GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

KERKELIJKLEVEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KERKELIJKLEVEN

27 minuten leestijd Arcering uitzetten

„De Heraut" inzake doop en „pluriformiteit derkSfl

IH. Ij

Emmsche doop of kinderdoop i, , )ji je struikelblok? — Veertig jaren: een nieu, . j, n geslacht. — Tegen de Staatskerk. ^ li Schwabe of Voorhoeve? •— De lii.m Je niet al te preciese doopers. — Herdc^ lo ook van proiestantsch, ja van anabaptii jj tisch gedoopten. —• De onderstelling ïa, j jli

„De Heraut" door Dr Colijn aanvaart? p We zouden thans, naar reeds opgemerkt is, trachten (( aan te toonen, dat „De Heraut" zich vergist, als het blad , p meent, dat de Wederdoopers den hun toegedienden •jw roomschen doop daarom ongeldig achtten, dat hij 0 ROOMSCH was, en dat dit duidelijk bleek uit de be­ no kende passage van art. 34 der Nederl. Geloofsbelijdenis

Nu is dit gevoelen op zichzelf reeds onwaarschijnliil; zoodra men let op het jaartal der belijdenis. Deze toch dateert van 1561. Dat was meer dan 40 jaar, nadat de Reformatie het hoofd had opgestoken. Bedenkt men nu, dat, gelijk in elke reformatie en ook revolutie hel contingent van jongere menschen, in de kracht van het leven staande, zoo ook in de anabaptistische beweging zeer groot was, dan kan men op zijn vingers narekenen dat er in den tijd, toen de belijdenis opgesteld is, verscheiden Wederdoopers moeten geweest zijn, die als kind gedoopt waren n i e t in de roomsche, doch in de „protestantsche" (staats) kerk. Reeds op 18 Januari 1525 heeft Zwingli ^) te Zurich een openbaar dispuut over den doop gehouden. Aanleiding daartoe was het feit, dat van de zijde der Züricher Wederdoopers verzet gerezen was tegen de van overheidswege geschiede doorvoering der reformatie in Zwingli's geest. „Op grond van voortgezette bijbellezing verwierpen zij den kinderdoop; de daaruit voortvloeiende weigering van vele ouders om hunne jonggeborenen te laten doopen was een oorlogsverklaring aan de STAATSKERK", zegt Kühler =); en die staatskerk was niet roomsch. Twintig jaren na dien tijd zijn er dus reeds mensehen, die in de protestantsche kerk gedoopt zijn; zij laten zich herdoopen; en dan is het nog een heele poos vóórdat de Nederlandsche Belijdenis opgesteld wordt. Het is mij niet duide­ i lijk, hoe „De Heraut" zóó boud heeft kunnen spreken, niet alleen in de door ons reeds in ons vorig nummer i letterlijk aangehaalde passages, doch ook nog in het nummer van verleden week (7 Juni 1936, no. 3046), waar l het nog eens weer heet, dat in art. 34 met den „eenigen doop" „de doop in de Roomsche Kerk bedoeld wordt Want", zoo stelt „De Heraut" vast — „want het was die doop, die in hun jeugd hun bediend was, dien zij herhaalden, NIET den doop in de Gereformeerde Kerk. Immers", — aldus nog steeds „De Heraut" — „immers, toen onze confessie werd opgesteld, WAREN ER NOG GEEN Wederdoopers, die als kind in de Gereformeerde Kerken waren gedoopt". Misverstand omtrent de bedoeling van „De Heraut" is hier uitgesloten; daarom rest ons, hoezeer het ons zelf moeilijk valt, geen andere conclusie, dan dat de „Heraut"-redacteur ditmaal de historie niet goed beschrijft. Trouwens, al de gereformeerde belijdenisschriften, die de Wederdoopers met name noemen in verband met de doopskwestie, leggen den vinger op hun bezwaar tegen den KINDERdcop, niet wijl deze ROOMSCHEN tot bedienaren, doch wijl hij KINDEREN tot objecten had 3). Al zou ook de Nederlandsche Geloofsbelijdenis veel vroeger zijn geschreven, dan inderdaad het geval is, zelfs dan zou „De Heraut" nog niet hebben kunnen bewijzen, wat het orgaan met zoo veel nadruk ons heeft willen duidelijk maken. Stel toch, dat iemand homoeopathische middelen hebben wil, alleen van de fabriek van Schwabe; dat de dienstbode naar apotheker Jansen loopt en daar vandaan brengt inderdaad het verlangde medicijn, b.v. Nux vomica D 3, maar... afkomstig van de fabz'iek van Voorhoeve; dat zij het standje, haar gemaakt, ontwijkt door op te merken, dat Jansen alleen Voorhoeve's medicijnen heeft; dat echter de patiënt haar niettemin naai' apotheker Pieterse stuurt, die Nux vomica D 3 van Schwabe verkoopt; — heelt dan die patiënt bezwaar tegen Jansen, als apotheker? of noemt hij diens apothekersdiploma onwettig? en is dat de reden, waarom hij op Pieterse overgaat? Weineen — hij laat Jansen daarom links liggen, wijl deze alleen maar Voorhoeve verkoopt. En zoo hij al — men kan nooit weten — Jansens apothekersdiploma onvoldoende acht, dat kan met Pieterse misschien evenzeer het geval zijn; misschien is Pieterse alleen maar drogist, wie zal 't zeggen? Ik ^^°^^ even ook deze laatste mogelijkheid, wijl ze hier ter zake doet: de Wederdoopers met hun bezwaren tegen geordend gezag, tegen kerkelijke ordeningen, tegen „papieren" zoowel als tegen „vleezen" pausen hebben dikvsdjls de roomsche staatskerk niet meer verwerpelijk gevonden dan de protestantsche. Maar niemand mag daarom zeggen: zij verwerpen den Roomschen doopi wij 1 zij Rome's wettigheid ontkennen. Wederdoopers en dergelijke vrijbuiters hebben met het wettigheidsvraagstuk doorgaans al heel gauw afgerekend. Zij ve - werpen den Roomschen doop, omdat Rome's handen naar het KIND grijpen; en dat zelfde doen zij evenzeer, als protestanten naar het KIND grijpen. We herhalen dus: ook al was hét werkelijk waar geweest, da er in de dagen der opstelling onzer belijdenis nog ge^ Wederdoopers zouden geweest zijn, die in hun kiridsnei in de Geref. Kerk waren gedoopt, ook zelfs dan zo js au jt o ijr j Ie , o It l D t( K ( l i i ( a l

