GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERSSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOUW

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Gemeenschapszin.

„Opbouw" geeft een recensie van een uitgaive der N.V. „De Arbeidenspers", handelende over „opvoeding tot gemeenschapszin". Schrijver is G. v. Veen; recensent J. Engels. Laatstgenoemde merikt dan op :

Wanneer men een zo belangrijk en zo moeilijk vraagstuk als de opvoeding tot gemeenschapszin behandelen gaat in een brochure van nauwelijks 80 pagina's, —- dan is het welhaast noodzakelijk, dat de 'draad van het betoog hier en daar wordt onderbroken door losse opmerkingen of zelfs maar uitroepen, die op zichzelf weer stof voor een heel hoofdstuk hadden kunnen zijn.

Enige van deze bijkomstige uitlatingen, welke sterk verwant zijn aan de gedachtegang van Prof. Huizinga, kunnen wij met gToote instemming aanvaarden. Het tot een manie geworden „eeuwige bridgen" (blz. 18) i s inderdaad een typische uiting van geestelijke armoede. Het was goed nog eens duidelijk onderscheid te maken tussien „goede manieren, — „omgangstechniek" zegt de schrijrver — en gemeenschapszin" fblz. 22), die heel iets anders is. Wü weten dat inderdaad reeds in 1914 de arbeid zó vervelend en geestdodend was geworden, dat het uitbreken van de oorlog velen een welkome afleiding moest schijnen (blz. 33); ruim twintig jaren , van rationalisatie hebben ook in dit opzicht zeker geen verbetering gebracht! — Dat „ware levenswijsheid maar zelden voorkomt onder geleerden" moge misschien wat overdreven klinken, — de ontboezeming is een zeker niet overbodige waarschuwing tegen de in onze tijd eveneens overdreven waardering voor dat officiële intellect, dat slechts op examens en diploma's berust. Des schrijvers bedoeling komt dan ook duidelijker uit waar hiJ spreekt van Jan Ligthart wiens grootheid niet stak in zijn geleerdheid, maar in zijn brandende liefde ivoor het kind, zonder welke liefde ook de knapste schoolmeester met de ernstigste studie Ligthart niet zal kunnen benaderen.

Een uitspraak van De Savomin Lolimaii in 1884.

Ds *G. Veenhof schreef in Haarlemsch K.bl. een artikel over Kerk en Kerk-reformatie. Daarin citeert hij volgende uitspraak uit veelbewogen tijd:

„Er is", zoo schreef de Savornin Lohman in 1884, „zoo men niet op het uitwendige, maar op den innerlijken toestand let, geen Nederduitsch Hervormde Kerk meer. Wanneer men, als gewoon lidmaat, in verschillende plaatsen den droeven toestand der gemeente aanschouwd heeft, wanneer men ziet, dat in eigen omgeving zelfs Godloochenaars en zij, die de opstanding loochenen tot ouderlingen zijn verkozen; dat al wie getrouw bleef, is uitgestooten; en dat noch het geheel der kerken (de Synode) noch de enkele getrouwe gemeenten zulk een herderlooze, aan de wolven overgeleverde gemeente kunnen te hulp komen; ... .wanneer men ziet, dat het geloofsleven zich overal openbaart in vereenigingen, buiten de Kerk om geivormd, en dat de Kerk zich met niets bemoeit van datgene, wat het geloofsleven raakt; — dan ziet men tevens, dat de Kerk, de - Ned. Herv. Kerk, dood is.

Wel is er een sohijnkerk! Een Kerk, die niet in het geloof één is; 'die niet door de belijdenis wordt gebonden; die niet door Jezus Christus beheerscht wordt; —• maar die door het geld wordt in stand gehouden....

Niet het geloof, maar het geld vereenigt ons. De gemeenteleden en de gemeente blijven bijeen, omdat zij dan geen traotement behoeven op te brengen....

Het moge hard khnken, maar ik kan ook met den besten wil, de za'fcen niet anders inzien.

Ik ontken het bestaan eener Ned. Herv. Kerk; (spatieering van miJ, V.), maar niet het bestaan in die schijnkerk van vele geloovigen, zoowel onder predikanten als onder niet predikanten ...."

'Ook hier zal weer scherpe 'begripsbepaling noodig zijn, om zulk een woord te kunnen lezen, èn eigen positie er tegenover te kunnen bepalen.

^y' Christelijke vakvereenigingen gewaardeerd bij nationaal-socialisten.

