GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

KERKELIJK LEVEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KERKELIJK LEVEN

21 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Verzekerd uit de vruchlen." (Antwoord aan Ds Th. Delleman.)

Tot mijn spijt moet wegens plaatsgebrek (actueele zaken gaan voor) het vervolgartikel even vfachten. '

Diagnose.

Wie mocht gemeend hebben, dat de polemiek in afzienbaren tijd van de baan zou raken, zal wel hebbm ingezien, zic'h in die verwachting vergist te hebben. Reeds in de eerste vergaderingsweek der generale .synode fcwam Prof. Dr V. Hepp voor den dag met het eerste nummer Vcin een broöhurenree'ks, die, in vijf gesohriften, wil spreken over: „Dreigende Deformatie" Niemand, allerminst de schrijver zelf, zal verwachten, dat zulk een brochurenreeks de polemiek anders daii opwekken kan. Mits deze opwaking geschiedt op rechte wijze, zal, dit behoef ik niet meer te verzekeren, ondergeteekende daar niets tegen Ihebben.*

Van harte mij vereenigende met de door den schrijver uitgesproken bede, dat met zachtmoedigheid zija werk ontvang-en worde, en dezen wensch uithreidende tot wat daaraan zal worden vastgeknoopt, veroorloof ik mij eenige opmerkingen.

De eerste raakt den aanpak van heel deze zaak, de keuze van het onderwerp voor het eerste nummer, dat de reets opent.

Prof. Hepp heeft namelijik zijn eerste nummer gegeven onder den titel: „D i a g n o s e". Schrijver tracht in dit geschrift aan te geven, hoe hü den gang van het theologisoih-kerkelijk leven in den laatsten tijd ziet. Hü wil een diagnose geven; het is z.i. niet in orde en hij tracht aan te geven wat eigenlijk de z i e k t e is, waaraan men z.i. ook onder ons laboreert.

De z i e k t e, — want Prof. Hepp ziet niet veel goeds, Dreig-ende deformatie.

Zonder nu op alle détails van zijn diagnose thans in te gaan, willen wü onze spijt betuigen over het vooropstellen eener diagnose, en dan nog wel speciaal van déze diagnose. Prof. Hepp meent, dat het een periodiek verschynsel is, dat deformatie optreedt na reformatie. Hij oordeelt voorts, dat de „n a - o o r logs-mentaliteif'in heel het geestesleven nadeelig en loswrikkend werkt. En zoo is er meer, b.v. hot laboreeren aan „oorspronkelijkheids-ziekte"

En nu denkt de schrijver er niet aan, te beweren, dat al deze ziekten en zwa'khedoh van onzen tiJd onverzwakt en onverminderd ook de kerken en de kerkelijke personen en samenleving beschadigen en belemmeren. We spreken nu maar van „ziekten'' en „zwakheden"; al merken we op, dat het woord „zond e" voor het gereformeerd besef hier niet zal te vermijden zijn. Gelukkig erkent da schrijver, dat in het kerkelijk leven de zwakheden, ziekten, zonden van „de wereld" slechts ten deele doorwerken, zulks dan vanwege de genade, die Gods Geest in haar werkt, ook ter beteugeling van het kwaad.

Toch neemt dat niet weg, dat Prof. Hepp's diagnose allerminst bemoedigend is. Zie ik het wel, dan komt ziJn oordeel hierop neer, dat in het leven der gereformeerde kerken de g e t e m p e r d e, de geremde zonden der wereld doorwerken. Maar van bet andere feit, dat God de Heilige Geeet met ZiJn licht en genade in ds kerk werkt, de zonden en zwakheden in beginsel verbreekt eu overwint en positieve genadegaven uitstort in wedergeboorte, in positieve verliöhting, en leiding der geloovigen, wordt niet allereerst en principieel u i t g e- g a a n in de diagnose.

Daarmee is m.i. deze diagnose vastgesteld op grond van een andere „waarneming", dan in de Kerk van Christus met het oordeel der liefde allereerst aan iet woord Iheeft te komen, sprekende van wat het geloof heeft gezien, en zal moeten „zien'', totdat het tegendeel BLIJKT.