Heraut" ditmaal ondeugdelijk in zijn bewijsvoering •j^jest zijn. Nu echter de histoiie .uitwijst, dat deze Ljnente bewering historisch onjuist is, blijft er van , bewijs" niets over in dit bepaalde geval.

pg historie spreekt trouwens hier ondubbelzinnig. Hoffmann — zoo voorspellen de enthusiasten — zal met jyOOO apostelen van Straatsburg uit „het verbond en Jen doop over de geheele wereld verbreiden" *); en i, j heusch niet zich beperken tot roomsch-gedoopten. ijg in de woelige dagen van het Munstersche oproer Je wilde geesten losbreken, worden niet alleen bij de «oomschen, doch ook bij de Lutherschen de ruiten inen; slechts wie zich op de markt laat herdoopen, [lijft van de verbanning verschoond. Voor de verleiding lezwijkcn 300 mannen en 2000 vrouwen; en daar zouden protestantsch-gedoopten bij geweest zijn onder de opgeschoten jeugd? IVIen kan er inderdaad aan twijfelen; iwas in 1534 nog maar. iMaar het probleem der wettigvan het doopend instituut (roomsch of nietnomsch) is in elk geval niet op de markt van Munster geding geweest. Geen gereformeerden herdoopt? Het er ver vandaan; men heeft zelfs ettelijke gevallen an herdoop, toebediend aan zulken, die eerder gedoopt jtren door... Wederdoopers zelf. „Menno's schoonzuster os door Douwe Schoenmaker, een Munster'sch leeraar, : oopt; later kwam zij, als zoovelen, tot bezinning, en 11 kon deze doop haar niet langer bevredigen, daar ivel gevoelde, dat zij hem „zonder geloof en zonder ijrouw van zonden" had ondergaan"^). En omdat de loorbeelden van weder- en nog eens wederdoop ettelijke is het ons een raadsel, hoe „De Heraut" zóó met Ie belijdenis heeft kunnen opereeren, dat een heel gejoon meeningsverschil tusschen broeders, binnen lai kring der belijdenis, aan te dienen viel als dis- )utabelstelling der belijdenis.

Dr H. Colijn schijnt — „De Heraut" geeft het bericht n(t nadruk door — op de jaarvei'gadering van den llsjesbond ook al gesproken te hebben over een „dis- (itabel-stellen" van wat steeds als vaststaand heeft gejlden. „De Heraut" cursiveert, en wil blijkbaar zeggen: iel ge wel. Dr Colijn is het met ons blad eens. Ik weet iet, of het waar is; Dr Colijn kan b.v. ook gedacht eMien aan Barthianen, of aan Hersteld-Verbanders, of an anderen. Mocht hij met „De Heraut" hebben willen oortspinnen aan den draad der Utrechtsche debatten, I, dan houden wij, tenzij we van ongelijk overtuigd iorden, het er voor, dat de staatsman ditmaal al te lig is afgegaan op niet alleen dispvitabele, maar ook istorisch-onjuiste interpretaties van de belijdenis en van irkliistorische gegevens van den „Heraut"-redacteur. zou jammer zijn, want het ware volstrekt onnoodige

«lemiek.

