GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VROUWENVRAGEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VROUWENVRAGEN

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Van Protest en Manifest.

II.

„Niet onder Roomse heerschappij!" „Terugnaar de keuken!" „Terug naar het paradijs!" (hiermee wordt, spottend, de huiskamer bedoeld). „Romme' zet de klok terug!" „Demonstreert!"

Dit kleine bloemlezinkje van heftig-bewogen uitroepen hoort men rondom het regeeringsvoorstel lot beperking van arbeid voor de gehuwde vrouw. Ze zijn ieder voor zich uitingen van wat één der protestanten samenvatte in deze enkele uitdrukking: „Een schok ging door onze gelederen...".

Hoe komt het toch, dat de actie tegen het ontwerp-Romme met zooveel emotionaliteit wordt gevoerd? Wel, allermeest hiervan, dat de minister eerlijk gezegd heeft, dat principieel e over^ wegingen hem deze bepalingen hebben doen maken.

Principiëele overwegingen. Ja, en nu botst principe op principe, levensbeschouwing op levensbeschouwing.

Had de minister dit niet zoo openhartig verklaard, dan zouden velen, die nu protest aan- Icekenen, nog wel voorstanders en p r o pagandisten hebben willen zijn. Want hoewel het aantal gehuwde vrouwen in loondienst slechts vrij gering is — hoogstens enkele duizenden — zou dif bij aanneming toch weer het openkomen van, zij het dan maar enkele duizenden werkgelegenheden beteekenen en het hooge werkloozencijfer toch weer eventjes gaan dalen. Als crisismaatregel zou men dus Romme's voorstel willen aanvaarden. Want een crisis-maatregel gaat voorbij, is slechts lijdfclijk bedoeld. Maar een principe blijft en beïnvloedt het leven doorloopend en op den langen, langen duur. En het principe, dat de gehuwde vrouw haar levenstaak in haar huis en haar gezin vinde, haat men — uit principe, of uit eigenbelang, of uit beide tegelijk.

Daar is allereerst de groote groep van socialislische vrouwen. Zij worden — kan het anders? — met principes opgevoed. Door hun bladen althans. En in conferenties. En dan socialistische principes natuurlijk.

In de practijk springen ze er wel eens wat wonderlijk mee om. Maar dat is misschien nog wal gebrek aan vastheid vanwege den — gezien vanuit den ouderdom der wereld — nog kinderli.iken leeftijd van het sociahsme. Want het is naliiurlijk wel wat raar om in hetzelfde blad in de zomermaanden aandoenlijke plaatjes bij waarlijk aandoenlijke artikeltjes te teekenen over vrouwen, die haar gezinnen achter moeten laten om op het land of in de veenderij of in de bollenschuur een kleine bijverdienste te bemachtigen en nu — enkele maanden later — diezelfde vrouwen op te roepen lot een felle protestactie tegen een minister, die zulke verdorven, „echl-roomsche" ideeën er op na houdt, „dat naar natuurlijk bestel de man de kostwinner van het gezin en de vrouw de verzorgster er van is".

Maar deze inconsequentie nu daargelaten, moeten de socialistische vrouwen — uit principe — wel tegen het besproken voorstel zijn. Het sociahslische huwelijksideaal is immers zoo geheel anders dan dat van minister Romme. Het ideale huwelijk is volgens hen immers daar, waar de vrouw in economische onafhankelijkheid van baar man in hel leven staat. Als kameraden werken ze samen aan den opbouw van de maatschappij, als kameraden — ieder met eigen inkomsten — sluiten ze een huwelijk, ook weer tot opbouw van die maatschappij. Voor de kinderen zorgt weer — uit dankbaarheid — de maatschappij, die men met die kinderen heeft gediend. Daarvoor zi, in crèches, schoolinsliluten, e.d. En als de moeder 'och vanwege haar omvangrijke gezinszorgen (bij ziekte in huis, enz.) niet zelf haar economische DiJdrage kan leveren, wel, dan keere do regeering aan zoo'n verdienstelijk iemand een moedertoon uit. Als er maar geen economische afhankelijkheid van den man ontsta.

Men ziet het, dit socialistische huwelijksideaal, zooals het den vorigen herfst nog door mevrouw Wibaut—Berdenis van Berlekom op een studieconferentie werd ontwikkeld — men zou het bijna evengoed commimistisch kunnen noemen — verschilt hemelsbreed van wat minister Romme zich als ideaal heeft gesteld. Dat hij dus „de proletarische vrouw" tegenover zich vindt, baart geen verwondering. Opmerkelijk is echter, dat haar protest meer bestaat vut hatelijkheden, als bijv. de teekening van een schoolbord, waarop de woorden „Arbeid Adelt" door een ministeriëele spons worden uitgewischt — wat natuurlijk, op de keper beschouwd, onzin is — dan uit het plaatsen van principe tegenover principe. Maar dat komt allicht, omdat het eigenlijke socialistische huwelijksideaal meer in de theorieën dan in de harten leeft. Gelukkig maar.

Dan zijn er de vele liberale, bijna allemaal eenigszins feministisch georiënteerde dames, die als een verwoede en zéér actieve tegenpartij van den minister zich vereenigd hebben. Oude en klinkende namen dragen zij, namen, die een geschiedenis achter zich hebben, namen, die men met eere noemt en met fierheid draagt. Dat geeft haar een gevoel van zelfbewustzijn.

