvimstische belangstelling een zorgwekkende inzinking heeft vei-toond, kan men het tragi-comische schouwspel beleven van menschen, binnen de Geret. Kerken en daarbuiten (Waarheidsvriend, Wekker, confessioneelen), mensehen, die nog altijd -tegen de ethischen het bekende slagwoord van daareven volhouden, en toch zich nog wel aange- "trokken voelen tot Earths opvattingen. Toch lijken deze niet alleei- op de ethische, maar gaan nog verder. De ethischen vinden Gods Woord in den bijbel. En Earth zegt, dat „in" den bijbel aan „Gods Woord" „getuigenis" gegeven wordt.

In Earths begrippenspeciüatie wordt Gods Woord dan ook heel iets anders dan de Schrift. De „Schrift" ligt vlak voor ons, grijpbaar; maar on- • grijpbaar is „Gods Woord". Nu moet de exegeet de Schrift, den bijbel verklaren; dan kan de dogmatiek aan den gang komen. Echter is de bijbel niet Gods Woord zelf: hij is maar een „gestalte", 'idie het Woord Gods aanneemt. Zoo krijgt Gods Woord dus wel getuigenis „in" de Schrift, doch bet verstaan van de Schrift is nog niet identiek met het verstaan van Gods Woord, — als Barth gehjk heeft.

Dat laatste blijkt trouwens wel uit wat hij zegt omtrent de z.g. „theologische exegese". De exegeet, .. 7jegt hij, moet zijn bedrijf uitoefenen tusschen , .her- 'inneriiig" en „verwachting". Welke „herinnering"? 'De „berinniering", dat de kerk in de Schrift altijd Gods Woord gehoord heeft. Welke „verwachting" ? De „verwachting", dat de exegeet voor zijn eigen tijd wederom Gods Woord uit de Schrift hooren zal. Merkwaardig evenwel is hierbij, dat juist dat, waar het op aan komt, in deze redeneering ontbreekt. Want hier ontbreekt aan den exegeet de geloofzekerheid, dat de Schrift door hem verstaan wordt op juiste wijze, en dat hij uit de Schrift nu ook inderdaad op dat zelfde moment, waarop hij een konkreet (!) Imterium noodig heeft, Gods openbaring, het eigenlijke Woord van God zelf vernomen en verstaan heeft. Maar zoodoende komt hij niet verder; want hij lian niet zeggen, dat hij uit de Schrift het voor alle tijden geldende Woord Gods vernomen heeft. Hij zoekt naar een kriterium, maar is te vergelijken met den rechter, die juist als 'hij de wet konkreet als maatstaf gebruiken moet, den zékeren uitleg van Iiaar bepalingen mist.

Natuurlijk ligt achter heel deze kwestie weer de andere vraag, die in Assen beantwoord is: de „klaarblijkelijkheid" der openbaring, en deze dan weer verbonden met het geloof aan de Schrift lals Woord van God. Wanneer de Schrift Gods Woord is, en dan voorts zóó „klaarblijkelijk" spreekt, dat men in de hoofdzaken zonder eenijen twijfel weten kan wat God zegt, ja, dan kan men haar als konkreet .kriterium van de kerkeUjke „verkondiging" zien en eeren. Maar anders ook niet. Men kan hier zien, hoeveel beteekenis Assen indertijd gehad heeft, en ook beter verstaan, waarom Prof. Haitjema (Barthiaan) daartegen zoo fel opponeerde.

Wij noemden daareven de kerkelijke „verkondiging" ; een geliefkoosde term bij Earth. Deze term brengt ons op een ander bezwaar: Volgens Barth ontvangt Gods Woord een „gestalte" „in" de Schrift. Maar z.i. ontvangt het „Woord Gods" óók een gestalte in de „k e r k e 1 ij k e verkondiging" zelf. Nu wil Barth de Schrift als konkreet kriterium, als 'gezaghebbenden rechter óver die „verkondiging" geëerd zien. Het is wèL; maar wii vragen: hoe kan tenslotte de ééne „gestalte" boven de andere heerschen, wanneer zij beide gestalten zijn van éénzelfde „wezen" of éénzelfde „handeling"? (Barth komt immers tot de verwarrende beeldspraak van een „handeling", die een gestalte aanneemt. Zie Kerkelijk leven verleden week). De ééne „gestalte" kan nooit over , de andere van hetzelfde „wezen" heerschen.