Is deze diagnose hiermee in het algemeen reeds uit een oogpunt van „dreigende deformatie" bedenkelijk, z" is ook pijnlij'k voor degenen, over wier meening Prof. Hepp wil gaan spreken, alsmede voor hen, die naar hen beginnen te' luisteren. Ik voeg er dadelijt aan toe, dat Prof. Hepp de schuld gemeen'sohappelij'' noemt; maar dit neemt mijn bezwaar niet weg. Want de ziekten, die de geachte schrijver constateert — ik den* b.T. aan de door ihem geconstateerde „oorspronkelijkheidsziekte" — beginnen, als ze optreden, toch bij schrijvers, denkers, redacteuren, professoren van allerlei faculteit. Ik zeg met nadruk: van allerlei faculteit. Prof. Hepp zegt — in het voorbijgaan — dat de problemen in den grond dogmatisch zijn. Naar miJ^ meening evenwel is het onmogeiyt, de problemen J" den grond die van slechts één studievak te noemen. Dringt men door tot hun grond, rlan ziet men ost en kuerj> i»."

ééne va: k hét andere, ' de ééne faculteit de ajidère r; De problemen zijn in den laatsten tijd b.v. ook directfilosofisch. Om verschillende redenen mag dit niet verdoezeld worden, als men eenmaal den strijd openen wil, nog wel met de scherpte van Prof. Hepp.

Vat ik alles samen, dan is dus Prof. Hepp's diagnose zeer sterk polemisch. Maar dat is niet erg. Ze plaatst echter bepaalde personen en groepen van te voren in een bepaald licht, nog vóórdat hun concrete meeningen besproken zijn. En dat vind ik jammer. Het maakt de bespreking noodeloos moeilijk, èn — persoonlijk. Persoonlijk tocli is men niet zoozeer, als men namen noemt (wat de schrijver vermijden wil), doch als men de zaken beziet „in het licht" van personen of van hun geschiedenis, ook cultuur-historisohe geschiedenis.

Hoezeer deze kijk op personen, en op hun cultureele en wetenschappelijke geschiedenis, verse liillend kan z ij n, blijke uit een enkel voorbeeld.

Prof. Hepp meent, dat er sommigen zijn, die op Kuyper en Bavinck daarom oritiek oefenen, wijl ze niet vrij zijn van de kwalen des tijds (na-oorlogs-mentaliteit, oorspronkelijkheids-ziekte etc). Daarmee zijn deze broeders te voren in een bepaald, en dan niet erg prettig „licht'' geplaatst.

Maar is deze verklaring van hun doen en laten de eenig-mogelijke?

Naar mijn meening is ze dat niet.

Het zou —• ik noem slechts een mogelijkheid, die evenzeer denkbaar is, als Prof, Hepp's diagnose — het 'ZOU óók mogelijk kunnen zijn, dat al de door Prof. Hepp bedoelde personen in hun poging, om Kuyper en Bavinck op bepaalde punten te critiseeren, waren geïnstigeerd door het publieke optreden van Prof. Hepp zelf. Hetgeen dan wijzen zou —' ook op zijn eigen standpunt — niet op een ziek-zijn met de wereld, doch op een gezond willen zijn met een broeder.

Als men naar nadere aanduidingen vraagt, ben ik bereid ze te geven. Ik denk 'hier aan de volgende uitspraak van Prof. Hepp.'in vroeger dagen:

Zal (echter) de dogmatiek voor haar taak (in dien tijd) berekend zijn, zoo zal zij zich van vele fouten uit het verleden hebben te zuiveren en zich aan de nieuwe toestanden moeten aanpassen. Zij zal een VERJONGINGSKUUR moeten ondergaan.

Vooreerst zal zij, om niet weer in intellectualisme te verloopen, mede om aan de eischen der nieuwere psychologie te voldoen, nauwere aansluiting hebben te zoeiken bij de m y s t i e k. Vervolgens zal zij, om te reflecteeren de waarheid, welke niet 'bestaat in een afgetrokken begrip, maar zich openbaart in realiteiten, haar gebouw meer moeten optrekken in den trant der voorstelling. Voorts zal zij, schoon de absoluutheid van het Christendom, zonder reserve vooropstellend, ijverig de Religions Geschichte hebben te bestudeeren om daaraan analogieën te ontleenen, opdat zij de voortreffelijkheid van het Christendom als normaliseer ing van het door de zonde abnormaal gewordenmens o h e 1 ij k e doe uitschijnen.