K. S.

Over de „Algemeene Genade".

(Antwoord aan Dr O. Noordmans.)

XVII. (Slot.)

Het misverstand, waaraan Dr Noordmans in de uitwerking van wat onzerzijds (geen majesteitsmeervoud) geschreven werd, mij nog eenigermate ten prooi schijnt te zijn, komt tenslotte niet het minst uit in zijn constructie van de plaats, die z.i. de Christus inneemt voor onze oogen. Zijn die oogen van ons, „neo-calvinisten", door een valsche bril, beslagen nog wel, verhinderd in het zien van den „schoonste onder de menschenkinderen"?

Dr Noordmans wil het gelooven; mijn eigen spreken in beeldspraak van Christus' ambtsleven als van een „wohltemperiertes Klavier" vervult hem althans met zorg; wat doen hier „muzikale termen"? Men zou — zoo zou ik kunnen repliceeren in ernst — men zou dit laatste kunnen vragen aan hen, die het „wezen" der muziek met dat van den kosmos, en zéker met het leven van den hemel in verband zetten; ik voor mij althans geloof, dat mijn Heiland meer heeft „gehoord", op bergen èn in dalen, dan wie ook maar waagt te vermoeden. Maar heeft Dr Noordmans niet te veel het „derde der vergelijking" uit het oog verloren? Het lag in het „tempereeren": het in goede maat houden, in volkomen evenwicht, in zuivere evenredigheid. Er is evenredigheid, niet alleen in ruischende zephiers, maar ook in brekende stormen; als Golgotha niet „getempereerd" was, wie onzer zou bestaan? Maar bij God is vergeving, opdat Hij gevreesd worde; dit „opdat" is het geheim van zijn immer „tempereeren", in en buiten paradijzen. „The Lord tempers the wind to the shorn lamb", God geeft kracht naar kruis. En Hij geeft vooral ook kruis naar kracht. En wie mag dat nu niet zeggen, als hij aan het ambtsleven van den Heiland denkt? Wie déze gedachte niét vooropstelt, die heeft, het getempereerd woord blijve niet achter, die heeft Hem niet gezien... mag men de Schrift gelooven.

Ja, had Dr Noordmans meer op dat „tempereeren" gelet, dan ware wellicht in de pen gebleven wat hij verder opmerkt, als het heet: „Het ambt van Christus wordt hier niet naar z'n helsche angsten en pijnen beschouwd, in verband met de zonde, maar met de aangename zweving, 't veilige midden, de wijze matiging, die eigen zijn aan een wereldperiode, die nog geen hemel, maar ook nog geen hel is en waarin de vijf broers van den Rijken Man zich zeer op hun gemak gevoelen". Wat toch een beeld armoedig is, als het wordt uitgelicht uit het geheel van het • betoog en uit de veelheid der andere, die het omringen en „tempereeren" willen! De Rijke Man heeft Gods „wohltemperiertes Klavier" nog nimmer met één vinger aangeraakt; zijn ongeluk is juist, dat hij zich op zijn gemak ^) gevoelt. Hij heeft zijn ambt niet gezien; dat ambt is 't geheim van alle temperantie. En wijl de temperantie, de „evenredigheid" slechts mogelijk is, daar, waar men leeft uit Gods geboden, of door Zijn geboden rechts en links wordt in de klem gezet, daar is de hemel „wohltemperiert", en zulks dan in de unie tusschen God en mensch, en de hel is het óók, maar dan van Gods zijde, vanwege de verschrikking van Gods oordeel, zulks dan daar ondanks den mensch in die gevangenis.

Derhalve kön Christus niet eens in helsche angsten komen NAAR DE WET, tenzij de temperantie eiken dag Hem rechts en links in de touwen van Gods recht hield. Een móeten. En ook een willen. Hèt moeten, en hèt willen. Ja, het willen; want wie den Christus alleen maar in de angsten ziet, diens gedachten zijn zonder de bij helsche temperatie uit wandelen gegaan. Ze mogen tijdens die wandeling aan de romantiek zich voelen herinneren, en dan aan „aangename zweving" en aan een „veilig midden" denken; maar wij wagen het toch den droom te storen, en voor ons deel te verklaren, dat wij in heel ons denken — men herinnere zich slechts mijn „Christus in Zijn lijden" — die „aangename zweving" ook zelfs geen seconde lang in het leven zien van Hèm, die dagelijks was in de gehoorzaamheid, van God geslagen, in God verblijd, en zeer begeerig, om in het midden van den tijd te doen, èn te vervullen, wat de eerste Adam in het begin van alle tijden heeft tot taak ontvangen van zijn God. Een „veilig midden"? Maar de gehoorzaamheid van Christus, die de temperantie als roeping met een gewillig en bereid („promptus et paratus". Zondag 1) gemoed erkent als recht van God en voorrecht van den mensch, kan eerst zoo naardewetin het gericht komen, èn tot het groote loon. Slechts hij, die zóó gehoorzaam is, kan hier op aarde den hemel niet minder dan de hel, en ook niet meer, tegelijk onder de oogen zien. Onder de oogen nemen. Wohltemperiert — maar zóó slechts NEEM ook ik mijn kruis vroolijk op, en draag het achter Hèm aan, die in het onveilige midden heeft kunnen gaan staan vanwege zijn dagelijksche temperantie.