'"'^Uit „De Standaard":

BERLIJN, 5 Aug. (Havas). Bij decreet van den Duitschen Minister van Binnenlandsche Zaken is Heinricli Imbusch, die gedurende twintig jaar lid van den Rijksdag is geweest, en die leider was deï Christelijke vakvereenigingen, van de Duitsche nationaliteit vervallen verklaard, evenals zijn vrouw en zijn vijf kinderen. Voorts zijn 44 anderen met hun gezinnen van de Duitsche nationaliteit vervallen verklaard.

Het „teeken van het beest" en de boycot — dit thema uit Openb. 13 — blijkt op zeer verschillende wijzen te kunnen worden uitgewerkt. Bij communisten èn nationaal-socialisten.

En bij de nóg nieuwere „religieuzen" der toekomst.

De „N. R. Crt." schrijft: Dr J. Schouten, f

Men schrijft ons nader uit Gouda: Het moge waar zijn, dat het vorig jaar zijn levenswerk voltooid was opgeleverd — hoe weinigen kunnen dat zeggen! — dat hij rusten kon, nu geen taak meer wachtte op zijn onvermoeiden geest, zijn kunstzin, zijn onbluschbaar optimisme en zijn flair, vrienden van de Goudsche glazen te winnen en te behouden...

Het moge waar zijn, dat er alle reden is tot dankbaarheid, nu de vruchten van zijn arbeid, waaraan bijna de helft van zijn leven en meer dan een derde van een eeuw gewijd is geweest, tot rijpheid en klaarheid, ja tot volkomenheid zijn gekomen... Toch is er rouw bij ons, die hem in Gouda van dichtbij hebben gadegeslagen, door al die jaren heen.

Want de öian, die ons enthousiasmeerde, die ons met zijn zachte stem maar felle oogen meesleepte, die twijfel verbande en lauwheid verdreef — die man was ons telkens weer opnieuw een openbaring, een wonder en een raadsel, maar ook een aansporing, een vermaning en een voorbeeld.

Welke bezwaren hij wist te overwinnen bij de stichting van het gedenkraam — we zullen ze in kleinen kring nog wel eens ophalen en met ontzag zijn vitaliteit herdenken, toen hij in zijn 84e levensjaar een taak op zich nam, waar de meeste zestigjarigen voor zouden terugdeinzen.

Het gedenkraam... Daar mankeert nu zijn naam in. En zijn markante kop, met de oogen van een geleerde, een kunstenaar en een strijder tegelijk.

Toen ik predikant te Delft was heb ik den overledene persoonlijk mogen leeren kennen. Nog steeds hangt op mijn studeerkamer een door hem ontworpen glas-in-loodraam, voorstellende de (Geref.) Westerkerk te Delft. Dit kerkgebouw (architect Tjeerd Kuipers) had den kunstzinnigen Dr Schouten zóó geboeid, dat hij den predikanten der Geref. Kerk een exemplaar van zijn raam present deed. Een fijne geest is in hem ons volk ontvallen. -^ •**^> < , fsLV^ .i-.^ic„

De kerk „ont-politiseeren".

De „N. R. Crt." publiceert een onderhoud met het waarnemend hoofd der Servisch-orthodoxe kerk. We ontleenen daaraan dit:

Tegenover ons heeft men met het concordaat bijzonder geheimzinnig gedaan. Einde Juli 1935 moesten wij in de bladen lezen, dat er iemand naar Rome zou gaan om het te onderteekenen, en dat het twee bladzijden zou omvatten. In Roomsche kringen werd toen de minister van justitie. Dr Auer, als onderteekenaar genoemd — omtrent den inhoud van het verdrag met het Vatlcaan was ons echter niets bekend. Wij wendden ons per brief tot minister-president Stojadinowitsj om inlichtingen, temeer daar ons een artikel in de Duitsche „Germania" zeer was opgevallen. In dit artikel werd gezegd, dat het pausdom in het tijdvak 1918—1935 op twee. zeer groote successen kon wijzen. Het eerste was het verdrag van Lateranen met de daarmee verbonden schenking van Mussolini van 2 mill, lire aan den pauselijken staat en het tweede het concordaat met Zuid-Slavië.