Prof. Hepp schreef dit in zijn opstel: „De 'beteekenis der analogia fidei voor de exegese"; ik ben bet niet in alles met hem eens, maar dat doet niet ter zake.

Ik denk aan een andere uitspraak van Prof. Hepp:

Critiek naar binnen!

Dikwijls hoort men erover klagen, dat zich in onze kerken tegenwoordig zulk een critische geest openbaart.

En ik zou niet gaarne betoogen, dat alle critiek, welke er thans wordt geoefend, gezonde critiek is.

Maar laat ons dit toch vooropstellen, dat zonder critiök van reformatie niets kan ko-men.

Wanneer men geen gubreken ziet of bang is om die aan te wijzen, is de reformatorische kraont reeds gebroken.

Het is wel het onverstandigste, het meest ongeoorloofde wat men doen kan: de critiek te smoren. De critiek op de kerkelijke toestanden behoort juist algemeen te worden. De critiek der jongeren en de critiek der ouderen heeft zich te verbreeden tot een critiek van allen.

Eigenlijk mocht er niemand in onze kerken gevonden worden, die geen critiek 'beeft.

Ieders oog heeft open te staan voor de tekortkomingen en de misstanden in ons kerkelijk leven.

Dan eerst kan er verbetering komen.

Dan eerst is de weg geëffend o-m voort te varen naar de volmaaktheid. (Ref. I, 4, p. 25.)

Ook dit is van beteekenis:

Maar we mogen toch oo'k niet vergeten dat in de kerk immer wrijving van gedachten zal noodig zijn.

Dat Jjrengt het karakter onzer ibedeeling, de gesteldheid van Christus' Kerk met zich.

Wie voor de kerk idealen koestert, wie het gebrekkige in de geloovigen erkent, zal, al haakt hij krachtens aanleg nóg zoo naar den vrede, de irenische houding noodgedwongen laten varen.

Niets staat zoo spoedig tegen als dat overdreven zoete en lieve Christendom.

Waar openlijk feilen zijn begaan, moeten die ook openlijk worden aangewezen.

Christus en de apostelen gingen ons daarin voor. (Ref. I, 16, p. 118.)

Men lette eveneens op het volgende:

Overzien wij nu 'het studiegebied, en inzonderheid dat der theologie, dan ontwaren we eerst recht, hoe wij voor een meer centrale reformatie nog niet gereed zijn. J±S V> OA'

Dan 'bekennen wij met ontsteltenis: wat zyn we nog arm!

Met onze Gereformeerde wetenschap 'buiten de theologie — want de waarheid Gods moet ook daar gezocht — staat het er al niet rooskleuriger voor.

Dringende behoefte bestaat er aan een principieele wijsbegeerte. Ik mag hierover niet te zeer uitweiden. Anders zou ik er op willen wijzen, hoe één van de middelijke oorzaken, waarom de stroom der Reformatie reeds in de 17de eeuw voor een groot deel verzandde, gelegen is in het ontbreken van een eöht reformatorische philosO'phie. Thans hebben we in de werken van Bavinck en Kuyper, kostelijke bouwstoffen liggen. Maar bouwstoffen maken nog geen gebouw.

Op een psyöhologie, een paedagogiek, een sociologie, een biologie overeenkomstig onze beginselen mogen wü ons niet beroemen.

Het stemt tot warme dankbaarheid, dat op meer dan één dezer terreinen door onze mannen intens wordt gearbeid. Men zou zich bezondigen, wanneer men ook maar de minste blaam op hen legde.

Zij doen wat zij kunnen.

Ja vaak meer dan zij kunnen.

Maar zij beschikken over te weinig middelen. Zij kunnen zich niet van de noodigè krachten verzekeren.

Daarom raken wiJ in een tijd met zulk een snellen pols als de onze zoo ten achter.

Daarom zijn wij niet gereed. (Ref. I, 32, p. 245.)

Niet minder is deze uitspraak van beteekenis:

Polemisch-irenisch. De verbinding van deze beide termen moge in het

eerst wat eigenaardig, wat paradoxaal schijnen. Ze herinnert aan wat Prof. Bavinck toen hij nog in zijn kracht stond, aan Prof. Snouck Hurgronje schreef: Ik ben polemisch met een irenisch doel.

