GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

KERKELIJK LEVEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KERKELIJK LEVEN

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

De theologie der tautologie.

Dr K, H. Miskotte schreef in zijn niet altijdj kommentariseerende noten op Barths besprekinjl van de twaalf artikelen, dat in Barths theologiel de gereformeerde leer der rechtvaardigmaking-[ van-den-zondaar feitelijk op de spits gedrevenl werd.

Wij stellen daar tegenover, dat door Barth eenl rechtvaardigmakings-begrip geponeerd en ook uiH gewerkt wordt, dat met de gereformeerde belijde-j nis in geenen deele te verbinden valt. Dit ia dt[ eerste plaats.

En in de tweede plaats, dat heel zijn theologiel zich — ziet men goed — bepaalt en bepalen moell tot het in andere woorden en onder andere zichtspunten steeds weer herhalen van deze zijne 1 ongereformeerde stelling omtrent de rechtvaar-1 diging-van-den-zondaar.

Het tweede komt hierop neer: Barths theologie| is een reusachtige tautologie.

En het tweede, verbonden met het eerste, doeij ons besluiten: het is een ongereformeerde taulo-f logie.

Wat is een tautologie?

Het is: in andere woorden telkens weer hel-] zelfde zeggen (hetzelfde = to auto; vandaar taulO' logie). I

Dat de twaalf artikelen bij Barth eigenlijk zelll als een tautologie worden gezien ea ook belian-f deld, blijkt onophoudelijk. Men lette maar eens — bij wijze van voorbeeld — op den zin „God i' vleesch geworden"; het is immers onze Decembef' belijdenis; December is de maand van Advent c"! van Kerstfeest, Volgens Barth zeg ik hetzelfdCil wanneer ik beweer: God openbaart zich aan mfi"'!

Rchen, èn, als ik zeg: het Woord werd vleesch. fziin betoog komt 'dan liierop neer: Gods Woord i'wèl te onderscheiden van de Schrift), dat is God Zelf (Gods Woord is de persoon van God, die spreekt); dat Woord komt nu onder menschen, neemt onder hen „gestalten" aan j^Schrift, kerkelijke verkondiging, Jezus Christus), die j, gestalten" zijn „vleesch" (kreatuurlijk, aardsch); dus: Gods Woord komt in het vleesch; het Woord is vleesch neworden. Ik heb dus onder andere woorden hetzelfde gezegd. Vandaar ook, dat Barth de uitspraak- „God is in het vleesch gekomen" ten i aanzien van den anderen volzin: „God openbaart Zich aan menschen" niet een synthetisch, doch een analytisch oordeel noemt. Populair (en dus niet heelemaal juist) kan ik dit zóó verduidelijken: een analytisch oordeel zegt hetzelfde als wat reeds Ieerder gesteld was en voegt er geen nieuw (element aan toe. „De jongeling Karel", — [die woorden krijgen een analytisch oordeel als ik zeg: er is een persoon van het mannelijk geslacht, die den naam Karel draagt, en tusschen den kinderleeftijd en dien der volwassenen instaat. Zou ik nu verder gaan en erbij zeggen: Karel [scheert zich al, dan zou dat een syn- [thetisch oordeel zijn; immers, niet alle jonge- ! liagen behoeven zich te scheren, of doen het. Ik ! heb dus een nieuw element ingedragen, dat nog niet besloten lag in de aanduiding: „de jonge- 1 ling Karel".

Het zal nu den eenvoudigsten lezer duidelijk I zijn, wat Barth bedoelt. Indien de zin: „Gods i Woord werd vleesch" analytisch en niet syn- : thetisch is tegenover het spreken van „den zich openbarenden God", dan heb ik dus twee keeren hetzelfde gezegd. De tautologie.

