GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

KERKELIJKLEVEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KERKELIJKLEVEN

19 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Moet dat nu zóó? ” (VIII.)

Dat de leiding in ons kerkelijk leven veelszins zoek is, blijkt ook wel uit de houding, die we innemen tegenover de N(ed.) C(hristelijke) S(tudenten) V(ereeniging). Reeds werd eraan herinnerd, dat een der generale synodes aan allen, die het studentenleven moeten helpen leiden, het ernstige verzoek gedaan heeft, de aan het lidmaatschap dezer vereeniging verbonden bezwaren den studenten onder het oog te brengen, en het lidmaatschap hun ernstig te ontraden. Gronden voor deze aangenomen houding zijn er genoeg; de N.C.S.V. heeft niet op den objectieven inhoud eener belijdenis, doch op het subjectieve feit van het „belijden" (volgens eigen meening of bewering) haar organisatie meer en meer doen steunen; en zoo is ze al verder afgegleden van den christelijken levensbodem (die trouwens als bodem meer en meer hypothetisch genoemd wordt); raakte ze al verder verwijderd van den christelijken gedachtenschat; kwam ze al verder af te staan van ons leven in al zijn schakeeringen; en bracht ze over heel de linie een schare van volksleiders over Nederland en in de koloniën, die in (hoofdzakelijk) niet-kerkelijke samenleving wel den christennaam voeren, doch intusschen gedachten propageeren, die metterdaad het christelijk geloof vreemd zijn, en er straks tegenover gaan staan. Geen gebied is er, waarop zij niet optreden. De kerk, de litteratuur, de politiek (lees maar eens wat de CRTJ.-ers zelf op dit punt royaalweg omtrent hun eig& n geboortegeschiedenis meedeelen), het sociale leven, de pers. En die invloed groeit; de verschijning van het nieuwe orgaan „Schouder aan Schouder", dat immers de bedoeling heeft, de „politiek-protestantsch-christelijke eenheid" (niet van belijdenis, doch van „belijders") te dienen, wijst in diezelfde richting; ieder weet, welken invloed de N.C.S.V. b.v. onder de christelijk-historischen heeft. Bedenkt men dan nog, hoezeer onder barthiaanschen invloed de bestaande groepeeringen al ijveriger en „noodwendiger" haar grenzen uitwisschen, en daarin zich ook hunnerzijds in den N.C.S.V.-stijl laten omwerken, dan krijgt de waarschuwing der synode een met de maand nog verhoogde beteekenis.

Geen geheim nu is het, dat er onder ons zijn, die soms met een openlijke daad, soms ook door het vergoelijken ervan, soms ook door een in het algemeen sprekende neiging tot samengaan met andersdenkenden ook op terreinen, waar principiëele afbakening der terreinen vereischt zou zijn, metterdaad dit synodebesluit saboteeren. Ik geloof niet, dat dit opzettelijk geschiedt; het zal misschien niet eens zoo duidelijk voor hun aandacht hebben gestaan. Maar het feit blijft » hetzelfde om.

En nu kan men het zien gebeuren, dat penvoerders die in bepaalde gevallen in het uitpluizen van synodal» decreten een bewonderenswaardige vaardigheid mji, gaders bereidheid van geest vertoonen, ten aanzien «n dit besluit — dat juist een kwestie van „geest" is! — een totaal anderen „geest" ademen of doen en helpen „ademen". Er zijn er, die als het gaat over tuchtoefening inzake afwijkende politieitj stroomingen, zich aan een synodale formule willen kunnen vastklemmen, eer ze tot een daad willen komen of doen komen; maar als de „geest" der N.C.S.V. haar verslagenen maakt, vergeten zij het bestaande besluit, ot gaan er tegen in (men generaliseere hier niet, en spe. cialiseere evenmin). Anderen zijn er, die stelselmatig, ook in hun anti-polemiek-leuzen, den eisch tot eenheiij. op-grond-van-een-belijdenis in zijn vermogen tot doordringen tegenstaan door practisch te sturen in de richting van eenheid-op-grond-van-het-feit-des-belijdens; daarmee onbedoeld of bedoeld sturende in de richtinj van N.C.S.V.-verlangens. Nauwelijks heeft — soms om geheel andere redenen — iemand gevraagd, nu toch maar te zwijgen over bepaalde meeningsgeschillen, ol juist degenen, die bedoeld synodebesluit toonen te moeten uitsluiten van hun sympathie, betuigen bijval, ej vinden zich in hun positie gesterkt; soms bedienen ze zich daarbij — wat die „polemiek" betreft — van argumenten, die een ontstellend gebrek aan inzicht in wat er eigenlijk te doen is in de kerkelijke arena verraden. Ik wees er in het voorbijgaan op, dat het bedoelde synodebesluit er een is, waarbij het meer om den „geest", dan om de lettergaat. En dat maakt voor mijn besef de zaak juist van beteekenis; want er teekenen zich nu twee „richtingen" af, die onmisken baar zijn, en die toch elkaar maar eens rondweg in de oogen moesten zien. Ook omdat ze hier en daar den

kansel beïnvloeden.