Wij hebben dan ook niets te verwachten van deze z.g. „theologische exegese". Eén van Earths leerlingen. Dr R. H. Miskotte, heeft dan ook deze quas, '" exegese op zulk een bedenkeUjke manier aangep- .fcen, dat gereformeerden zich üjdig hebben 1 , . •'en laten waarschuwen.-In zijn verhandeling daarover spreekt hij af en toe zélfs de taal der mystiek: hij heeft het over het „voorhangsel" der woorden; gereforhieerden zien gelukkig het woord anders dan als een gordijn, waarachter het eigenUjke heiligdom dan ligt. De uitersten raken weer elkaar: de anti-mysticus ontmoet hier deii.. mysticus. En wanneer Dr Miskotte den theoloog, die wat minder „weet", daarom misschien wel des te beter in staat acht tot het „v e r s t a a n", dan weigeren wij dit „niet-weten" als een voordeel voor het „verstaan" te zien. Het staat er bedenkelijk voor met deze „theologische exegese", wanneer door wie haar aanprijzen, haar bedrijver een broeder van den primitieven mensch genoemd wordt, iemand, die „teruggeworpen" is „op de raadselachtigheid van zijn bestaan". De Schrift werpt ons niet terug op de raadselachtigheid, doch geeft ons antwoorden, al wijzen die dan zelf ook straks weer diepten aan, die niemand kan betreden. Maar op het antwoord wachten? Neen, dat niet, het is er.

Vatten wij alles samen, dan blijkt, dat Barth eigenlijk onder hetzelfde verwijt valt, dat hij richt tegen roomschen en liberale protestanten.

Van de roomschen zegt liij: het kriterium hebt gij niet in de Schrift, maar in de kerk. Dus feitelijk in u zelf.

Hij heeft gelijk.

Van de liberale protestanten zegt hij: gij hebt het kriterium in de idee, het cultuurbewustzijn. Dus in u zelf.

Hij heeft wederom gelijk.

Maar tot hemzelf zeggen wij nu op onze beurt: het kriterium. hebt gij niet in de Schrift, maar in uw „theologische" moening óver de Schrift. En deze is zelf weer een stuk van uw filosofie met betrekking tot de verhouding van God en mensch; een filosofie, welke gij niet ontleend hebt aan de Schrift zelf. Gij ontleent Zie aan uw theorieën over het „hooren" van den mensch, en het „spreken" van God. Uw kriterium is niet de spraak van God, niet het door Hem gesprokene, maar uw leer over zijn spraak en over zijn spreekmogelijkheden. Maar die leer óver Gods spreken is bij u niet ontleend aan het gesprokene van God zelf. Het kriterium ligt dus ook bij u in u zelf.

En daarom zullen de gereformeerden, de studenten, de dienaren des Woords, de belijdende leden der kerk, de congresgangers, en voorts ieder, die nog weten wil, waarom hij Zondag in de gereformeerde kerk komt, zich steeds weer moeten plaatsen voor de overweldigende gedachte, dat meer en meer het Schrift-vraagstuk tot een ergernis en een dwaasheid wordt; dat men het geloof in de Schrift als Gods Woord handhaven en verdedigen moet, ondanks alle smalende of verwonderde woorden, die Prof. Haitjema c.s. spreken over de dwaasheid van hen, die „Gods Woord" willen „verdedigen", alsof God dat niet zelf kon — zoo immers wordt ons dat te^-enwoordig zeer vroom voorgezegd. En daarom zal iedereen zich moeten afvragen, of hii nog steeds gelooft aan het adagium van Kuyper en Bavinck en van De Cock en van allen, die hun voorgegaan zijn in de Gereformeerde linie: dat de bijbel Gods Woord is.

K. S.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 oktober 1935

De Reformatie | 8 Pagina's

KERKELIJK LEVEN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 oktober 1935

De Reformatie | 8 Pagina's