Hij zag er niet tegen op, meeningen, welke hij voor 'het kerkelijk leven schadelijk achtte, te bekampen, soms zelfs met het vlijmendste wapen, dat er bestaat, het sarcasme; maar hij had daaAij geen anderen v/ensch dan waren, blijvenden vrede te bevorderen.

Zoo stond het, 'hoewel men er vaak anders over oordeelde, ook met wijlen Dr Kuyper. Men vond hem altijd paraat, maar zijn oogmerk bleef steeds, betere vreedzame toestanden te scheppen.

Weinigen söhuwden minder den strijd dan hij en toch sprak hij, als hij den tijd gekomen achtte, vaak woorden, die hun kalmeerende werking niet misten.

Van polemiek zich te onthouden gaat nu eenmaal niet. Als de eene overtuiging komt te staan tegenover de andere, moet men vaak eigen overtuiging verdedigen. Men kan zich wel voornemen de overtuiging van een ander te eerbiedigen, maar wanneer die het van zijn kant niet doet, is men vanzelf wel genoopt zijn overtuiging te bepleiten. Trouwens wanneer men in dat onbestreden laten van anderer overtuiging zijn kracht ging zoeken, zou de waarheid niet worden gediend. (Ref. in, 17, p. 130.)

Men lette ook hierop:

Als voorarbeid is dit alles (n.l. werk van Kuyper, Bavinck, Woltjer, Geesink) niet te versmaden.

Moge echter een nieuwe periode ons verrassen met een filosofie uit eigen beginsel gegroeid.

Onze tijd roept er om.

De vooi-uitgang der Gereformeerde wetenschap hangt er voor een groot deel van af ... .

Met minder dan het scheppen van een filosofie kunnen we niet tevreden zijn. (Ref. Hl, 49, p. 366.)

Alsmede het volgende:

„Wel is er zooveel veranderd, dat er nieuwe probleemstelling op sommige punten moet plaats hebben". (Recensie Het Calvinisme, Ref. V, 35, p. 279.)

Als ik dit alles lees, zou ik willen zeggen: laat ons toch niet elkander beschuldigen van „oorspronkelijkheids-ziekte" of soortgelijke kwalen, doch ook eens rekenen met andere mogelijkheden, b.v. dat thans menschen aan het werk getogen zijn, die met Prof. Hepp's eigen wensohen en vermaningen zijn begonnen te rekenen in de practijk, gedreven door de liefde des Geestes. Maken zij daarin fouten, dan zal het daarover moeten gaan. Maar sparen we elkander de noodelooze pijn vaJi een suggestieve diagnose, ontworpen langs den weg eener niet-kerkelijke denk-schematiek.

Indrukken van de Grsnsraie Synode.

Buitenlandsche afgevaardigden.

De ontmoeting met de buitenlandsche afgevaardigden — een aangelegenheid van zooveel gratie en 'distinctie, dat de praeses elke poging tot zelfs fluisterende gesprek-ken onder de hoorders aanvankelijk met succes onderdrukt. Pastor Graefe uit Görlitz wordt door Dr G. Keizer beantwoord, dö^chotsche afgevaardigden door Prof. Dr G, Oh. Aalders, die ook de door hem beantwoorde redevoeringen vlot vertaalt. Tegenover den één en Duitscher staan drie Schotten, doch alle drie van versehillenda kerkformatie....

De eerste Schotsche afgevaardigde, sprekende over de onderlinge relatie tusschen in Schotland levende kerken en leeropvattingen, merkte op, dat de vrede soms even gevaarlijk is als de oorlog. Waarop enkele leden beteekenisvol glimlachten. De tweede afgevaardigde van Schotland behoorde tot de staatskerk, waarvan „mijn vriend" —• de eerste afgevaardigde — „zooveel booze woorden heeft gezegd'', aldus de spreker; wiens woord, zoovaak 'het ernstig werd, mij denken deed aan 'den „oliedrop op de wateren" en nogal vroolijkheid ontmoette. Sympathiek was ook de rede van den Zuid- Afrikaanschen afgevaardigde. De afgevaardigde der Chr. Geref. Kerk in Amerika memoreerde het daar ingevoerde liederenboek. Het bevat 150 psalmen en 140 „gezangen"; hetgeen eenige hilariteit verwekte. Eveneens herinnerde hij aan het bezoek, dat een afgevaardigde der Chr. Geref. kerk in Nederland (Ds H. Janssen) aan de Chr. Ref. Church had gebracht, en constateerde de niet-aanwezigheid van een deputaat der Gereformeerde Kerken in Nederland, In een mooie rede heeft Mr A, J. L, van Beeck Caltoen de afgevaardigden van Zuid-Afrika en Amerika beantwoord.