Daarom is het mij niet duidelijk, hoe Dr Noordmans, als hij den auteur van „Christus in Zijn Lijden" hoort spreken in dit ééne vrij losse geval van (overigens zelf niet iosse) beeldspraak, denken kan aan Corelli's lompe beschrijving van „een Antichrist, een Satan-Gentleman". O ja, ik ken dien gentleman, maar ik heb zijn romantisch prototype, den Mefisto van Goethe, dan ook niet voor niets tegenover den Satan der Schriften geplaatst, niet alleen hier in dit blad, in een reeks hoofdartikelen, maar ook in een van mijn boeken.

Het gaat mij aan het hart, dat een zóó begaafd denker als Dr Noordmans, een zóó gaaf polemist als hij, weliswaar zoo kort en krachtig in formule brengen kan wat de grondgedachten zijn der hedendaagsche theologieën van onderscheiden origine, doch in het weergeven van de meeningen van hedendaagsche „neo-calvinisten" zoozeer gehandicapt is door misverstanden. Neen, 'twas geen pathos, toen ik zei, dat mij dat aan het hart ging. Want in zijn theologie zie ik den ouden daemon van het dualisme weer tusschen het ééne en het andere werk van God scheiding maken. Maar wij „zullen niet scheiden, wat God van den aanvang af verbonden heeft". Hebt gij niet gelezen, dat God van den beginne gemaakt heeft rijk Gods èn wereld? Naar dat begin moet terug, wie waarlijk hemelsgezind wil zijn; want de hemel zal slechts voltooiing zijn van wat door God „gesteld" is van den beginne.

Ja, 't gaat mij aan het hart; want ik herinner me, dat eenzelfde tragisch misverstand bij hen aan 't woord komt, die onder den kerkhistorischen overbekenden naam van „vriendenkring" zich ook weer in de laatste, maanden blijkens persverslagen stoeten aan het evangelie, zoover het in „De Reformatie" weer verstaan wordt. Ook zij, in hun van dualisme niet geheel bevrijde denken, klagen, dat het evangelie van den rijken Christus en den armen zondaar dreigt te worden verdrongen door wat zij, ach zoo heel ten onrechte immers, zouden willen noemen „cultuur-theologie", of zelfs „cultuur-filosofie".

Het is er echter ver vandaan. Indien de Christus een ander is, dan het piëtisme Hem gezien heeft, en veel rijker, dan de neven en achterneven van dit piëtisme het hebben gedacht, moet die rijkdom dan niet worden gepredikt? En indien de „armezondaar" recht arm wil worden, laat hem dan niet zich verschansen achter zulk een prediking van zijn armoede, die hem in het zware werk der dankbaarheid in de „aangename zweving" van een wereld-leven houdt, dat voor het grootste deel hem niet direct met de aanspraken Gods bezwaart. Ook deze „vrienden" schijnen te neigen tot de meening van Dr Noordmans, volgens wien van Christus' kruis het ontzettende, en van Zijn standing de schrik niet kan worden gezien, zoolange Christus koning noemt, óók in het cultuurleven. Ik u het om: kruis en opstanding worden pas „verschriH lijk", als ze met alles te maken hebben; met de ve geving der zonden? ja, zeker, maar „opdat Hij m vreesd worde"... te lallen dage en aan èlle Zijner heerschappij.

En zoolang wij niet willen terugvallen op het , wohi temperierte Klavier" naar Dr Noordmans' opvatting ej de „aangename zweving" over heel de linie willen ont komen, gedachtig aan het morgenlied: ontwaak, gij dj, slaapt, en sta op uit de dooden, en Christus zal ovj, u lichten, zoolang zullen wij tegenover zijn klacht van onze „ontheiliging" der Schrift de andere plaatsen van zijne ontmanning der Schrift. Het dualisme heeft 1 voorkeur zijn „heiligen" ontmand: „lamentationes",

„Contact met onze hoogleeraren". K.'s.