Nu is het — om maar dadelijk op dit punt eigen meening hier tegenover te stellen — voor een j gereformeerde heusch geen analytisch oor- ! deel, dat ten overstaan der openbaring Gods de inzet, den inhoud beteekent van de Decemberpreeken (Advent en Kerstfeest). Want die advents- [ teksten zijn in dit verband synthetische oor- I deelen. God heeft Zich ~ in de historie — _geopenbaard ook zonder vleeschwording. In het paradijs (Assen!) openbaart Hij Zich, zonder dat nog aan de vleeschwording gedacht worden kan. En ook na den zondeval openbaai-t Hij Zich zonder dat de openbaring vleeschwording des Woords is. Men moet met dat begrip „vleesch" niet zoo „vleeschelijk" omspringen; niet zoo willekeurig-beeldsprakig. Want het „vleesch" van den menscli Jezus Christus, dat is Zijn lichaam, Zijn bloed. Zijn spieren en beenderen, Zijn menscheüjke ziel, en wat daar verder volgt. Daar is evenwel geen spiertje „vleesch", en geen schijn van vkesch-wording in, als Mozes spreekt of schrijft, of David, Jesaja, Habakkuk, PauluSj Johannes. Er is geen kind-wording der moeder, als zij moeders woord spreekt onder kinderen. Die kindwording is uitgesloten. Kan een mensch, oudgeworden zijnde, andermaal ingaan in den schoot zijner moeder? vraagt Nicodemus aan Jezus; en deze denkt er niet aan, op die vraag bevestigend te antwoorden. Wel bedient God Zich van het „vleesch" van Mozes, David, Jesaja, Habakkuk, Paulus, Johannes. Maar Hij wordt in hen geen vleesch. En heelemaal niet in hun woord, gesproken of geschreven, dat doet er niet toe. God werd vleesch alleen in den mensch Jezus Christus. En niet eens in Z ij n woorden, gesproken of geschreven, dat doet er al weer niet toe. Wie Kierstteest belijdt, die spreekt ten aanzien van den zich-openbarenden God een syn-thetisch oordeel. Als 't anders was, zou ik op Kerstfeest niet op een christelijken preekstoel willen staan, „orthodox" of „modern" — dat doet er dan óók niet meer toe.

Zooals nu op dit punt het karakter der Barthiaansche theologie als tautologie gemakkelijk duidelijk worden kan, zóó kan men verder over heel de linie zich de gevallen van zulke tautologie aan den opmerkzamen lezer zich zien opdringen. Gods werk in den Geest is eigenlijk hetzelfde als dat in den Zoon; er is alleen maar dit verschil, dat den éénen keer Gods werk naar de subjectieve, den anderen keer naar de objectieve zijde er in aangeduid wordt (Gogarten verweet op dit punt Barth tereclit, dat hij hier opereert met filosofische techniek, die hij vroeger veroordeelde). Als iemand zich hier verwondert (een schijnbaargelukkig mensch, die zich nog verwonderen kan, wezenlijk gelukldg is eigenlijk, wie de zaak dóór heeft), en als zoo iemand zich afvraagt, hoe het dan ter wereld mogelijk is, dat b.v. de „feiten" • van Christus' geschiedenis feitelijk hetzelfde zijn als de „werken" van Gods Geest in den mensch, dan bedenke hij, dat de feiten, waaraan hij, de verwonderde gereformeerde, „hangt", slechts TEE­ KENEN zijn van een beteekende zaak (zoo is bijv. de geboorte uil de maagd, we zeiden het onlangs reeds) slechts TEEKEN van de beteekende ZAAK, dat (zie boven) hel Wioord vleesch werd. God spreekt tot menschen. En de goede werken (die de verbaasde gerefcrmeerde werken-der-heiligmaking placht te noemen) die zijn slechts TEE- KENEN van 'Gods Vegenwoordigheid in ons. Zoo is dus het werk van den Geest hetzelfde als dat van den Zoon; het is dan, behalve met onze advents- en kerstpreeken in de maand December, óók voor gereformeerd besef straks in den zomertijd gedaan met onze Pinksterprediking; want dat de Geest (in de historie) het alles „uit Christus neemt", dat heeft nu — als Barth gelijk heeft — met de historie niets te maken. We moeten de pinkster tee k e n e n vooral niet met de pinks ter zaak verwarren: God spreekt. Tautologie. En heiligmaking is eigenlijk hetzelfde als rechtvaardigmaking; tautologie (Kohlbrugge). En een orde des heils is er niet (Miskotle).

En zoo voort, en zoo voort.

De „theologie" der tautologie.

Want dat er mysteriën zijn die in de geschiedenis eerst verborgen waren, doch daarna in de historie met historisch effect ont-sluierd zijn, dat mag wel Paulus zeggen, maar Paulus is dan ook heel wat anders dan Karl Barth.

Daarom mogen onze gereformeerde belijders tegen deze „theologie" over heel de linie zich wederom in adventsdagen wapenen. En over heel de linie „neen" er tegen zeggen. Een neen-vantautologie; ik weet wel, dat „De Reformatie" in andere woorden vaak hetzelfde zegt, ik weet wel dat ik vervelend ben (Multatuli). Want de tautologie van mijn „neen" is tenminste een correspondeeren met de tautologie van Barths ja-enneen. En ik ben dankbaar voor het feit, dat onze uitgever wekelijks nieuwe abonné's boeken kan. Als Barth over heel de linie het analytische oordeel althans voor de „beteekende zaak" uitspreekt, en door de christelijke kerk uitgesproken acht in de twaalf artikeleUj dan willen wij over heel de linie aantoonen, dat het gaat om liet synthetisch oordeel. , , Zij gaan van kracht tot kracht steeds voort". God zegt ja tot de historie. Verborgenheden, eerst bedekt, kwamen later tot het licht. Na Genesis 1:1 is elk nieuw woord een synthetisch oordeel, na het eerste geloofsartikel het volgende evenzoo.