Tot het einde van 1936 hebben wij alles in het werk gesteld, om te weten te komen, wat er in de overeenkomst stond. Wij meenden op deze kennis ook rechten te kunnen laten gelden, en wel om twee redenen: in het oude Servië van voor den oorlog waren wij de nationale kerk, de eigenlijke staatskerk. Verder telt in den huldigen staat de orthodoxe kerk zeven millloen aanhangers: wij zijn dus in de meerderheid. Bovendien was onze belangstelling vanzelfsprekend, wanneer men bedenkt, dat de grondwet alle erkende kerkgemeenschappen gelijkstelt, en hen ook in gelijke mate recht op subventie toekent. Men hield het concordaat echter hardnekkig voor ons achter, tot einde 1936 Stojadinowitsj de voorzitter van skoeptsjina en senaat uitnoodigde om het programma der parlementaire werkzaamheden te bespreken en daarbij het voornemen te kennen gaf, het concordaat voor het skoepstjina te brengen.

Toen verlangde Warnawa kategorisch met den inhoud van de overeenkomst bekend te worden gemaakt en Stojadinowitsj zag zich eindelijk gedwongen ons het stuk te ontvouwen.

In December 1936 nam de Sabor, de vergadering aller bisschoppen, die éénmaal per jaar bijeenkomt, het concordaat in studie. Wij stonden versteld. Van de gelijkheid der kerken, zooals deze in de constitutie gewaarborgd heet, was geen spoor meer over. Doph niet alleen dit: in dit concordaat geeft de staat zijn souvereiniteit prijs, door zich krachtens een aantal artikelen, aan die eigen van de Roomsche kerk te onderwerpen. De Roomsche kerk werden waarborgen verleend, die de orthodoxe kerk nooit zijn gegeven, of die zij ten hoogste bezit in den voim van een wet, die de Zuid-Slavische regeering naar believen kan veranderen, maar die in geen geval zijn vastgelegd' in een overeenkomst welke internationaal juridisch karakter draagt.

Nemen wij art. 8. Het bepaalt, dat de katholieke geestelijken zich niet met politiek zullen bemoeien. Dat de katholieke kerk haar geestelijkheid voortaan verre van de politiek wil houden, is haar zaak. Maar het artikel gaat verder. Het legt de regeering de verpUchting op, er voor te zorgen, dat ook andere kerken hun priesters ont-politiseeren. Hoe heeft de regeering die verplichting kunnen aanvaarden, hoe heeft zij dit bevel van Rome kunnen opvolgen, zonder ons vooraf om onze meening te vragen? "

Men moet Dositej van zijn standpunt hierin gelijk geven, want juist de politieke invloed der popes is voor de Servisch-orthodoxe kerk, die bovendien immers steeds meer nationaal dan religieus was, kenschetsend. Men vindt hen onder de afgevaardigden van alle partijen en de voortdurende en veelzijdige aanraking, waarin zij met de bevolking verkeeren, maakt hen juist als gedeputeerde bijzonder gezocht.

De kerk „ont-politiseeren". Het is „diplomatie", maar ze lijkt bedenkelijk veel op een systeem, dat op harakiri uitloopen moet — in dezen tijd.

Haat op bevel.

Uit de „N. R. Crt":

Ramsay Muir, de vice-voorzitter van de liberale partij, heeft gisteren op een lezing in een vacantiecursus voor onderwijs te Londen gesproken over de kwaliteiten, die iemand tot een goed burger stempelen onder een dictatuur, vergeleken bij die in een democratie. Tot de eerstgenoemde rekende hij de bereidheid zijn meening kant en klaar en zonder critiek te aanvaarden van hoogerhand, de bereidwilligheid op bevel te haten al wie de regeering veroordeelt, en de bereidheid zichzelf weg te cijferen tegenover den staat.

De kwaliteiten, vereischt in een vrije democratie, zijn, volgens Muir, vrijwillige onderwerping aan de wet, verdraagzaamheid, gevoel van verantwoordelijkheid voor het algemeen welzijn en de gave van vrijmoedige en verstandige critiek.

Muir achtte het gruwelijk, dat men tegenwoordig zoo veel lieden met een air van voldoening hoort zeggen: „Ik stel geen belang in de politiek".

„Soetigheid".

