GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

HOOFDARTIKEL

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HOOFDARTIKEL

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een nieuwe sacramenteele beweging.

V.

De vraag kan gedaan worden, of het wel de moeite loont, om aan een beweging als de sacra: menteele bizondere aandacht te schenken, en of het wel noodzakelijk was, dat aan haar in dit blad een artikelenreeks werd gewijd. Zelfs indien zij meer uitgebreidlieid zou verkrijgen dan op dit oogenblik het geval is, zal zij toch niet meer dan de liturgie of den vorm. van onzen eeredienst veranderen. Maar verder zal zij het geloof en de belijdenis der Icerk onaangetast laten staan, of hierin islechts zooveel wijzigen als door haar liturgische idealen wordt geëischt.

Een dergelijke vraag zou, gesteld' dat zij gedaan werd, geen bewijs van behoorlijk inzicht geven. Bavinck heeft «en strijd om. de sacramenten altijd veel ernstiger gezien. Reeds in de zestiende eeuw waren de sacramenten „het schibboleth van elk dogmatisch systeem; daarin behchaamdien zich practisch en concreet de beginselen, van welke men in kerk en theologie, in leer en leven uit ging. De verhouding van God en wereld, schepping en herschepping. Goddelijke en menschelijke hatuur in Christus, zonde en genade, geest en stof, kwam in het sacrament tot hare practisclie toepassing." > ) En dit geldt, mutatis mutandis, ook thans. Bij de opvattingen der sacramenteele be> weging staan wij voor de grondslagen van onze feligie, de diepste fundamenten der theologie, de laatste beginselen van ons geloof en leven.

De liturgische kring is er eerlijk voor uit gekomen, dat men onder invloed der dialectische theologie leeft; zij 't al dat men deze voor die theologie houdt, die voor 'teerst na vele tijden de gedachten van Calvijn en de andere reformatoren weer zuiver vertolkt heeft. En ook de vader dezer dialectische theologie heeft den strijd'om het sacratoent op een veel hooger plan neergezet. Hij vindt dat nooit een onbenulligheid. Daarin gaat het altijd om het rechte inzicht in Gods openbaring aan ons. 2)

Waar men zelf van die zijde de dingen zoo scherp stelt, is er voor ons nog minder reden om het anders te doen. Ons bezig houdende met de liturgische idealen der sacramenteele beweging, bemoeien wij ons ten laatste met de grondvragen lonzer religie, vooral zooals deze tlians op den eeredienst en het sacrament worden toegepast.

Voordat wij dit nader kunnen aantoonen, moet iQog één opmerking van meer formeelen aard gemaakt. Reeds in ons eerste artikel werd er op gewezen, dat de liturgische kring geen volkomen aaneengesloten geheel vormt; dat het wel één geest is, die allen vervult, maar dat deze niet allerlei nuanceeringen en verschillen buitensluit. Er zijn verschillende nieuwere theologen, die hier hun invloed laten gelden. Nu eens — om slechts deze twee bij name te noemen — is het Karl Barth en dan weer Paul Tillich, aan wien men zich heeft georiënteerd. Zelfs zijn er, die beider opvattingen willen combineeren, blijkbaar niet ziende, dat synthese hier haast ondoenlijk is.

Dit alles maakt het echter voor ons buitengie'woon moeilijk, om ©en eerlijke, samenvattende beschouwing en beoordeeling te geven, die voor de sacramenteele beweging in haar geheel opgaat. Wanneer in het volgende enkele van haar diepere beginselen blootgelegd worden, moeten wij eenerzijds niet meenen, dat deze ideeën door ieder, die aan haar meedoet, in volle consequentie worden voorgestaan. "Maar aan den anderen kant moeten wij nog minder doen, alsof ze bij niemand' zouden leven. Veel meer moeten wij het er voor houden, dat al zulke beschouwingen den liturgischen kring sterk beheerschen, zij 't al dat de een meer onder drijving van deze gedachte, en een tweede onder die van een andere staat. En deze beginselen aan te wijzen, zal voor de lezers van dit blad tegelijk wel een weerlegging er van beteekenen.