De hieronder te noemen commissie zelf vraagt B mee te deelen, dat de „conferentie" van predikanten i Gereformeerde Kerken uit de beide Hollanden en Utrecht gehouden op 17 Maart j.l. te Amsterdam, een commissii heeft benoemd, die verdere conferenties over actueeli theologische onderwerpen zou hebben voor te bereiden Onze lezers wisten dit reeds. Nadat ik op gronden, dj ik hier aangaf, en nog steeds voor juist houd, had voor een invitatie tot spreken op den eerst grondslag, is thans een conferentie aangekondigd, wedei om in de theologische faculteitszaal der Vrije Univetsi teit, op Dinsdag 16 Juni a.s., aanvang 10 uur v.m. Ni afdoening van huishoudelijke zaken hoopt daar Prol Dr F. W. Grosheide te spreken over: „Theologisch Exegese". De Commissie bestaat uit de heeren Ds I Hoek, Enkhuizen, Ds H. J. Heida, Vlaardingen, Ds P.} Kruyswijk, Hilversum.

Nog steeds treedt een theologisch candidaat op adres voor aanmelding. We hebben het onze ervan gi zegd, en hebben geen aanleiding, verder op deze zajl in te gaan.

„Veldwijk" te Ennelo. K. S.

In de bladen heeft dit jaar reeds veel gestaan ove deze inrichting, naar aanleiding van haar jubileum o 28 Jan. 1.1. En uit het oogpunt van herhaling, die vervelend is, zou van dit artikel kunnen gesprokei worden als nutteloos. Laat misschien de herhaling ve velen, in zooverre zal het spreken en schrijven ove deze inrichting verre van nutteloos zijn, dat nog wee eens de aandacht wordt gevestigd op het werk, door de Vereeniging tot' Chr. verzorging van kranl zinnigen in Nederland wordt gedaan. En die aandach moet ze hebben, daar deze vereeniging zich ten doel de Christel ij ke verzorging van krankzinnigen, vraagt om het gebed voor haar.

Van het groote belang daarvan nam Maandag 8 Jui 1.1. het Studentencorps „F.Q.I." kennis bij een bezi dat het toen aan de stichting „Veldwijk" bracht. De neesheer-directeur. Drs B. Chr. Hamer, en de geestelijl verzorger. Ds A. Ringnalda, hebben daar het een ander verteld van het werk, dat daar gedaan word terwijl bovendien wandelingen werden gemaakt OÏ( het terrein en verschillende gebouwen bezocht. En wai neer men dan alleen nog maar het werk op een d( stichtingen ziet, dan komt men toch wel onder indruk van de grootheid van datgene wat voor de geeste zieken wordt gedaan. En God moet worden voor wat Hij door een man als Prof. Lindeboom eers en zijn opvolgers later hier gewerkt heeft en nog werk Ondanks aanvankelijke moeilijkheden, zoo verteld Drs Hamer, is men voortgegaan met dit werk der hoorzaamheid en God heeft Zijn zegen niet onthoudei

pj pat^ntêr^orden niet in een gesticht opgeborgen, jooals misschien velen denken, maar in het groote gejiis, dat zij hebben, wordt zooveel mogelijk voorzien. De jj„jselijke sfeer heeft men weten te bewaren door het tg. paviljoen-stelsel. Een belangrijk onderdeel is de arbeids-therapie. Deze bedoelt de patiënten aan het werk te zetten, bezig te houden en hun gedachten af te leiden. Baarbij gaat het niet om het werk, maar om de patiën- , jn, want vaak moet werkgelegenheid worden gezocht. Poor de mannen wordt veel buiten gewerkt: aanleg van jjn voetbalveld, in den moestuin, ontginning, etc; anderen werken op de timmerwerkplaats, in de matten- Biakerij, etc. Evenzoo vindt men werk voor de vrouwe- Ipe patiënten. Door dezen arbeid zijn alle organen in actie, er is een zekere spanning; de rust overdag en 'snachts is beter; en de patiënt krijgt niet het idee tot (iets nut te zijn.

Ds Ringnalda gaf een causerie over den psychologischen kant van het werk. Aan de geesteskranken jioet zooveel mogelijk worden geschonken, wat de kerk ook den gezonden geeft, de gemeenschap der heiligen. Daarin heeft ieder, die op de stichting werkt, zijn taak Ie zien. Kerk en stichting kunnen elkaar dan ook niet nissen. Is voor lederen zielszorger het van belang de psychologie van den mensch te kennen, zeker voor hem, die zielszorger is onder de geestelijk zieken. Het is niet voldoende het evangelie te brengen, in hef ambt te staan, en verder niets te doen; neen, daar is een b e - jiening van het ambt. De zielszorger heeft te kiezen, welk woord hij brengen moet. Menschenkennis is noodig. De wrijsheid, van God geschonken, moet practisch worden beoefend. Daarbij geeft de Heilige Schrift het uitgangspunt (Jezus en de Samaritaansche vrouw, Jezus en de Kananeesche vrouw, etc). De steun van hen, die op dit terrein werken ligt in den Bijbel. Het werk is zeer moeilijk, maar van God geboden. Daarom is algemeene bekendheid daarvan eisch, opdat de Christenen, het kennende, het in hun gebed gedenken.