Over de „Algemsene Genade".

(Antwoord aan Dr O. Noordmans.)

VII.

In de voorgaande artikelen handelden we over de vraag, hoe gereformeerden de relatie tusschen Gods schepper- en verlosser-zijn èn die tusschen zijn makeren hersteller-zijn zagen; en in het voorbijgaan stipten we reeds even de kwestie van het menschelijk medearbeider-Gods-zijn aan.

Het is duidelijk, dat we ook dit begrip „mede-arbeidei' Gods" in het kort dienen te bespreken. Want wie weten wil, hoe en wanneer God de wereld „verlost", en ol de „verloste" wereld reeds er is (in beginsel) dan wel of ze nog „toekomende" is, die zal eerst gereed moeten gekomen zijn met de vraag, welke plaats de mensch in den kosmos heeft. Heeft God den mensch tot zijn medearbeider van den aanvang af geroepen, zeg in het ag. „werkverbond", dan zal volgens gereformeerd denken de verlossing in Christus hem in het „genadeverbond' juist tot dat medewerkerschap weer moeten „verordineeren en bekwamen" (in de historie, heden, gister, morgen). „In beginsel", zeer zeker. Maar dan toch in de historie.

Geen wonder, dat de vraag naar het begrip „medearbeider Gods" almeer de aandacht wint. Prof. Kohnstamm in zijn „De Heilige" wijdt er een afzonderlijke paragraaf aan, en haalt terecht de gereformeerde theo logie in het gesprek over dit onderwerp naar voren. In een perikoop, waarvan wij (lezers van mijn: „Wat is de Hemel? " weten dat) den aanhef niet nauwkeurig geformuleerd achten, zegt hij

„Gelijk het „werkverbond" naar Gereformeerde opvatting aan het „genadeverbond" voorafging, «* blijft het ook van kracht op uitgestrektei terrein".

Over dat „uitgestrekter" terrein (vergrootende trap) zullen we natuurlijk een woord te spreken hebben; feitelijk ligt daar een der voornaamste punten van geschil tusschen Dr Noordmans en mij. 'We citeeren Dr Kohnstamm verder:

„Dat juist van Gereformeerde zijde de leer van „werkverbond" werd ontwikkeld, staat in het nauwste verband met de leer der gemeene gratie en van M beeld Gods in den mensch Wel heeft Luther, oA in zijn leer van bet „beroep", de beteekenis erteno van de taak van den Christen in de MaatscliapP* maar reeds in de leer van den Staat deinst hij voor de consequenties daarvan terug, en het latere LutMranisme heeft zich meer en meer uitsluitend soteriologisch georiënteerd".

'We zullen dan ook, voor we verder gaan, een enW woord zeggen over den mensch als mede-arbeider Gods. En we zullen daarbij wéér uitgaan van de verbondsgedachte. En het verbond zien als gr»'"'' wettig woord voor alle leven en werken en - toewijzing van en voor den mensch in den kosmos, Niet alleen voor zijn „zieleleven", — laat ons den term even gebruiken, als ware de „ziel" een eigen „provincie' m het leven. Maar ook voor zijn „cultuurleven".

De verbondsgedachte toch is voor heel de „anthropo logie" (bepaling van plaats en beteekenis en roepioS van den mensch) van de allereerste beteekenis. In na licht leert men breken zoowel met Schleiermachers grip van „religie" (met heel den aankleve van die /i als ook met de opvattingen, die inzake al-of-niet-chns lijke cultuur bij Barth en Brunner in hun onderschei verhouding tegenover elkander het woord gono hebben.

Maar omdat we deze week veel ruimte noodig voor andere onderwerpen, breken we ditmaal hio

De „Leider” capituleert.

