GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

UIT DE SCHRIFT

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

UIT DE SCHRIFT

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Jezus zeide tot hem: Omdat ge Mij gezien hebt, Thomas, zoo hebt gij geloofd; zalig zijn zij die niet zullen gezien hebben, en nochtans zullen geloofd hebben. Joh. 20:29.

De verrezen Christus regelt de binding aan de Zijnen.

Wanneer Christus acht dagen na Zijn verschijning in den kring Zijner jongeren opnieuw de aposlelenschaar met een bezoek van Zijn triumfeerenden en gloriëerenden Persoon vereert en verblijdt, dan schijnt dit schoone uur van samenzijn alleen in de geestelijke kranklaeid van Thomas zijn oorzaak te hebben en alleen de genezing daarvan te bedoelen. Als dil doel dan door de aanraking van Christus, geestelijk èn lichamelijk, is bereikt en de genezing is bewezen door den uitroep: „mijn Heer en mijn God!", dan zou de omhoogstrevende Zoon Gods het onderhoud hebben kunnen beëindigen. Maar ook thans blijkt, dat Christus' verschijning niet uitsluitend Thomas en zijn genezing bedoelt, maar dat Christus geen oogenblik Zijn gemeente en de toekomst uit het oog verliest. Die gemeente ontvangt vooreerst een apostel terug van haar Hoofd, maar tevens benut Deze dit kostbaar oogenblik, om de binding tusschen Zich en de Zijnen te regelen en de vaste bedding te bepalen, waarin deze binding voortaan in normale omstandigheden zich zal voortbewegen. Want de normale verhouding tusschen Christus en de Zijnen dreigde door het, in zekeren zin, abnormale, waartoe de vleeschwording des Woords noodzakelijk tijdelijk geleid had, door óns, de gemeente, te worden miskend en misprezen. Daarom brengt Christus die verhouding weer in den juislen stand: „omdat gij Mij gezien hebt, Thomas, zoo hebt gij geloofd", dat was nog het abnormale; „zalig zijn zij, die niet zullen gezien hebben, en nochtans zullen geloofd hebben", dit is het normale.

Het gaat hier om het wezenlijke in de binding aan Christus, n.l. het geloof. Christus bindt de Zijnen aan Zich door middel van, via de Schriften met den band van het geloof. En het essentiëele, het normale in het geloof is, dat het niet ziet en tast, niet mei zintuigelijke waarneembaarheid gepaard gaat: het geloof is een bewijs der zaken, die men niet ziet. Gelooven èn zien, samen, is iets abnormaals, iets, dat tijdelijk noodwendig kan wezen; gelooven zónder zien is het normale. Ja, wij kunnen verder gaan: gelooven plus zien is niet alleen een buitengewone, maar ook een gevaarlijke weg. Immers zoo spoedig dreigen wij dan van de sfeer des geloofs in die van het ongeloof te vervallen, van de louter onzienlijke dingen, die des Geestes Gods zijn in de louter zienlijke, die... Satans instrumenten zijn! (2 Cor. 4:18.) Wie gelooven met zien wil verbinden, die begint te twijfelen aan het alleen-onzienlijke, en bevindt zich daarmede op het hellende vlak naar het ongeloof, want twijfel is een langzaam afzakken van het rijk van Christus in de macht van Satan. Eerst zien en dan pas „gelooven", dat zegt Satan altijd. Satans rijk is een rijk van zienlijke dingen. Satan geeft aan de zijnen altijd meer om te zien en te tasten. Voor Satan hoeft de mensch niet te gelooven, alleen maar te zien. Daarom toonde hij aan Eva de vrucht van den boom, die „goed was tot spijze en een lust voor de oogen" en aan Jezus al de schatten van de koninkrijken der aarde... „Indien ik niet zie het teeken der nagelen en steek mijn hand in Zijn zijde, ik zal geenszins gelooven", dat is de taal van het ongeloof, waarbij de duivel goedkeurend glimlacht.

Maar nu gaat de Opgestane Zijn apostel uit de strikken des duivels redden. Hij weet óók wel, hoe het mogelijk was dat Zijn discipel in die strikken verward was geraakt. '

Een oogenblik koml Hij Thomas sphijnbaar tegemoet in zijn zondig verlangen: „Breng uw vinger hier en zie Mijn handen en breng uw hand en steek ze in Mijn zijde, en wees niet langer ongeloovig, maar geloovig!"

Natuurlijk keurt Christus, hier het verlangen van het ongeloof niet goed. Christus, zegt niet: het kan in Mijn Koninkrijk óók wel langs den weg van het zien ! Neen, het willen wandelen in het louter zienlijke blijft zonde, ongeloof, satanisch. Maar er is hier voor Thomas, een verklaarbare aanleiding tot zijn willen zien, en Hij, die onze zwakheid kent, komt hier de zwakheid van Zjjn discipel te hulp. Immers, een tijdlang heeft het geloof der gemeente zich mogen verheugen in de zichtbare aanwezigheid van Jezus. Noodwendig ging het geloof toen gepaard met het zien. Dat was echter een abnormale en... gevaarlijke weg van het geloof. En daarom wijst de Opgestane nu den normalen en... zaligmakenden weg voor de binding aan de Zijnen: Zalig zij, die niet gezien en nochtans zullen geloofd hebben!

Dit is de band tusschen den Verrezene en ons! Dit is het normale. Wij wandelen alleen door geloof en "niet door aanschouwen. Wij kennen de mystieke unie met Christus, de onzichtbare levensgemeenschap met Hem! Dat is zalig! „Door het geloof tot de zaligheid... in welke gij u verheugt... opdat de beproeving uws geloofs, ... bevonden worde tot lof en eer en heerlijkheid, in de openbaring van Jezus Christus, denwelken gij niet gezien hebt, en nochtans liefhebt; in denwelken gij nu, hoewel Hem niet ziende, maar g e 1 o o V e n d e, u verheugt met een onuitsprekelijke en heerlijke vreugde; verkrijgende het einde uws geloofs, namelijk de zaligheid der zielen". (1 Petr. 1:5—9.)

Niet zien, niets zien! Alleen de Schriften! Alleen gelooven, , als ziende!

Dan is het einde: zalig! „Zalig, die niet gezien, maar geloofd hebben!"

Zalig zijn de reinen van hart, want zij zullen God' zien!

Wij zien nu nog door een spiegel in een raadsel, maar alsdan zullen wij zien, van aangezicht tot aangezicht!

Zalig, als het geloof overgaat in aanschouwen!

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 april 1936

De Reformatie | 8 Pagina's

UIT DE SCHRIFT

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 april 1936

De Reformatie | 8 Pagina's