GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

MUZIKALE KRONIEK

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

MUZIKALE KRONIEK

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Muzikale Moemlezing.

I.

„Muzikale bloemlezing". Dit had in de zeventiende eeuw de titel kunnen zijn van een liedei> boek in den trant van „Het nieuwe Medemblikker Scharrezoodje, gevangen en ontweid van verschelde visschers, en overgoten met een zangerszausje; en doormengd met de aldemieuwste lie-' deren en alle op de nieuwste en aangenaamste voizen, die nu in gebruik zijn en dagelijks gezongen worden".

Toch kwam ik tot dit opschrift bij het doorbladeren van een nuchtere Sinterklaas-boekenkrant. En door de behoefte om uit de muzikale publicaties van den laatsten tijd een „elck wat wils"-bloemlezing te verrichten, maar dan ook alleen van dat wat werkelijk goed is, (Sinterklaas^ krantlectuur werkt aanstekelijk).

Het eerst worden „gelezen" de bloemen die iedereen mooi vindt, de rozen, dan gaan we zoo langzamerhand over tot de minder bekende, waarbij steeds meer de flora zal moeten worden geraadpleegd, om te eindigen bij die exotische orchideeën, die menigeen met den naam • kunstbloemen nog te hoog aangeslagen zal viaden.

Welke melodieën winnen het voor ons hart aan innigheid van die onzer Psalmen? En toch kennen wij ze slechts in een vorm, die even ver van het origineel af staat als een gedroogde van een bloeiende bloem. Dr K. Ph. Bernet Kempers heeft voor hen, die de psalmmuziek in haar oorspronkelijk karakter willen genieten, 37 in 1547 door Louis Bourgeois vierstemmig gecomponeerd'e en alle door ons nog gezongen psalmen in partituur 1) gebracht en met den Franschen en Nederlandschen tekst van het eerste vers uitgegeven. Het is verrassend, deze muziek (waarop we door Ds Hasper's Goudimel-uitgave al eenigszins waren voorbereid) in haar oorspronkelijke, elementaire kracht en schoonheid te beleven. Op hoe veelzijdige wijze kan zij worden weergegeven! Door koorzang, samen- of solozang in huiselijken kring, maar ook op een tweeklaviersorgel met de tenormelodie als uitkomende stem in een voorspel, dat het vaak in den eeredienst beter zal doen dan menige improvisatie. De uitgever heeft gemeend! de kwaliteit van het in zijn 38 bladzijden gebodene •ook te moeten doen uitkomen in den prijs: f4.50. Jammer, dat hij daardoor dit prachtige werkje alleen voor een élite in financieelen zin reserveert!

Dit is zeker niet het geval bij de unieke verzameling „Geestelijke Liederen uit den schat van de Kerk der Eeuwen"^), waarvan het laatste deel onlangs van de persen kwam en die met haar drie (meer dan 700 bladzijden tellende en praktisch voor den papierprijs verkrijgbare) gebonden deelen de machtigste populariseering voorstelt van hêt Nederlandsch geestelijk lied, die in ons land ooit geschied is. In een keurige uitvoering worden hier de volledige tekst en eenvoudige zing- en speelbare harmonisaties gegeven van 640 geestelijke liederen, naar de volgende rubrieken geordend: Aanbidding, Schepping en Voorzienigheid, Zonde en Verlossing, Advent, Kerstmis, Lijdenstijd, Opstanding en Hemelvaart, Pinksteren (allen in deel I), Koninkrijk Gods, De Laatste Dingen, Doop, Belijdenis en Avondmaal, Taak der Kerk, Tijden en Gelegenheden, Morgen en Avond, Sterven (deel II), Leven, Liederen voor Huisgezin, Scholen en Samenkomsten (Natuur, Kerkelijke Feesltijden, Geloof en Leven, Het Hern elsche Vaderland, Het Aardsche Vaderland, Kinderliederen) (deel III). Zonder af te willen doen van de waarde van andere verzamelingen van dezen aard', vind ik, dat deze uitgave hen overtreft. In de eerste plaats door haar veel-(zoo niet al-)zijdigheidi, die uitkomt in de üederenkeus, maar ook in de niet minder dan 34 componisten, die deze harmoniseerden, en onder wie wij oude en nieuwe namen aantreffen als: Palestrina, Praetorius. Bach, Röntgen, Verhey, Mens, De Jong, Andriessen. Deze afwisseling van stijl binnen zekere grenzen lijkt psychologisch juister gezien dan de verzorging door één componist. Verder is deze uitgave ook voor den musicus belangwekkend door de uitvoerige bronvermeldingen van melodieën en liederen, en door de nauwe aansluiting die aan de oorspronkelijke wijzen wordt betracht. Maar het meest sympathiek doet in dit standaardwerk aan de belangelooze toewijding, die dit werk populair wil maken in den besten zin van het woord, en daarom dat gaf waaraan het Christenvolk to-e is: zijn geestelijk lied, en daarvan het beste, en dat voor een minimumprijs: f4.50 per deel (bij groote hoeveelheden nóg goedkooper), en zonder voor de uitvoering auteursrechten te vragen. Ik kan me voorstellen, - dat, evenals vroeger Vader Cats den standaard garneerde, zoo in de toekomst het harmoniumdeksel en de zangkoorkast niet ge-

dacht kunnen worden zonder dfe drie forsche banden: Geestelijke Liederen uit den Schat van de Kerk der Eeuwen. Dezelfde uitgever heeft van deze liederen (eenstemmig) met d© psalmen (eenstemmig) één praktische zakuitgave in den handel gebracht voor den prijs van f3.40.