En wat die „teekenen" betreft: de kribbe is geen téeken, maareen van de ontelbare beteekende ZAKEN, waarmee God Zijn volk heeft bezocht, aangezien, leeren zien. „Teekenen" zijn trouwens op hun beurt zelf weer „zaken"; ze zijn bedoeld door God, gegeven, ingedacht, besloten door Zijn raad, en uilvoering — ook zelf voor hun deel — van Zijn besluit. „Gott isl Gegenwartig", zoowel in teeken als in beteekende zaak; ook hier kan men — Godlof — hel onvruchtbare werk van het trekken van scheidslijnen tot afgrenzing van „terreinen" wel staken.

Laat nu de maand December maar komen; het is prachtig, gereformeerd dominee te zijn en advents- en kerslpreeüen te houden. Alleen maar: speelt dan niet met Barthiaansch dynamiet; ~ het kind in de kribbe is er al lang uit, en is vandaag in den hemel, uw Koning, uw Heer, uw God, uw hoogste Profeet. Hij luistert scherp, of gij Zijn geboorte uit de maagd teeken dan wel (óók) beteekende zaak noemt, en of gij nog wat te doen overlaat voor Zijn Geest, dat syn-thesis is bij wat Hij voor u deed en doet.

Correspondentie met Dr O. Noordmans.

Eenigen tijd geleden heeft voor de studenten aan de Vrije Universiteit Dr O. Noordmans gesproken. Het verslag van deze rede interesseerde mij, toen ik van vrienden hoorde, dat het in „De Nederlander" opgenomen was. Later trof ik hetzelfde verslag ook aan in anti-revolutionaire dagbladen. O.m. stond in het verslag, dat Dr Kuyper nog een uitweg had overgelaten naar Gunning en Kohlbrugge, maar dat ScMlder dien pas heelemaal afgesneden had. Althans het kwam daar op neer.

Omdat de zaak zelf theologisch belang heeft — en heusch niet alleen theologisch — en Dr Noordmans iemand is, met wien mien m.i. in vertrouwen een gesprek kan beginnen, schreef ik onlangs Dr Noordmans, dat ik hem voorstelde, mij een door hem zelf te verschaffen résumé van zijn ter zake gegeven beschouwingen te willen geven, waarna ik dan mijnerzijds mijn opmerkingen daartegenovei kon plaatsen, terwijl dan Dr Noordmans daarna weer het woord lion krijgen, om zijn meening te geven. Daarop kreeg ik van Dr Noordmans een antwoord, waaruit ik met vreugde vernam, dat hij tot een gesprek in „De Reformatie" in beginsel bereid is. Dr Noordmans zond mij reeds het résumé toe, dat hij aan de studenten tevoren had verstrekt. Het luidt als volgt:

Spreker wil uitgaan van de algemeene, kerkelijke en theologische verlegenheid, die in onzen tijd merkbaar is. De spanningen, waarover wij' spreken, gaan uit van de praktische moeilijkheden, waarin de Kerk zich bevindt. Eeze dwingen de Kerk zich op haar eigen wegen te bezinnen. De locus de ecclesia is de zwakste plaats in de dogmatiek, vooral in die der reformatoren en 't allermeest in die der gereformeerden.

Dat is geen wonder. De Kerk moet het Evangelie prediken en tevens het leven ordenen. De spanning, die daardoor ontstaat, is niet weg te nemen. Zij plant zich voort door de heele theologie.

De moeilijkheden, die de ordening der wereld meebrengt, zetten ons in de positie der eerste christenen terug. Wij' vragen weer opnieuw, wat de wereld buiten de Kerk waard is. Wij' verdiepen ons, als

(Zie vervolg op pagina 76.)

Augustinus, in de vraag naar het wezen van den staat. We vinden niet dadelijk een antwoord, waarmee wij de toekomst durven tegemoet gaan. Wij wantrouwen de situatie en vragen ons af, of wiji den Bijbel wel goed gelezen hebben. We worden gedwongen opnieuw met de prediking te rade te gaan en ons op de Kerk terug te trekken. De ascese dient zioh weer aan en aan de algemeene genade gaan wij weer meer de negatieve dan de positieve zijde zien.