]j0t wordt met de N.S.B, hier in Nederland zoo lang- , 0ierhand een zielige vertooning. Dezer dagen heeft ijt Hoofdkwartier" zoo maar een „staatsleer" ingeslikt. Brochure III, officiëele uitgave van gezeid „Hoofdwartier" te Utrecht, Oude Gracht 354, is vervallen verklaard. En hoewel de zetterij van het orgaan dezer Beweging" meer dan eenige andere van groote vette (orsdie hoofdletters voorzien is, dewelke dan pareeren in het orgaan „Volk en Vaderland", toch wordt dit voor de Beweging, ware ze dien naam waard, schökkent feit van die terugneming der staatsleer Jen bewusten volksgenooten, en den tot „leidende, KARAKTERVOLLE persoonlijkheden" gekweekten jongelieden, aangekondigd met niet meer dan een enkel, lort, onopvallend berichtje in het anders zoo drukke orgaan...^).

Misschien staat deze door het niet-opvallen opvallende wijze van berichtgeving in verband met een gevoel van schaamte. De van-de-tafel-neming dezer brochure toch leteekent niets minder dan een duidelijk bewijs, dat je heer A. A. Mussert volstrekt geen leider is.

Want wat is dat voor leiding, die eerst een staatsleer uitgeeft, die dan daarin verzekert, dat zij den plicht erkent „bij dit uitwerken van ons beginsel ons daarin te VERDIEPEN en het als staatswetenschap en slaatsphilosophie te RECHTVAARDIGEN en te VER­ DEDIGEN", en dat „de waarheid van ons staatsideaal" !al zijn te BEWIJZEN, „om dit dan als WELBEGREPEN ideaal door een AANVALLENDEN strijd tot werkelijkkeid te brengen, en... te handhaven", alsmede dat de opvoeding der jeugd (in nationaal-socialistischen zin) „dient te berusten op een wei-doordachte wereld- en levensbeschouwing, in haar (liepsten grond dus op zuiver-doordachte philosophi e ", ... en die dan op een goeden dag die heele „weldoordachte filosofie" cadeau doet, ongemerkt schier? Ongemerkt schier; — want behalve dat men het beriétje zonder eenige staatsie publiceert, wordt ook de nieuwe aangekondigde brochure over „staatkundige richtlijnen" niet aangediend als... nummer 3, doch als nummer 5 (tot nu toe waren er vier). Wie tot nummer 5 telt, laat daarmee onderstellen, dat er nog vier nummers voorafgaan. Niet alzoo hier. Duidelijk is dus de eapitulatie van den heer Mussert niet.

Waar blijven nu al de groote woorden, waarmee men de „politieke listelingen" voor de oogen der „karaktervolle" volgelingen heeft vervolgd? De groote woorden, waarmee men hen als bedriegers aan de kaak stelde, doordat ze op brochure III zich beriepen in hun critiek ook, nadat brochure IV en een bijvoegsel achter III verschenen waren? De critiek, ook van mijzelf, heeft herliaaldelijk gezegd: uw brochure IV heeft van brochure lil evenmin iets teruggenomen, als uw bijvoegsel achter UI dit deed. Nü krijgen die critici gelijk; want de heeren bewijzen nu zelf, dat zij van het wonderlijke geschrift 111 niet'af waren, zoolang het niet met duidelijke woorden teruggenomen of vervallen verklaard was.

Ja, waar blijft nu de heer A. A. Mussert, die in een apart „Bijvoegsel" bij brochure III de goede trouw van taar critici loochende, maar daarmee maskeerde het leit, dat hij deze brochure, die zelfs den officiëelen titel van „STAATSLEER" voerde, nu schier ongemerkt „een PROEVE"') van staatsleer noemde, om dan vervolgens „de horde van critici" af te straffen, die gemeend had, dat een hoofdkwartier weet, wat het doet, en uit Kannetjes-putters is gerecruteerd?

Brochure III vervallen. Goed.

Maar denken de heeren, die met dit gebaar ook, naar ons bekend is, de kerk den wind uit de zeilenwillen nemen, dat wij in Nederland allemaal schapen zijn? De heer A. A. Mussert, algemeen leider, heeft zelf verklaard, alweer in bedoeld afstraffingswoord tegen de „horde van critici", dat brochure IV — die it zelf dadelijk naast III ben gaan behandelen — hierom «ülk een groote beteekenis had, wijl zij „als het ware EEN OFFICIËELE INTERPRETATIE OP HET VROE­ GERE IS".