Daar is al aanstonds de ijver der sacramenteele beweging, dat wij ernst met den eeredienst zullen maken, dat hij ons geen vorm ol kleed' zijn zal, maar een drama, een heilige handeling, en dat in hem altijd iets gebeuren moet.

Hier staan wij niet slechts voor het streven, om de gemeente meer actief aan den eeredienst te laten deelnemen. Zelfs niet voor de poging, om ons van alle vormendienst en sleurwerk] te verlossen, en onder een dieperen indruk van het heilig en goddelijk karakter onzer godsdienstoefeningen te brengen. Maar hier spreekt een puur Barthiaansche overtuiging. Tusschen God en mensch is eigenlijk niet eenige relatie, en althans geen blijvende, mogelijk. Hij heeft geen verbond met Zijn kerk gesloten en gaat door Zijn Geest niet met lons mede naar de voleinding der eeuwen. Slechts af en toe vaart Hij neder, om Zich opnieuw voor een oogenblik te openbaren. Hij wandelt geen weg met ons af; maar zet nu en dan, atoimistisch, stippen op den weg, dien wij te gaan bebben. Of liever: Hij slaat hier en ginds gaten in den bodem. Dat er in den eeredienst iets gebeuren moet, en ontmoeting tusschen God en die kerk plaats vinden zal, beteekent in den mond der sacramenteele beweging dus, dat God opnieuw bandelen of zich openbaren zal, zoodat wij op grond daarvan ook weer handelen kunnen. Dit is het „Ereignis", waarop wordt gehoopt, s)

Uit deze zelfde overtuiging komt ide klacht voort, jdat het Calvinisme het sacrale element uit den cultus opgeruimd heeft, ja dat thans de sacramen, teele grondslagen van het gansche leven afgebro-iken zouden Uggen, zoodat het noodzakelijk is geworden, om althans in de kerk niet alleen het sacrament te bedienen, maar alle handelingen sacramenteel te doen zijn. Men klaagt aldus, omdat men alle doen Gods in Zijn openbaring laat opgaan, en deze openbaring verstaat als het geven van teekens. Maar dan van zulke teekens, waarin ons niet iets van God bekend wordt, maar die naar Hem heen wijzen en de richting aanduiden, waar het ongeveer wezen moet. *)

Bij deze teekenen doet zich echter een liiet onbelangrijk verschil voor. Barth neemt reeds achter de precüking een ander — en het eigenlijke — Woord Gods aan, dat ons niet in de Schrift of door de prediking bekend wordt, maar waarvan deze beide slechts richting-aanwijzers zijn. En ook bij het sacrament plaatst hij teeken en beteekenende zaak dualistisch naast elkaar. Hij zet ook hier wat hij in een ander verband' noemt: j, ein liartes Paradoxon". ^) Tusschen God' en mensch, eeuwigheid en tijd', bestaat een absolute tegenstelling. Rechtstreeksche mededieeling tusschen Hem en ons is volstrekt onmogelijk. Meer dan leekenen die naar God heen wij zen, hebbeo wij niet. Wiaimeer Gods Woörd' mij, hetzij onder de prediking, hetzij bij die sacramentsbediening werkelijk toespreekt, geschiedt dit niet, omdat jdingen of woorden van deze aarde dit l> ewerken. Ook niet, omdat deze hierbij ala middel gebruikt worden. Maar iets dergelijks heeft alleen plaats, doordat eenerzijds letters en woorden en teekens uit hun natuuurUjken staat tot een bovennatuurlijken worden opgeheven; en aan den anderen kant wij zelf worden aangedaan met een bizondere kracht om hoog boven hen uit de stem Gods te vernemen.«)

Wel kent Barth aan de uiterlijke teekenen in het sacrament een zekere „Symbolkraftigkeit" toe. Hij constateert een zekere gelijkenis met de geestelijke dingen, zoodat de doop — als waterbad — van het sterven en opstaan des menschen met Chrisitus, en het avondmaal — als ©en lichamelijk eten en drinken — van het ontvangen van Zijn gerechtigheid en heiligheid spreken kan. Maar desondanks is deze Symbolkraftigkeit nog niet een „Gottesmachtigkeit".') Het teeken bij het sacrament wordt pas krachtig en voluit sacrament in de actualiteit van Gods zelfopenbaring. Gods kracht, die loier alleen l> eteekenis hebben kan, is Zijn vrije ^ave. Daarom zoeken wij de actualiteit, waarin het teeken krachtig teeken is, volstrekt aan de overzijde van den menschelijken gever en ontvanger. ')