V. d. H.

Centrale Diaconale Conferentie.

Het Comité van de Centrale Diaconale Conferentie besloot, dat de 47e Conferentie D.V. op Woensdag 30 September a.s. te Utrecht zal gehouden worden. Aan de Diaconieën werd verzocht de punten ter behandeling en de namen voor candidaat-comité-lid in te zenden aan het adres van den len Secretaris, M. C. Wijnbeek, Soestdijk.

De inzending kan tot uiterlijk 15 Juli geschieden.


1) Dr W. J. Kühler, Geschiedenis der Nederlandsche fcpsgezinden in de 16e eeuw, Haarlem, 1932, blz. 8. !) a.w. bl. 7/8.

JlVgl. Zwingli's Fidei Ratio, 1530; Muller, Bekenntnisiiitten der ref. Kirchen, bl. 87; Baseier Bekenntnis (1534), I, bl. 100; Confessio helvetica posterior (1562), a.w. bl. J; Schotsche belijdenis (1560), a.w. bl. 261; Hongaarsche ilijdenis (1552), a.w. bl. 421. () Kühler, a.w. bl. 61. Kühler, a.w. bl. 90.

(j We geven hier in een noot enkele bizonderheden. A, Chr. Sepp (Geschiedkundige Nasporingen I, Leiden, 1872, 176, V.) geeft een resumé van een „Bekënntnisse van ijileii Sacramenten Doepe unde Nachtmaele" (Rothmann, loprys, Staprade, Roll, Vynnen, Stralen), ook vermeld in * W. Bouterwek, Zur literatur und Geschichte der Wielirtanfer, besonders in den Rheinlanden (1864). Wij citee- IIuit dit resumé het volgende:

«Wat is christelijke doop? De indompeling of besprenk, welke Christus bevolen heeft en de Apostelen bediend (76).... Men moet eerst geleerd, dat is onderwezen, Ween kind Gods geworden zijn, eer men den doop n ondergaan (77) Wat is het teeken waard, als er 'zaak niet is die er door beteekend wordt? (78) taom zegt ook Origenes: „gelijk niemand levend met ' dooden begraven wordt, mag niemand, die nog in de J* leeft, in den doop met Christus begraven worden"

9).... ïtt nadruk wordt herinnerd, dat de oude Kerk dien M als zoodanig (n.l. als inwijding tot de gemeenschap "heilige kerk op aarde) hoog waardeerde, daar de opna- " in de kerk gold als het ingaan van de enge poort tot ''Koninkrijk der hemelen. Het is echter er verre af, dat " lie Kerk zou mogen heeten; deze is alleen daar, waar * eenigen Meesters en Bisschops inzettingen werkelijk «den geëerd (79). Op tweeërlei wijze wordt de doop mis- "to; namelijk wanneer dezulken gedoopt worden die ""511 geen kennis of daarnaar geen begeerte hebben; ïndere, wanneer aan iemand de doop wordt toeget die dat met een valsch en onrein hart begeert (79) De doop der kinderen (is) „een oorsprong der verwoes- ? 8 en des ganschen afvals der heilige Kerk" (80) «eüjk wordt met verwijzing naar het in Eph. IV be- '"tde aangaande den doop afgewezen de aanbeveling van * kinderdoop als te dulden ter wille der eenheid; want yen daar van den doop geschreven staat, moet natuur- »P dien der volwassenen worden toegepast; en de op- •*ng wordt gemaakt, dat de Schrift niets weet van *alei doop, een voor kinderen en een voor volwasf'«i" (83).

j iend is de wrijving tusschen Vlamingen en Friezen in''» i^oopers met veel gevallen van over-en-weer-doo- "Nadat de „Vlaminghen" zich hadden afgescheiden ''.„Vriesen", ontstond er onder laatstgenoemden - weer , l ™'st over de vraag, of „ghedoopte by de Vlaminghe taer comende, wederom herdoopt souden worden"; "'gen stelden dien eisch, anderen vonden hem very'ijk". (Successio Anabaptistica, Bibl. Ref. Neerl., 67). , ' gevolg van deze meeningsverschiUen was weer, dat •'«rde Vriesen" de „sachte Vriesen" in den ban deden J'"' daerom niemant wilde ontfanghen, die onder de lis'n ^'''^'"eynte gheweest waren, oft sy mosten herdoopt C' *' waren sy 25 mael ghedoopt ende wederdoopt. („ f.' ^11 Hoyte bleuen by haer costuym, en herdoopten vvt de Catholicken, Lutherschen ofte Caluinisten tot j| Wamen". (Succ. Ana'bap., Bibl. Ref. Neerl. VII, 68.) i ^wgt nog een citaat: „Peter van Coelen heeft ivJ'^^tie ghecreghen teghen syn broeders Hans de "*an' ^" J-ii^ob vander Muilen: ter oorsaken, dat hy de nen Vriesen niet wilde achten voor secten nóch

herdopen, die vande Vriesen ghedoopt tot haer ouerliepen. (S. A., B. R. N., 69.)