Z ij zijn wel de felste opposanten, de energiekste, de vasthoudendste. Van haar is het groote, georganiseerde protest uitgegaan. Zij stelden het manifest op en organiseerden de protestmeetings. Niet enkel in het Amsterdamsche Concertgebouw, maar over heel het land. Als fhnke, volhardende zakenvrouwen hebben ze den boel op pooien gezet, alsof ze met haar werk een overtuigende klem wilden bijzetten aan het door haar verdedigde principe, dat men èn de maatschappij èn de vrouw tekort doel, wanneer men de gehuwde vrouw uit het pulsierende, maatschappelijke leven uitbant en haar terugdringt binnen de vier muren van haar huis.

Deze dames zijn er van overtuigd, dat 95 pCt. der vrouwen gelukkig is met haar man en met haar gezin, maar daarom behoeft men de overblijvende 5 pCt., die behoefte hebben om haar vleugels wijder uit te slaan en een groote onbevredigdheid in zich zouden moeten dragen, wanneer haar rijk niet grooter zou zijn dan een keuken en een huiskamer, nog niet te binden? En dat zij door het werken buitenshuis slechtere moeders zouden zijn voor haar gezinnen, werpen ze verre, verre van zich. Hoe men toch zóóiets kan zeggen! Wat zij verdienen, komt immers het gezin ten goede, er zijn ruimer middelen, men kan zich dus meer veroorloven, de luxe in het gezin wordt grooter en de opvoeding der kinderen „dus" beter. Bovendien zijn zij de vrouwen met den wijden blik. Zij kennen het leven beter dan al die moeders, die hel slechts waarnemen van achter de gordijntjes der huiskamer. Zouden zij dan niet evengoed, zoo niet beter, haar kindereii groot brengen ?

Er is in deze redeneering, die als zelfverdediging heel goed kUnkt, toch één groote leemte. Als het dan waar is, dat het werken buitenshuis zulke uitstekende moeders maakt, waarom vraagt men dan niet van den minister om tot heil der kinderen en daarin tot heil der maatschappij zijn verbod te veranderen in een g e bod van arbeid voor alle gehuwde vrouwen, opdat het haar en hare gezinnen welga... ? Maar daar hebben deze dames mogelijk nog niet aan gedacht. Dat komt misschien dus nog wel.

Er zijn nog andere argumenten, die men in dezen kring tegen den minister naar voren brengt. Men vindt, dat een minister met de dingen van eens anders gezin niets te maken heeft. Man en vrouw zullen samen, zonder ministeriëele goedof afkeuring, mogen weten, hoe ze hun leven en hun gezin in willen richten.

Dat klinkt zóó, op het eerste gezicht, heel aardig. Is het zelfs ook niet één van de meest verdedigde, christelijke beginselen, dat het gezin zijn eigen terrein, zijn eigen rechten en vrijheden en plichten heeft? Bij den schoolstrijd, bij de schoolvoedüig, schoolarts, en al die kwesties, ook bij kerkelijke vragen, kwam dat telkens uit.

Ja, maar, het voorstel-Romme raakt heelemaal niet aan het gezin. Over alles, wat binnen de vier muren van het eigen huis valt, laat hij immers man en vrouw absoluut baas. Of ze de tafel recht of schuin willen zetten, of ze de kinderen naar de middelbare school of naar de fabriek willen sturen, of men naar de kerk wil gaan of naar het tennisveld of naar de A. J. C, hij laat alle beslissingen vrij. Slechts daar, waar men den voet buiten het gezinsterrein zet, treedt de minister op. Waar men niet als gezinshd, maar als maatschappelijk werker optreedt. En zou hij daar geen rechten hebben? Hij doet er trouwens niets anders dan optreden ten gunste van het gezin en zeggen: „u en u, en u hebt tliuis een taak, zóó belangrijk en zóó de heele persoon opeischend, dat u een wondermensch moet zijn, wanneer u daarnaast nog een belrekking kunt waarnemen. En aangezien wondermenschen zeldzaam zijn, verzoek ik u om uw éérste laak, n.l. die van het gezin, op u te nemen en met alle toewijding en liefde te volbrengen".

Maar — raakt men zoo niet aan het zelfbeschikkingsrecht der vrouw, en aan den vrijen uitgroei van haar persoonlijkheid, gelijk dat heet? Ach, kom, groote woorden van een individualistische wereldbeschouwing. En individualisme heeft vooral in het huwelijk allerminst bestaansrecht. Daar heerschen de wetten van de gemeenschap. Want samen gingen man en vrouw het huwelijk aan. Hij niet alleen. Zij niet alleen. Samen. Het mdividu is opgelost in een gemeenschap. En beiden hebben die gemeenschap te dienen in overgave en dienensbereidheid naar de ordening, die deze levenskring vraagt: hij naar buiten, zij naar binnen en samen in wisselwerking der liefde elkander steunend en dragend. En alle beknotting van zelfbeschikkingsrecht en persoonlijken uitgroei ten spijt, zal de vrouw zóó het meest al haar Icrachten kunnen ontwikkelen. Want er is geen alzijdiger mechanisme dan een gezin, waar de keuken het laboratorium van volksvoeding, en de slaapkamer — waar de wieg staat — dat van volkshygiëne en de zaal voor ziekenverzorging is, de huiskamer opvoedings- en ontspanningsinstituut tegelijk en de ontvangkamer de hall van het wereldverkeer.

Zou er voor de ontwikkeling van alle capaciteiten wel een omvattender en schooner arbeidsveld zijn te denken? Zelfs voor de vrouw met den z.g. wijden blik en de maatschappelijke aspiraties?

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 maart 1938

De Reformatie | 8 Pagina's

VROUWENVRAGEN

Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 maart 1938

De Reformatie | 8 Pagina's