, ; De eenige gezangen."

Donderdagmiddag was misschien het belangrijkste moment de behandeling van een tweetal missives inzake de gezangen. De vraag werd gesteld, of het al dan niet „in de vrijheid der kerken" gelaten zou worden, de „eenige gezangen'' al of niet te doen zingen. Daarop is door de synode bü wijze van antwoord een nadere uitlegging van de besluiten van Middelburg 1933 gegeven. Een nadere uitlegging, die misschien velen bezwaarden tegemoet kan komen, en daarom niet overbodig geacht mag worden. Ze vestigde de aandacht erop, dat het met die vrijheid inzake de gezangen thans net precies zoo staat als vroeger, en evenzóó als met de .vrijheid in betrekking tot de psalmen. Waarom zou een aparte uitspraak te dezer zake geschieden? In het algemeen werd opgemerkt, dat de leider van den eeredienst wel 'vrij is in de regeling daarvan (natuurlijk met inachtneming van de algemeene regelingen te dezer zake), doch dat hij ook hierin met wijsheid heeft te handelen. Daarom is — wat weer een noodige opsclierping van der wijzen aandacht wezen kan —• tevens met een enkel woord opgemerkt, dat zoo noodig in overleg met den kerkeraad moet worden gehandeld.

Persoonlijk zijn we blij met deze herinnering, of vingerwijzing, hoe men het noemen wil. Eenerzijds doet ze niet te kort aan het algemeene recht van den dienaar des Woords in qualiteit van liturg, anderzijds wordt eraan herinnerd, dat — om een bekend 'beeld te gebruiken —• de liturg „niet als een olie-drop drijft" op de kerkelijke of kerkeraadswateren. Hij heeft te rekenen met allerlei factoren, die den kerkeraad in zijn geheel interesseeren. Te verwachten is, dat deze vingerwijzing aan vele bezwaarden tegemoet komen zal. Zelf hebben we herhaaldelijk erop gewezen, dat men niet vergeten moet, hoe diep inzake de „gezangenk'westie" vroegere onjuiste of onscherpe probleemstelling heeft ingewerkt

op het leven der kerk. En het is een zaalk van wijze kerkregeering, daarmee te rekenen; de eisch zelf tot stelselmatige voorlichting der kerkleden involveert de wenschelijkheid, dat men daarop niet vooruitloope.

Hulppredikers.

In het kader van een bespreking van een ingekomen bezwaarschrift werd nog even eraan herinnerd, dat het niet aangaat, hulppredikers te benoemen met de heimelijke bijgedachte, dat men op die manier een „goedkoopen dominee" krijgen kan. Hier en daar schijnt ook deze herinnering niet overbodig. Heel de zaa^k der hulppredikers is buitengewoon moeilijk; een uitvoerige histori sche studie van Prof. Kuyper, welke studie misschien wel ter kennis van de Kerken komen zal, wijst dit we! uit.

Zendingsfilms.

De Vrijdagmorgen bracht in de eerste zittingsweek nog een interessant moment, toen het liep over de vraag, of een aantal zendingsfilms door de kerken zou worden overgenomen van een comité. Er waren versöhiUende gronden vóór deze overname aangevoerd; gronden, die we niet alle hier kunnen releveeren. Tenslotte Ti-erd bij hoofdelijke stemming de tegengestelde meening aanvaard. De kerk, aldus één der sprekers, kan bezwaarlijk optreden als fihnoperatrice, hoewel een ander daartegen aanvoerde, dat het hier propaganda voor een kerkelijke zaak betrof. Anderen voerden aan, dat het niet aanging, een aankoop te doen, welks beteekenis en consecruenties niet te voorzien wai'en; en voorts, dat niet alleen de techniek van de film snel verandert, zoodat dure toestellen in korten tijd vrijwel waardeloos kunnen worden, doch dat ook het „publiek"' tegenwoordig heel anders dan vroeger reageert op de annonce van een film, vooral als het geen sprekende film is. Inderdaad, enkele jaren geleden liepen onze menschen storm naar een film, waar ze nu eens èoht naar toe mochten. Tegenwoordig staan ze minder gauw in de rij voor een film als deze. Of dit nu bewijst, dat ze van den gang der zending al genoeg zich kunnen voorstellen, dan wel, dat ze van den gang naar een zendingsvoorstelling nu al genoeg weten, blijve in het midden gelaten.