Dr H. Kaajan schreef in „De Rotterdammer" eenige artikelen over de Statenvertaling, zulks in verband met derzelver jubileum. O.m. lezen we:

Reeds vroeger hebben wij verteld, dat de invoering in de kerken niet zonder tegenstand geschiedde, zoodat er eenige jaren verliepen, eer de nieuwe vertaling in alle openbare kerken der onderscheiden provinciën gebruikt werd. Heel wat 1 ij d e 1 ij k verzet moest overwonnen worden. Wij, die bij den Staten-Bijbel zijn opgegroeid, kunnen het ons nauwelijks indenken, dat deze niet allerwegen met gejuich werd begroet en als een „nieuwigheid" met een zeker wantrouwen werd ontvangen. Het dwepen met en het zich vastklenmien aan het oude is steeds een kenmerk van ' den kerkelijken mensch geweest. Onder welk een geweldigen tegenstand zijn allengs de orgels in de kerken ingevoerd! Sommigen riepen uit: „De orgels in de kerken bewegen onze trage harten". Maar anderen zeiden: „De orgels zijn een inventie van den vorst der duisternis": zij stelden de orgels gelijk met beeldendienst en afgoderij. Onze vaderen hebiDen alle pogingen aangewend om het orgel geheel te doen zwijgen en de organisten af te zetten. En de Overheid stond den organisten toe, zoo zij muzikale stuckskens wilden spelen, zulks te doen, mits dat zij „grave en stichtelijcke stuksekens speelden en motetten en ligtvaerdigheit achterlieten". Hoe heeft de groote Voetius nog tegen de orgels in de kerk geijverd en daverden vele preekstoelen van hevige uitvallen tegen „allerlei verderfelijke nieuwigheden"! Eerst langzamerhand vond in de kerken de overtuiging ingang, dat het orgelspel een middelmatige zaak was en dus in de vrijheid der kerken kon gelaten worden.

Is het wonder, dat velen aanvankelijk in den Staten- Bijbel een „noodelooze nieuwigheid" zagen? Daarom gingen de kerken bij de invoering van de nieuwe vertaling met groote bedachtzaamheid te werk en besloten de Synoden haar overal „met soetigheyt" in te voeren, „met de minste quetse ende ongemack van de gemeente" of „met de meeste sachtigheyt en discretie".

Daarna pas won in de gezinnen de Staten-Bijbel het pleit. Want, hoewel door de eenvoudige menschen nimmer begeerd, werd hij toch van hooger hand, zij het met zachten dwang, ook aan de gezinnen opgelegd. Zoo werd hij van kerk- en schoolboek nog vrij spoedig huisboek. En de rust trad weer in.

Het duurde niet lang of de gemeenteleden kenden aan de vertaling zelfs een G o d d e 1 ij k gezag toe. Met krappen en beslag kreeg de pronkbijbel in menig huis een eereplaats. Huwenden ontvingen een trouwbijbel cadeau als een veilig compas op de groote levenszee.

De kantteekeningen.

Uit hetzelfde artikel van Dr H. Kaajan:

Naar Potgieters woord is de taal van den Staten- Bijbel „het mannelijkst Hollandsch dat ooit geschreven werd".

En Busken Huet getuigt: „Noch Hooft, noch Huygens, noch Vondel, noch zelfs de populaire Cats, zijn in zulke mate de taaimeesters van het Nederlandsche volk geweest als de overzetters van den Staten-Bijbel".

Zelfs de kantteekeningen zijn van beteekenis en kenmerken zich door beknoptheid. Prof. van Veldhuizen bekende: „Er is iets beschamends in, na het lezen van een nieuw boek over een nieuwe kwestie, te ontdekken, dat de kantteekeningen er al over meepraten. En dat is vaker het geval dan men denkt".

Maar veel hooger staat de geestelijke zegen, door den Staten-Bijbel verspreid. Ons volk is door hem een theologiseerend volk geworden.

De Staten-Bijbel heeft niet zonder reden de geslachten overleefd. Nog is hij voor het nakroost een nooit genoeg te waardeeren schat van 's Heeren verbondstrouw in de lijn der geslachten. ,

Hoevelen zijn door dezen Bijbel gesticht en bemoedigd, vermaand en vertroost!

En nog steeds is deze Bijbel de wegwijzer een beter Vaderland. naar

Prof. Van Veldhuizen schreef eens: „Ik denk er niet aan dit meesterstuk te gaan bedillen". Men gevoelt, dat men met een massief stuk werk te doen heeft, met een heerlijk-vloeiende rhythme, en het ongepaste om een monument van eeuwen te bekrassen. De Staten-Bijbel is geheeten „een eerezuil" voor de Dordtsche Synode en men zal superieur werk moeten leveren om dien eerezuil te overschaduwen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 augustus 1937

De Reformatie | 8 Pagina's

PERSSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 augustus 1937

De Reformatie | 8 Pagina's