Daardoor komt de verhouding van natuurlijke theologie en openbaring opnieuw aan de orde. De natuurlijke theologie kan den bovenboaiw, dien de Kerk daarop liet rusten, niet dragen. De nood, die daaruit ontstaat, roept een meer exclusieve theologie der openbaring in het leven. In verband daarmee komt het normatief gezag der prediking naar voren. De incarnatie bluft centraal, maar de nadruk valt minder op haar sacramenteele of cultureele doorwerking, als wel op haar pneumatische inwerking door het Woord. Ook de subjectieve tegenpool der incarnatie, de wedergeboorte, mag voor ons de onrust der prediking niet stil leggen. De rust des geloofs moet uit het Woord tot ons komen. Ziji moet pneumatisch zijn van de uitlegging tot de volharding der heiligen toe.

Dat zal invloed hebben op onze Schriftbeschouwing. De beloften Gods zijn ons niet zakelijk, maar in 't Woord gegeven. Loco rei in verbo acquiescimus. Het Woord brengt zijn eigen logica mee.

Onze theologische bezinning moet dus plaats hebben in de sfeer des Woords, der prediking, der Kerk. Ze is van anderen aard dan de wetenschappelijke bezinning in de School. Haar actualiteit is veel grooter en ze staat veel critischer op 'Oos bestaan, ook ons kerkelijk en christelijk bestaan, gericht. Wij kunnen de zonde niet uitschakelen uit ons kerkelijk denken. Het geloof aan het Woord impliceert de zondigheid van ons denken.

Daarom kunnen ook christelijke beginselen de plaats van het gepredikte Woord niet ten deele vervangen. De zondigheid onzer logische consequentie is daarin niet voldoende verdisconteerd.

Wiji worden op het kerkelijke dogma, als regel voor de prediking en voor de ordening des levens beide, teruggeworpen. Het dogma is echter niet hanteerbaar voor onze logische actie. Het is functie der Kerk en alle kerkelijke wetenschap draagt het karakter van belijdenis. Deze belijdenis is eschatologisch gericht en kan zonder de spanning tusschen de prediking van het Evangelie en de ordening der wereld geen stap vooruit doen. De nood der Kerk is het beginsel der theologie.

Omdat dil verslag niet op het bepaalde punt, dat mij aanleiding gaf, tot het schrijven aan Dr Noordmans de aandacht vestigt, en het bovendien vruchtbaar is, over heel de linie het gesprek te openen, ga ik gaarne in op het voorstel dat Dr Noordmans zijnerzijds mij doet, n.l. dat hij over deze aangelegenheid in „De Reformatie" één of meer artikelen geeft, dat ik daarna daarop inga, en vervolgens weer Dr Noordmans het woord geef. Uiteraard zal ik dan ook daarop weer antwoorden willen.

Hgt verheugt mij, dat deze kwestie in ons blad aan de orde komt. Ik onthoud mij natuurlijk thans nog van critiek op wat in het zooeven geciteerde résumé staat, on geef dan, te beginnen in één van de volgende nummers, gaarne het woord aan Dr Noordmans.

K. S.

De kerk aan banden.

Zooals de dagbladen melden, heeft men in Duitschland de kerk nu heelemaal aan banden ; gelegd. Zij mag niet eens de leer van Rosenberg als dwaalleer veroordeelen, en moet alle ambtelijke correspondentie voortaan eerst overleggen aan den minister.

Blijkbaar willen de heeren van de regeering dus niet eens hebben, dat men feiten mededeelt. In ons blad hebben wij een enkele maal mededeelingen gedaan, die ontleend waren aan rondzendbrieven, waarin kerkelijke functionarissen elkander op de hoogte hielden van wat er zooal van regeeringswege gebeurde. Van critiek was in die gedrukte mededeelingen geen sprake. Men volstond met bloote vermelding van feiten. Die feiten echter waren voor verscheiden regeeringsinstanties zóó blameerend, dat reeds de enkele mededeeling ervan een duidelijk en schril beeld ontwierp van de knechting der kerk. Thans mag men ook de feiten niet meer aan elkaar vertellen. Hiermee is de regeering zelf hopeloos geblameerd door zichzelf.

Men lette op deze dingen. Zij zijn een consequentie van het beginsel. Ook wie het z.g. „leidende beginsel" der N.S.B, aanvaardt, stelt zich achter dergelijke praktijken. Want in die praktijken wórdt het beginsel juist „leidend".

K. S.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 december 1935

De Reformatie | 8 Pagina's

KERKELIJK LEVEN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 december 1935

De Reformatie | 8 Pagina's