In onderscheiding nu, en zelfs in tegenstelling met Barth, is TilUch van een andere gedachte. Hij zet teeken en beteekende zaak niet antithetisch tegenover elkander. Hij spreekt niet slechts van een „Symbol-fahigkeit", maar kent zelfs aan de gansche natuur een „Sacramentsfahigkeit" toe. 8) Hij gaat niet zoo ver als B, arth, als zou God do'or de teekenen enkel heenslaan. Hij acht het mogeilijk, dat God daarin tijdelijk verschijnt en aanschouwelijk wordt. *°) Want sacramenten zijn voor hem al die woorden en handieUngen, waarin het zijn, dat aan de overzijde ligt, in iets, dat aan deze deze zijde zich bevindt, gezien wordt. 11) God slaat er niet doorheen, maar breekt er in d'oor.

Daarbij schijnt Tillich bij het avondmaal een toe-eigening van het verheerlijkte lichaam van Christus aan te nemen. Dat pneumatische lichaam, 'dat in de transcendentie „ergriffen" is, wordt dan aanschouwelijk voor ons. ^2) En hier tegen o ver noemt Barth bij het sacrament enkel het sprekeji Gods.

Maar hoe zij verder ook verschillen, hierin stemmen zij overeen, dat de sacramenten nooit „gegenstandlich" gefixeerd' kunnen worden en dat op het geloof van den ontvanger alle nadruk wordt gelegd. Aan beiden kan de sacramenteele beweging zich aansluiten, als zij bij de avondmaalstafel van de „toebereide tegenwoordigheid Gods" spreekt. Het gaat hier inderdaad om de presentie Gods, hetzij dat Hij dwars door de teekeinen heenslaat (Barth); hetzij dat Hij daarin aanschouwelijk wordt voor ons (Tillich).

Vragen wij verdei-, waarom de sacramenteele beweging, als alles en ook de prediking teeken is, toch speciaal in het sacrament het hoogtepunt van deneeredienst stelt, en daarom de avondmaalstafel op de plaats van den preekstoel zet; dan stootenwij ook hier op overtuigingen, die aan dezelfde geidachtenwereld zijn ontleend'. Barthiaansch is deze voorkeur, omdat het sacrament nog sterker dan de prediking, het genadekarakter van het Woord Gods laat uitkomen. De prediking draagt altijd de

zwakheid en ook de verzoeking in zich, dat wij ihet menschenwoord met Gods Woord' verwarren of vereenzelvigen. Maar het sacframent doiet nog scherper dan de prediliing het a priori van Gods werk tegenover al ons werken en gelooiven uitkomen. Hier voelen wij nog dieper, dat het eigenlijke van den eeredienst een „Ereignls" is, waarover wij niet beschikken, doch waarin en waardoor beschikt wordt over ons. ^^)

Eveneens Bai'thiaansch is deze voorkeur, omdat het in het sacrament niet slechts om de waainheid, maar om de werkelijkheid' gaat. Hieir wordt het nog klaarder, dat het Wloord Gods, dat over onze schepping en verzoening en verlossiag handelt, ons niet slechts als ziel, maar in ons gansohe mensclizijn, waartoe ook ons lichaam behoort, laangaat. Lichamelijkheid is het einde der wegen Gods. 1*) Dit is dan ook de intieme gedachte, en niet zoozeer overwegingen van eerbied, als die isacramenteele beweging ook ons lichaam zoo nauw bij den cultus betrekt.