Verstrooiden.

Het rapport van Dr W. G. Harrenstein over de verzorging van de Verstrooide Gereformeerden in Ned.- Indië herinnerde aan den groei van dezen arbeid. Klein begonnen, .groeide hij uit, en greep veel vereenzaamden en verkommerden aam tot hun behoud. Daarom werd gevraagd dit werk te blijven steunen. Men "wil het meer doen wortelen in het Indische leven; en nu er ook Javaansohe predikanten zijn, kan dit geschieden. De financiering van het werk onder de verstrooiden kost ook aan die kerken, die haar predikant voor de verre reizen afstaan, nog steeds veel geld. Speouleeren op de vrijgevigheid in Nederland doen de Indische kerken niet; wat men ook van het kerkelijk leven der Indische kerken moge zeggen, niemand kan baar verwijten, dat ze de hand op de beurs houden. De gereformeerden in Indië zijn ongeveer in aantal ©ven sterk als b.v. de kerk van Haarlem, en ze brengen 150 duizend gulden tiijeen voor de kerkelijke belangen. Inderdaad een sprekend voorbeeld. Overigens wordt er hard gewerkt. Radio-preeken doen veel goeds. De strijd voor de Zondagsrust in de cultures wordt veelszins met zegen bekroond. Alle verstrooiden worden in bepaalde gebieden minstens twee maal in een jaar bezocht; en dan bedenke men, hoe groot de afstanden zijn. Met klem bepleitte de rapporteur handhaving van den regel, dat elke kerk minstens één maal per jaar collecteert voor den arbeid onder de verstrooiden: „een geopende deur".

Zoowel in het rapport als bij de bespreking werd mei leedwezen de aandacht erop gevestigd, dat men onder ons wel zeer vlijtig werkt voor de z e n d i n g, doch voor den arbeid onder eigen jonge menschen, onze eigen aanstaande mannen en vaders, naar verhouding veel minder doet. Eén der sprekers weet dit aan onbekendheid met het werk, en pleitte voor meerdere bekendmaking. Dr Harrenstein zijnerzijds wees erop, dat vele kerken ondanks herhaalde pogingen om bekendheid aan het werk te geven, blijkbaar niet over de zaak nadenken; men vergeet soms „zijn eigen vleesch en bloed" In alle mogelijke toonaarden, „op de luit en op de harp en op de gittith en op het tiensnarig instrument" is dit lied — aldus Dr Harrenstein — den keriken voorgezongen; het eenige medicijn zal wezen, dat de kerken zioh eens intensief gaan inleven in den grooten nood der vereenzaamden heel ver weg in Indië.

Eenheid onder de gereformeerde belijders.

Men herinnert zioh, hoe door een vorige synode de eisch tot kerkelijke saamleving van aUen, die eenzelfde belijdenis toegedaan zijn, is gesteld in een publiek getuigenis, en met name aan de Ghr. Geref. kerk is voorgehouden, onder uitnoodiging tot een samenspreking. Eveneens, dat laatstgenoemde afwijzend heeft beschikt, zulks dan op grond van „kerkrechtelijke, oonfessioneele en praotische'' beiZwaren. Officieel werd nu van het verdere verloop dezer gewichtige aangelegenheid rapport uitgebracht. De vraag kwam ter sprake, of er in dezen nog iets te doen viel; en zoo ja, of de synode nog nader praeciseeren wilde, wat en hoe. D'e synode was overtuigd, dat deze zaak niet mocht Mijven liggen, omdat een werk, in Gods Naam ondernomen, ook al schijnt het vruchteloos, toch nimmer onvruchtbaar blijiven kan. Uitgesproken werd, dat op het antwoord der Ghr. Geref. kerk onzerzijds gereageerd worden moest. Besloten werd, nog nader onder de oogen te zien, welke taak aan de nieuwbenoemde deputaten zou op te dragen zijn.