C. Over Menno e.a. leze men deze bijzonderheid: „M^f^»», Lemert ende de hare (hebben) sich selfs van den Duytschen afgescheyden, houdende haer alleen voor de gemeynte Gods, ende de Duytschen met haren Doop, Nachtmael ende alle ordonnantiën geheel verwerpende, ende haer niet anders achtende als voor wereldtsche menschen. Doen heeft den Wederdoop der bejaerden zijn beginsel in der waerheydt genomen, die daer na soo vermenighvuldight is, dat voor den Heere een ydele wasscherye ende besprenginge daer uyt gemaeckt is". (Bibl. Ref. Neerl. VII, 526.)

D. Inzake de Vlamingen en Friezen is nog het volgende van beteekenis (waarbij men lette op de tijdsaanduiding). „Dirck Philipsz te Embden schreef een Boeckxken van de Echt der Christenen (bl. 543). Hij stierf 1568 (B. R. N. VII, 462 noot).

„Ende even te dier tijt begonden de Vlamingen den Vriesen, die nae datum van Dirck Philipss. uitgeschrevene Ban-brief, van iemant van de Vriessche ofte Hollantsche Leeraars gedoopt waren, ende tot den Vlamingen komen wilden, wederom te dopen. Welcken wederdoop de Vriesen als doen aireede oock aen den Vlamingen gebruyckten. -

Mare tot een waerachtigh bewijs, dat de Vlaemsche wederdoop aan den Vriesen, ter tijdt van Dirck Philipsz. voorseyde Banbrief begonnen ende opde bane gekomen is, sóo dient alhier verhaelt, datter doenraaels een man tot Harlingen woonde, die vanden Vriesen gebannen was, om dat hy haer alleen voor Godts Gemeynte niet bekennen en dorste, ende alsoo door kleyn begrip hem totten Vlamingen begeven hadde: wekkers Huysvrouwe, binnen weynigh jaren, van Heyte Rienicltxsz, een Vriesch Leeraer, gedoopt was. Tot diens mans buys quamen op een tijt daer nae eenige Dienaaren ende mannen van de selve Vlaemsche Gemeynte, hem ondervragende hoe het stont met zijner vrouwen doopsel, ofte het voor ofte nae den datum van de voorsz. Ban-brief van Dirck Philipsz. geschiet was? en alsoo de man dat niet soo naeuw en wel als zijluyden en wiste; maer den datum van zijn wijfs doop wel onthouden hadde, soo sochten zy te samen in den Almanach, ende bevonden dat des mans vrouwe gedoopt was, eene weecke, anderhalf, ofte twee weecken ten lancksten, voor den datum van den selven Dirck Philipsz. Ban-brief, tot allen geluck, ende daer mede passeerde der selven vrouwe doopsel voor goet ende oprecht, dat andersius hadde moeten vernieut worden". (Carel van Ghendt, Het beginsel etc, Bibl. Ref. Neerl., VII, 544.)

E. Dat het ging primair om dogmatische kwesties, ook onderling in den herdoop blijkt hieruit; „Want dese lieden zijn zoo Superstitieus, of al yemant bekendt dat Jezus Christus den Sone des levendighen Godts is, ende volghens dien den Doop ontfanght na de Ordeninghe Christi, gelijck de Apostelen des Heeren Jesu deden, die anders niet en hebben gheeyscht ende gevordert, dan eenvuldeUjck, ghelooft inden Heere lesum, & c. ende alsoo Ghedoopt zijn. Actor. 16 en 8 dat en houden sy voor geen recht Christelijc Doopsel, 'ten sy dat sy verstaen dat Christus noch Vlecsch noch Bloedt heeft aenghenomen van Maria; Maer alle die. ghene die dit bekennen, ende alsoo Gedoopt worden, die doen (na haer seggen) een rechte Bekentenisse, ende die kennen tharen Zalighmaeker, ende soodanighen Doepsel soude by eenighe vande Vlaems, ende Vries, noch kunnen passeren voor een Christelijck Doopsel, ende dat noch seer zwaerlijck met vele moeyte, maer anders niet." (Alenson's Tegen-Bericht, Bibl. Ref. Neerl. VII, 182.) Hen „die int Martelaers Boeck ghevonden worden: dese allen worden tot den Hemel toe verheven. Maer.... de tegen woordige verwerpen en versmaden sy ende en kennen haer niet voor navolgheren ende schaepkens Christi, sy achten haren Gotsdienst van gener waerden daerom weder doopen sy de gene die van andere Doopsghesindé bij haer comen, ende die van haer tot andere gaen, doen sy in den Ban, als die van God zijn gescheyden, volgens haer 28 Artikel." (Alenson's Tegen-Bericht, Bibl. Ref. Neerl., VII, 216.)