Een nuchter mensch concludeert dan bij zichzelf: als fe staatsleer (brochure III) vervallen is, hoe moet het 'ian met brochure IV? Deze is toelichting op III. Een toelichting op iets, dat niet meer bestaat, is, als ik me "iet bedrieg, blijkens de prae-positie „toe" ondenkbaar. 2oii de Leiding van het Generale Hoofdkwartier den kameraden nu ook maar niet meedeelen, dat nummer •V eveneens vervallen is?

Intusschen, wij hebben beter werk te doen, dan te ''«wijzen, dat de N.S.B, geen leider heeft, en dat men

1) Hier volgt de tekst van het berichtje („V. en V.", ' Maart 1936):

*"' nienwc Officiëele Brochure. Staatkundige richtlijnen der N. S. B.

, '" den aanvang van dit jaar bleek het tijdstip gekomen om IJ® S«estelijken groei van onze Beweging mede tot uiting te '"igen door de drie jaren geleden verschenen eerste proeve ."onze staatsleer te vervangen door nieuwe staatkundige "mthjnen.

|-" P'Mts van brochure 3 („Nationaal-Socialistische (Fascisme) Staatsleer"), die met 1 Maart 1936 is vervallen, verfiSM^^'^'^ dagen brochure 5 der N. S. B.: „Staatkundige «Uitlijnen",

j.^'ïeds thans kan men deze brochure bestellen bij de afd. ™"eel van het Hoofdkwartier.

Pri^'^ °ok de vorige noot. Het heet nu zelfs een eerste Pro^^^' •^^' "'^uwe creatuur is dus bij voorbaat ook als lijj ^^^ aangediend. Zoo kunnen de zee-houders nog altijd Ijt ™^F wenden, en de critici, die hun papieren goed lezen, uitschelden uit dankbaarheid. daar den opbouw der straks in hun consequenties meesleurende „beginselen" overlaat aan een klein getal van leiders, die met deze kwesties zelf geen raad weten, en onder diverse namen als „De Loods", „Schoon Schip", „De Victorie" kranten uitgeven, en „Stormvogels" redigeeren, welke de groote „daad" moeten voorbereiden, zonder dat de „daad" aan een konkreet en weldoordacht „beginsel", aan een politieke b e 1 ij d e n i s, verantwoording doen kan. Of wij daar al op wijzen, het zal deze menschen toch niet van plan veranderen, noch van methode. Ze zullen voortgaan hun machteloosheid te demonstreeren door laster en andere het volk ontbindende „wapenen". Ze zijn déze week tegen mij alweer ermee bezig, anoniem.

Wij hebben dan ook met het schrijven van dit artikel een ander doel. Reeds wezen we met een enkel woord erop, dat we wisten, dat zooiets komen zou. Het was voor ingewijden al veelzeggend, dat het onzedelijke stuk, dat tegen Kerstfeest onder den titel „Machten der Duisternis" anoniem verspreid is (later bleek het te komen uit hetzelfde adres, waar men den heer Roskam kan vinden) een strook bevatte, waarin de lezer kon invullen een aanvrage om litteratuur over de N.S.B., in te zenden aan het hoofdkwartier. Als gewenschte lectuur werd genoemd „het programma der N.S.B, met toelichting"; dat wil dus zeggen: brochure I en II. Daarin werd dus brochure III al zoetjes aan weggeveegd van de tafel; en wijl IV naar III wijst, kreeg uiteraard ook IV geen expresse vermelding. Nee lusisse pudet, nee non incidere ludum. Dat gaf al te denken. Bovendien weet ik uit betrouwbare bron, dat in de kringen van „gereformeerde" N.S.B.-ers gezegd is: als we brochure III afschaffen, kunnen „ze" ons niets „maken"; bedoeld is natuurlijk, dat dan de kerkelijke tucht machteloos zal zijn, omdat brochure III het kenteeken van de onchristelijkheid toch eigenlijk al te duidelijk vertoonde. Men kan er zeker van zijn, dat er onder de N.S.B.-ers zijn, die in deze dagen, vóórdat het simpele berichtje in „Volk en Vaderland" kwam, gedacht hebben aan de generale synode van Amsterdam van 1936; en men weet nu meteen, waarom het zoo te bejammeren is, dat sommigen de tuchtoefening over de N. S. B. - ers hebben willen remmen door de op zichzelf kerkelijk of kerkhistorisch in haar stelligheid niet te rechtvaardigen bewering, dat men op de generale synode wachten moest voor deze tuchtoefening. De heeren van de N.S.B, hebben nu hun beweging het zoo duidelijke kenteeken der onchristelijkheid afgenomen, en zullen het straks wat minder duidelijk gaan zeggen. Want ze zijn zoo vroom, en schelden zoo fier op „politieke listelingen"!