Persoonlijk zijn wij blij met dit besluit. En publieke aan-de-orde-stelling van de kerkelijke gedeeldheid zal niet nalaten ia te werken op de consciëntie der gereformeerde 'belijders in andere instituten. En — vergeten we dit vooral niet — en eveneens op die van de eigen leden der Gereformeerde kerken. Wee hunner, indien zij zelf niet meer den eisoh Gods in dezen bevend zouden erkennen.

Theologische Hcogeschool.

De Dinsdag — daarna de Woensdag voor een gedeelte — is 'voor de Theol. School. De galerij is voller dan ooit; bemoedigend teeken: de menschen wisten dal de Theol. School Dinsdag aan de orde komen zou. Toch worden de belangstellenden teleurgesteld; ze worden tegen het eind der morgenzitting weliswaar getroost met de uitgesproken verwachting, dat tegen half vier de middagvergadering wel weer publiek zal wezen; maar als 't zoo laat is, moet bun worden meegedeeld, dat 't „zoo laat is": ze kunnen wel naar huis gaan, want de vergadering in comité duurt langer dan verwacht werd. En dan te denken aan de velen, die een verre reis er voor over hadden.... Zal men 'hen beklagen? Maar/de blijdschap over iun meeleven is daar te groot voor.

Theologisohe School.

, Die naam is in beginsel prijsgegeven. Besloten werd, , in principe den naam te 'veranderen in Theologische Hoogeschool. De redenen waren vele; niet de laatste was, dat naar buiten de oude naam misverstand wekte Toen in 1854 de vaderen „Kampen" m 'het aanzijn riepen, was er geen andere inrichting, die denzelfden naam voerde. En de hunne was zeer, zeer bescheiden Thans evenwel is Kampen van karakter geheel veranderd, het heeft de z.g. „litterarisohe" opleiding al sinds 1896 prijsgegeven; het 'heeft den voormaUgen seminarie-vorm geheel en al losgelaten; de professoren zijn geen opperdrilmeesters meer, die een vaste leerstot „er in stampen", doch behandelen bepaalde onderwerpen, die met hun studievak samenhangen, op geheel zelfstandige manier. En de eischen van toelating zijn evenals de methode van examinatie, gelheel gelijk gemaakt aan die der Rijksuniversiteiten. Reeds deze feiten hadden er recht op, in een naamsverandering officieel erkend te worden. En als tweede factor kwam daarbij, dat de oude naam „Theologische Sdhool" niet meer alleen te Kampen inheemsoh was. Ook Apeldoorn ('Ghr. Geref.) en ook Rotterdam (Ds Kersten) konden zidh op het bezit van een „Theol. School" beroemen. Maar te Apeldoorn kan men toegelaten worden op grond van een examen, dat missahien minder, en zdker niet meer intellectueele ontwikkeling vraagt dan een candidaat-gymnasiast-le 'klas noodig heeft; en over Rotterdam zullen we maar beel en al zwijgen. Het ver- Wijdt ons, dat de Synode 'getoond heeft aan de sociale beteekenis van een naam te denken.

De 'Synode heeft voorts een fijnen curatorialen zin aan den 'dag gelegd. Men was beducht, dat er finanoiëele schade zou geleden worden, als men al te haastig tot de volmaaktheid in 'het stuk der nomenclatuur voortvoer. Er mochten eens legaten ons ontgaan, die nog op den ouden naam stonden. Derhalve wil men eerst die legatenkwestie oplossen. Hulde!

In de middagvergadering is tot hoogleeraar in de vacature-Hoekstra benoemd Dr K. Dijk. We verblijden 'Ons daarover. Prof. Dijk —• we hopen, dat hij de 'benoeming aanvaarden zal en noemen hem dus maar alvast zoo — heeft het volle vertrouwen van al de kerken, heeft zijn leven aan 'haar gegeven, en in verscheiden vraagpunten van actueel belang steeds getoond, 'het rechte inzicht te hebben in den nood der kerk, en daarvoor trouw en eerlij'k op te komen. We zijn verzekerd, dat zijn benoeming in de kerken algemeene voldoening wekken zal, en wenschen hem van harte geluk.

K. S.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 september 1936

De Reformatie | 8 Pagina's

KERKELIJK LEVEN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 september 1936

De Reformatie | 8 Pagina's