F. Leerzaam is ook dit verhaal: „Het Weder-dopen en was noch niet volcomen in ghekropen, over die ghene die naer de Ordeninge Christi Gedoopt waren, niet alleen by de Hooghduytschen, maer oock by de Munstersche, daer van dat noch eenige goede ghedachtenisse hebben: Want Reypert Eenkens Vader, heeft met toestemmen vande Gemeynte tot Worckum een Waterlantsche Suster aenghenomen, sonder Weder-dopen, daerover dat de Gemeynte tot Harlingen met haer Dienaren... ontrust waeren, ende en conden dat niet wel lyden: Soo was aldaer een Broeder ghenaemt Douwe Kempesen, die seyde tot haer, ghy siet een splinter inde Gemeente tot Worckum, ende daer is een baicke inde Ghemeente tot Harlingen, ende die en ziet ghy niet, sy vraeghden waer dat de baicke was, hy gaf haer tot antwoorde, — die wil ie u wel met een vinger wysen, segghende: daer is Pieter Ottesen, die is van een Munsters Leeraer Gedoopt ende die is zonder Wederdopen voor een Broeder aenghenomen. Binnen Alcmaer hebben noch eenighe Lieden in korte Jaren ghewoont, die getuygden dat op een sekeren tijt wel ses Persoonen Ghebannen waren, omdat sy wilden Herdoopt hebben die gene de welcke van de Munstersche oproermackers en vervoerissche dzaael Gheesten Gedoopt zvaren, soo heftich was DOEN de Gemeente het Wederdoopen tegen, die eens na de ordonnantie Christi Gedoopt waren.

Item daer is noch gheweest een vrouwe, genoemt Reyns Eydes, die van haer vrienden tot Weytmarsum aenghesproken worden, om haer te laten doopen van desenselven Munsterschen Leeraer ghenaemt Douwe Schoemaecker, tweicke gheschiede, maer daerna berou kryghende over haer ontfanghen Doopsel, bekennende sulcx ontfangen te hebben sonder Geloove, ende sonder berouw van sonden, begeerde wederom daer nae Gedoopt te worden van M(enno) S(imons), die haer susters Man was, maer hy heeft dat gheweygert segghende: lek durf dat niet doen, daer naer versocht sy 't aen Leenaert Bouwesz, alsoo sy bekende sonder Gheloove Gedoopt te zyn, so gaf hy tot antwoort sy soude haer daer naer schicken, om te verkryghen 'tghenen dat den Doop beteyckende, soo was sy ghenoech Gedoopt.

Daeruyt dat blijckt dat de Ghemeynte eertydts anders Ghelooft, Gheleert ende beleeft hebben, als haer Artikelen inhouden, achtervolgende haer ghebruyck, ende volghens dien niet eenstemmich dacrmede en zijn gheweest, gelyck die aprobeerders vande Artikelen verklaart hebben, want het gevoelen ende beleven van die voorighe Gemeynten, was recht contrary in verscheyden puncten." (Alenson's Tegen-Bericht, Bibl. Ref. Neerl., VII, 236/7.)

G. Langdurige twisten zijn tusschen de eene en de andere groep gevoert „om het Wederdopen, die van andere na de ordinge Christi ghedoopt waren." (Alenson's Tegen-Bericht, Bibl. Ref. Neerl., VII, 215.) „Het Wederdopen heeft noch by verscheyden Doopsgezinde haer vollen loop, als eenighe van andere by haer komen ende vereenighen willen, off sy wel Gedoopt zijn nae de ordeninghe Christi, als Geloovich ende Boetveerdich zijnde, dat en gheldt by haer niet, hy moet hem wederom op een nieu laten Dopen, gelijck oft hy noyt Gedoopt en ware: Eenige vande Vlaems die schijnen wat terugge te zien, ende het Wederdoopen wat af te schaffen, nochtans hebben zij niet langhe gheleden, noch binnen Amsterdam een seker Persoon vermaent, die gedoopt was by de Duytschen, om wederom te laten Doopen, alsoo sy Getrouwt was aen een van haer Broeders. Jae noch omtrent een maent gheleden, hebben sy binnen Haerlem een Persoon wederom gedoopt, die inde Waterlantsche Gemeente (volgens het bevel Christi) Gedoopt was. (Alenson's Tegen-Bericht, Bibl. Ref, Neerl., VII, 241.)

1) „Gemak" en „vrede" zijn twee.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 juni 1936

De Reformatie | 8 Pagina's

KERKELIJKLEVEN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 juni 1936

De Reformatie | 8 Pagina's