Daarom wordt het tijd, de gereformeerde kerken erop te wijzen, dat natuurlijk dit heele gebaar niets om het lijf heeft. In gewone gevallen wordt een beweging ontbonden, als de grondslagen vallen. Dat de N.S.B, niet, zooals Christus doet, aan haar leden met klare stem, met groote letters vraagt: wilt gij lieden niet heengaan? , daaraan in haar geval toevoegende: onze „weldoordachte" beschouwing hebben we verloren, dat bewijst, dat er zakelijk niets veranderd is. Alleen de duidelijkheid is een graad of wat verminderd. C 3 werd D 6. Maar daarmee laten de kerken zich niet afschepen, als zij tenminste nog weten, wat profeteeren is.

Trouwens, de kerken hebben nog stof genoeg, om zich te laten waarschuwen. Zélfs op d i t oogenblik, nu deze grootscheepsche organisatie in haar „tusschentijdperk" wat de weldoordachte levens- en wereldbeschouwing aangaat, verkeert. Immers, behalve de brochures staan daar nog ettelijke andere geestesuitingen der N.S.B., en heel een strijdmethode, die met het christendom in openlijken strijd brengen. En er is óók nog altijd brochure IV, waar met zooveel woorden in staat: „Dat de BEGINSELEN der N.S.B, een ONVERBREEKLIJK geheel vormen en het eene beginsel zonder het andere ondeugdelijk zou worden, dat willen onze bestrijders blijkbaar niet inzien." Ons antwoord is:

Dat uw beginselen een onverbrekelijk geheel vormen, dat hebben juist uw bestrijders onophoudelijk aan de menschen voorgehouden. Dat is het juist, wat u dwars gezeten heeft; dat is het juist, wat u zóó boos gemaakt heeft, dat ge in denzelfden tijd, waarin ge retireert, heele kluiten modder werpt op hen, die tot dat kwalijk verstolen retireeren u mede aanleiding gaven.

En dat uw beginselen een onverbrekelijk geheel zijn, zullen wij ook nu elkander wèl herinneren. Wij zullen eruit afleiden, dat uw niet eens tactisch gebaar van 1 Maart 1936 (officiëele intrekking van uw „principiëele verantwoording in laatster instantie") geen enkelen gereformeerden kerkeraad, noch eenige synode om den tuin zal mogen leiden. En al is nu de „onderhavige serie" (brochure I—IV), waardoor gij „misverstanden recht wilt zetten" (IV, 13) als SERIE door u zelf prijsgegeven, toch zullen wij bedenken, dat uw beginselen een eenheid zijn. En wij zullen uw beweging daarom moeten blijven veroordeelen.

Is misschien, zoo vragen wij, het bijvoegsel op uw Brochure III nu ook afgeschaft? Wilt U het duidelijk zeggen? Wie het blaadje niet dadelijk ontdekt had, werd door Uw propagandisten natuurlijk van laster etcetera beschuldigd, als hij het niet oimiiddellijk publiek besprak. Welnu: afgeschaft, of niet? Het is de moeite waard, het precies te weten; want gij beweert daarin, dat de staatsleer van brochure III „OPZETTELIJK vrij gehouden is van al- (Zie vervolg op blz. 204.)

les, wat die verhandeling in conflict met religieuze opvattingen zou kunnen brengen".

