GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

UIT DE SCHRIFT

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

UIT DE SCHRIFT

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

En dan zal het einde komen. Matth. 24:14 b.

Een jaar van God.

(Jaarwisseling.)

De jaarwisseling geeft aanleiding tot mediteeren over den tijd. Dien laatsten dag of avond van het jaar wijdt ieder mensch een min of meer vluchtige gedachte aan den tijd, al of niet in verband met de eeuwigheid; dit hangt af van de mate van ontzonken-zijn aan de eerste beginselen van de religie. Ook de Kerk des Heeren zet zich dien dag tot de geloovige overpeinzing van de groote, zware begrippen van tijd en vergankelijkheid, eeuwigheid en duurzaamheid. Maar de Kerk wil dit doen in nauwe gebondenheid aan de Schriften. Zoo wordt zij bewaard voor de heillooze onvruchtbaarheid, waartoe anders het mediteeren over deze dingen, gelijk alle „bedenken des vleesches", gedoemd is.

En dan mogen wij het jaar 1937, dat ging, evenals het jaar 1938, dat komt, zien als een jaar van God. Eén van de jaren, waarvan God het aantal in Zijn Raad bepaald heeft, en die tesamen het raam vormen, het „bestek", waarin Hij besloten heeft Zijn plan met deze wereld te verwerkelijken. Ook dit jaar neemt zijn door God aangewezen plaats in tusschen het begin van Genesis 1:1 en het einde, waarvan onze Heiland spreekt in Zijn redenen, die terecht eschatologisch heeten, en waarvan de Apocalyps den dreunenden klokslag Gods aankondigt met een „het is geschied".

Aan dat einde, dat groote einde, moeten wij denken bij het einde van het jaar. De Schrift laat ons steeds den tijd zien, de dagen, maanden, jaren, de perioden en bedeelingen, de groote inkervingen en keerpunten, den duur van koninkrijken en volkeren, en ook de individueele levens der menschen, als gedeelten van die ontzaglijke overkoepeling van het wereld- en menscliheidsleven, die God noodig heeft voor de ontwikkeling van Zijn plan van schepping en herschepping en die wij gezamenlijk aanduiden als „geschiedenis". Zóó gebiedt God dus de wereld en ons leven te zien in de continuïteit der gebeurtenis: als geschiedenis van God. Zoo heeft God het begin gesteld, èn het einde, en elk jaar dat daartusschen ligt. Daarom wie leeft bij de Schrift, wordt weerhouden van de dwaling, , om God en wereld, tijd en eeuwigheid met elkaar te vereenzelvigen; of ook het verschil tusschen beide op te voeren tot een onverzoenbare tegenstelling. De geschiedenis i s niet een proces, waarin een goddelijke idee zich zelf verwezenlijkt. Maar er is óók niet een „polaire tegenstelling van tijd en eeuwigheid", die ons in een voortdurende spanning houdt. Neen, de geschiedenis is de verwerkelijking van Gods raadsplan, zooals H ij dal wil, en waarin Hij Zelf is neergedaald met Zijn genade en heil in Christus Jezus.

Als dan ook onze Profeet spreekt van het komende einde der geschiedenis, dan verklaart Hij ons den tijd. Want „einde" is alleen mogelijk bij een , , begin". Zoo zijn er „eerste dingen" èn „laatste dingen". Van die laatste dingen is Jezus bezig tot Zijn discipelen te spreken. Hij geeft aanduiding van die dingen, opdat het „leekenen" mogen zijn, waarop wij letten moeten. Hij spreekt eerst van algemeene dingen, van rampen die over de geheele wereld zullen komen, oorlogen en hongersnooden en aardbevingen; en dan noemt Hij de jammeren, die in 't bizonder de geloovigen zullen treffen: vervolging, valsche profetie, hypocrisie. Dit alles zal behooren tot het stuk der geschiedenis Gods, dat komen zal: de laatste dingen. Neen, de Kerk behoeft niet in het onzekere te zijn omtrent hetgeen God in den loop der jaren doen zal. De profeten des Ouden Testaments, èn de Apocalyps èn de redenen van den Heere Jezus maken ons veel bekend. Wij behoeven niet in het donker te gaan door de jaren; maar wij gaan in het licht!

Zoo zijn wij ook dit jaar in het licht gegaan! God heeft gewerkt in en door Christus! God was in dit jaar, in de dingen, die er geschied zijn. Dit maakte onze menschheidsgeschiedenis, ons leven, en ook dit jaar zoo groot! Omdat God Zelf den gang der geschiedenis heeft bepaald, ja in den tijd is neergedaald! Omdat Christus is geboren in dien tijd, en alle eeuwen, zoowel vóór Zijn geboorte als daarna, in dien tijd werkt! Hij is de Alpha en de Omega, het begin en het einde der geschiedenis, maar óók haar midden. Hij is er altijd!

Hebben wij Zijn gangen gezien, ook in dit jaar? Hebben wij Christus bezig gezien met Zijn kerkvergaderend, kerkbouwend werk? Hij heeft ook dit jaar Zijn onbeweeglijk koninkrijk als een rots, een petra, gesteld in de bewegelijkheid der vergankelijke dingen. Hij heeft de gansche wereld met Zijn hand een jaar voortgestuwd naar het einde.

Zoo was ook dit jaar een groot jaar, een jaar van God, een jaar des Heeren Jezus Christus.

Daarom kunnen wij Hem er voor danken en loven.

Maar stil wordt het in ons, als wij weten, dat Hij, de Koning der jaren, ook óns een plaats wi) geven in Zijn onbewegelijk koninkrijk. Christus heeft den vloek, die óók in den tijd gekomen was om der zonde wil, gebroken. Hij nam het doodselement, het vergankelijke en stervende uit mijn jaren weg. Hij legde in die jaren de eeuwigheid, het leven. Hij voer ten hemel op vol eer en de kerker werd Zijn buit: ook de kerker van den tijd, waarin ik, gevangene, al maai- zou hebben rondgeloopen als een dier in zijn kooi, — ook die gevangenis hebt Gij gevangen genomen!

Dit jaar bracht ons Uw einde nader!

Gij komt! Dan hebben ook de laatste dingen hun tijd gehad. Dan heeft de wereld haar kringloop, die niet vicieus was, omdat Gij er in kwaamt, volbracht. Dan heeft de Antichrist, de kleine hoorn uit Daniël 7:8, gewoed: een tijd en tijden en een gedeelte eens tij ds. En dan zal het einde komen. Dan gaat de slotacte in van het drama der eeuwen, de finale, de eindcatastrofe. Dan, op den laatsten dag, in een punt des tij ds, komt Christus, de Geborene van Bethlehem, weer! Dan hebben de klokken voor het laatst geluid, als Gods klok de laatste slag van Zijn dag laat dreunen. Dan zullen „de heiligen des Allerhoogsten" met Christus het koninkrijk ontvangen en zij zullen het bezitten tot in eeuwigheid, ja tot in der eeuwen eeuwigheid (Dan, 7:18). Dan is het probleem van „tijd en eeuwigheid" voor eeuwig opgelost.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 31 december 1937

De Reformatie | 8 Pagina's

UIT DE SCHRIFT

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 31 december 1937

De Reformatie | 8 Pagina's