Barthiaansch is alverder deze voorkeur, omdat heit sacrament het ons nog meer dan de prediking onmogelijk maakt, om aan het kruis voorbij te loopen en tot een theologie der glorie te vervallen. Met beteekent inderdaad de allerlaatste grens. Terwijl wij brood eten en wijn drinken — die op de avondmaalstafel niet zonder de opoffering van het schepsel aanwezig zijn — en zich hier aldus de natuur verheft tegen al ons stuk-denken en kapotpraten van de waarheid, worden wij teruggeworr pen naar den allereersten aanvang, naar het eigenlijke eerste en laatste woord van God, dat slechts Hij ons zeggen kan en wil. '^)

Maar hiertegenover is het weer meer invloed van Tillich, om aan het sacrament een zekeren voorrang te geven, omdat door de schepping God in de natuur allerlei , , Machtigkeit" gelegd heeft, en dus Zijn heerlijkheid beter in de stoffelijke dingen dan in den klank van woorden zich manifesteeren kan.

Waanneer de sacrameuteele beweging vooirts zoo ispeciaal van de „verborgenheid" dies avondmaals Ispreekt, en daarin den eeredienst laat uitloopen, bedoelt ze hiermee niet, dat de Heere Jezus Christus in ons werkt al wat de teekenen ons voor oogen stellen op een wijze, die ons verstand te boven gaat en ons onbegTijpelijk is, gelijk de werking des Heiligen Geestes verborgen en onbegrijpelijk is. (Ned. Geloofsbel., art. 35). Maar met het mysterieuze van het sacrament bedoelt men, dat God zich wel openbaart, doch tegelijk verborgen houdt, en dat het teeken van Zijn openbaring tegelijk Zijn verberging is. i^)

Uit 'de overtuiging, dat de presentie Gods zich' aan het avondmaal bizonder manifesteert — hoe dit dan ook wordt ingedacht — woirdt meer begrijpelijk. Indien dit het geval is, dan kan ook de plaats waar dit geschiedt geen gewoon kerkgebouw, maar moet het wel een soort gewijd huis zijn. Dan is ook de ambtsdrager, die het sacrament bedient, vooral priester, en dan is een zekere rangorde onvermijdelijk, hooger of lager, naarmate men dichter bij deze bediening of er vcrdeir vanaf staat. Dan moet ook het kerkelijk jaar nauwkeurig waargenomen. Wlant dit is niet meen* het op gezette tijden herdenken van de heilsfeiten, maar een vernieuwing daarvan voor ons eigen leven (blz. 202). De avondmaalsvieringen op het rhythme van het kerkelijk jaar zijn als 't ware de voortzetting van de incarnatie van Cliristus.") Dan heeft zelfs telkens van Gods zijde een offerande, ja een zelf-overgave plaats. En dat hierbij de vleeschwording nog weer voorrang krijgt boven de kruisiging, laat zich. volkomen hegrijpen. De vleeschwording is immers het grootste christelijke mysterie of sacrament, i») In. haar blijtt het immers, dat, waimeer God komt, Hij', niet alteen tot menschen, maar ook als mensdh komt. i'')

Doch door dit alles verliest de sacramenteele beweging de beste goederen, die ons uit de handen der reformatie en van de apostolische kerk, ja van God zelf toegekomen zijn. Doch hieroveir D. V. in een slot-artikel nog nader.


1) Gereformeerde Dogmatiek IV2 SU; zie ook Dr A. Ituyper, E voto dordraceno III 12S v.v. 2) Karl Barth, Die Lehre von den Sakramenten, in: ^wischen den Zeiten VII 450—451.

3) Idem, t. a. p., 429. 4) Idem, t. a. p., 432. 5) Idem, t.a.p., 429.

6) T.a.p., 432. 7) T.a.p., 444. 8) T.a.p., 448—449. 9) Religiose Verwirkliohung, 2^ 165. 10) T.a.p., 164 11) T.a.p., 162. 12) T.a.p., 145. Over Tillich zie men verder: Dr K. Schilder, Wat is de hemel? 40 v.v.

13) T.a. p., 429-^30. 14) T. a. p., 434-^35. 15) T. a. p., 439-^140. 16) T. a. p., 439. 17) W. H. V. d. Pol, Liturgie, 27. 18) Earth, t. a. p., 439. 19) Emil Brunner, Das Gebot und die Ordnungen, ^, 41.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 april 1937

De Reformatie | 8 Pagina's

HOOFDARTIKEL

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 april 1937

De Reformatie | 8 Pagina's