Komt, hoofdkwartierheeren, houdt nu eens een keertje zee! Brochure III is weg, maar niet dit Bijvoegsel erop; dat was immers afweergeschut in laatster instantie? En bediend mede door den Algemeenen Leider in eigen persoon! Gij ontkent, dat de brochure met religieuze opvattingen strijdt; dat meent ge dus nóg? Dan is het terugnemen ervan uit uw eigen mond bewezen een soort van tactischen maatregel te bedoelen. Dat de tactiek geen tact verraadt, is tot daar aan toe. Maar dat gij nu nog die brochure feitelijk als waarheid erkent, waaraan wij ons eigenlijk niet te stooten hadden, mogen we niet verzwijgen. Tenzij gij ook die woorden terugneemt, blijft deze uwe zienswijze. En hoe staat het met brochure IV? Deze (zie de Inleiding) bouwt verder op III voort ^). Welnu, mocht gij ook nr IV terugnemen, dan vervalt meteen uw program met toelichting. In het licht van brochure IV zien wij uw nog steeds overeind staande program met toelichting (brochure I—II), alsmede uw stelling, dat de verhouding van het individu tot den Staat een verhouding is van den mindere tot den meerdere, van het lagere tot het meer verhevene. (IV, 24). Wij weten, wat gij van uw staat maken zult; wij weten, dat gij een staat wilt creëeren, volgens wat gij, tegen onze geloofsovertuiging in, nog steeds noemt „de groote hervormingsbeginselen" daar in Italië en Duitschland; wij weten, dat gij ons allen als „individuen", wij zeggen liever als ons ambt bedienende profeten, priesters en koningen van Zondag XII Heidelb. Gat., lager noemt dan uw „Staat". Wij weten, dat gij de zaken van godsdienst- en gewetensvrijheid, en ook van den christelijken godsdienst (dien gij alleen in Europa wilt beschermen, niet in de koloniën dus, art. 15 program) „logisch" ziet als „het eerste programmapunt" „ten aanzien van de cultuur"; en wij kunnen ons nauwelijks van een glimlach onthouden, als wij eraan denken, dat nu voortaan dit hegeliaansche „cultuur begrip", dat in uw brochure I—II nog gehandhaafd wordt, alleen te verklaren is uit heel den krommen gedachtengang van uw brochure III; waarvan de terugneming met behoud van I—II, IV dan ook even dwaas is, als de poging zou zijn, om door verwijdering van één rib een olifant om te tooveren tót, en voortaan aan te dienen als: een walvisch.

Ik moet nog eens denken aan „De Loods", 15 Jan. '35. Na het manmoedig verbod aan de „kameraden", om een vergadering, waarin ondergeteekende op de bezwaren des heeren Mussert antwoorden zou (te Utrecht) bij te wonen (immers, Prof. Schilder zou „weer optreden voor de broeders en zusters"!!!), kwam in dit blad volgend gedicht, waaraan wij, sinds de terugneming van brochure III, deze capitulatie des heeren Mussert, niets meer toevoegen:

DE REDDER.

Opsedragen aan onzen LEIDER.

„Wij willen een leider, die leiden kan, een sterken man, een harden man, die geen vijanden telt en geen vrienden ontziet. Wij willen een redder!" — Gij roept hem niet Maar als hij komt uit eigen drang, en gaat zijn wonderen hoogen gang, door velen gevolgd, met velen in strijd, o hoed u voor laster, hoed u voor nijd. Want doornen groeien er scherp in de heg, en steenen liggen te grijp langs den weg.

En het grauw voelt steeds als een brand in zijn bloed, wat het liefst den profeet en den Heiland doet. Gij, roept hem niet, noch benijdt hem niet; meer dem gij lijdt hij nood en verdriet, eindigend eenzaam die eenzaam begon. Want zie: rechtvaardigheid is zijn Zon!

• Het vers is van René de Clercq. En aan den kop van hetzelfde nummer van „De Loods" stond dan een motto van Cyriel Verschaeve:

Niet in hoofden, maar in 't bloed moet men Gedachten zaaien, wil men haar onsterfelijk!

Inderdaad, Gyriel, inderdaad, we beginnen er iets van te begrijpen. De gedachten van brochure III zijn den heeren niet in het hoofd gezaaid. Ze hebben 't ons zelf verzekerd.

Maar nu zitten die gedachten hun in 't „bloed".

En bloedziekten worden met haar enkelvoudige zelfontkenning helaas niet genezen.

Aan de gereformeerden blijve dan de diagnose. Ze is gemakkelijk. De heeren der N.S.B, zeggen niet, dat de afschaffing van brochure III een daad is van b e - keering, doch een tot uiting brengen van groei^). Hun nog aanwezige èn hun komende papieren zullen derhalve aan te merken zijn als ontwikkeling van wat brochure III zegt. Zakelijk is ze dus niet afgeschaft; men heeft alleen maar zich nog wat meer geblameerd.

K. S.


3) Ook daar het gesmokkelde woord „proeve", zie noot 2; en hetzelfde vocabulaire over die „horde van critici".

4) Merkwaardig is, dat datzelfde mooie zinnetje over „den geestelijken groei" ook staat in brochure IV. Inleiding. De élite der N. S. B. spreekt nog al eens dezelfde woorden.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 maart 1936

De Reformatie | 8 Pagina's

KERKELIJKLEVEN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 maart 1936

De Reformatie | 8 Pagina's