In den laatsten tijd' valt vooral in Duitschland waar te nemen een terugkeer tot belijndheid in de muziek. Wij kunnen dezen ommekeer toejuichen, in het bizonder, waar deze zich vollTelct in het orgelspel in den eeredienst. Radio-uitzendingen kunnen ons overtuigen van de vormloosheid, waarin vele improviseerende organisten zich te buiten gaan. Waarom? Omdat ze reeds bij hun opleiding de schoonheid van het polyphone spel niet hebben ervaren. Hun kan ik het werkje van Fritiz Dietrich: „Elemente der Orgelchoral- ] improvisation" 2) aanraden, omdat het in een kort i en duidelijk bestek met tal van toegelichte voorbeelden aangeeft, wat men van een polyphoon koraalvoorspel (met de melodie in de sopraan of in de bas) kan maken. Men leert uit dit boekje natuurlijk geen inspiratie, maar wel de mogelijkheden waarmee men deze tot vormgeving kan brengen. Die mogelijkheden zijn niet weinig: van canlusfirmus-spel de tweestemmige, driestemmige en vierstemmige Salz, waarbij de zin voor contrapunüelt door allerlei neumatische teekens woijdt ontwikkeld, en tenslotte de doorimiteerend'e cantusfirmus-Satz en de koraalfuga, al deze vontnen in de kerktoonsoort van het koraal.

Natuurlijk zal er heel wat moeten worden geoefend, eer men zoover is, maar men heeft dan ook een vormbeheersching verworven, die het mogelijk maakt een koraalmelodie ten volle tot zijn recht te laten komen. En zoo hoort het. Want, zooals dit boekje herhaaldelijk laat uitkomen: „Het koraal mag voor ons maar niet de aanleiding zijn om te improviseeren, maar meer: het moet de kern zijn, die wij slechts met een dop hebben te omgeven. Het moet ons beheerschen, wanneer wij vormen".

. Dezelfde overtuiging, dat het polyphone spel de basis moet zijn, waarop de organist zijn ontwikke- Ung opbouwt, heeft Ernst Kaller gebracht tot de samenstelling van zijn tweedeelige „Orgelschule". *) Het aantrekkelijke van deze orgelschool is, dat de leerling zich niet behoeft heen te worstelen door allerlei taai oefenmateriaal van muzikale onwaarde, alvorens tot de grootmeesters der orgelkunst te worden toegelaten. Reeds na de eerste pedaaloefeningen opent de vijfde bladzijde met een bicinium van Da Vittoria, en volgt een lange rij van vernuftig gekozen composities van alle mogelijke orgelcomponisten uit de 15d'e tot de 19de en uit de 20ste eeuw (was uit de 19de eeuw geen draaglijke orgelcompositie te \'inden geweest? ) De opklimming der technische moeilijkheden van pedaal- en vingertechniek, registratie, e.d is hier zoo speels geschied, dat de leerling niet merkt welk een weloverwogen systeem er achter zit. De keuze der orgelwerken op zichzelf maakt het werk ook voor gevorderde organisten aantrekkelijk, vooral door de rijke vertegenwoordiging der oude meesters als Dufay, Isaac, Praetorius, Hassler, Scheidt, Buxtehude, Pachelbel, Fischer, Rach, Zipoli, Krebs e.a. De keuze uit de nieuwere componisten blijkt minder representatief. De eenige aanraking met de Fransche orgelkunst wordt gevormd door een Andante van den Vlaming Flor Peeters. Dit geeft aan het werk een wat zwaar, Duitsch karakter, maar dan ook ©en degelijken inhoud, waarvan de verwerking aan de veelzijdigheid van den organist ten goede kan komen.

In de serie Liber Organi') gaf dfe orgelkenner Hans Klotz het achtste deeltje uit: Orgelmeister der Gotik. Een voor de meeste onzer organisten onbekend gebied, niet alleen door de zeldzaamheid der muziekverzamelingen uit dien tijd, maar ook door de minder geslaagde noteering van de muziek in deze uitgaven (b.v. van A. Schering), waardoor de schoonheid onvoldoende tot haar recht kwam. De notatie in deze uitgave lijkt mij zeer geslaagd, speciaal in verband met de registratie-voorschriften, al ben ik ervan overtuigd, dat deze muziek (b.v. het „Benedicta es" van Josquin des Prés) indertijd nimmer op een dergelijke volmaakte doch gecompliceerde wijze op orgel is uitgevoerd. Met zijn in-tabulatuur-brengen is Klotz het arrangeeren zeer dicht genaderd. Maar welk een prachtige composities bevat dit bandje! Hoogtepunten van de Middeleeuwsche cultuur, die evenals schilderijen der „primitieven" (!) in hun kleurenrijkdom en verheven ernst door ieder muziekminnaar kunnen worden genoten. Stukken als „Christ isl erstanden", en Isaac's „Süszer Vater, Herre Gott", om van de vijf andere nog niet te spreken, behooren op de hedendaagsche concertprogi'amma's evengoed voor te komen als Bach en Franck, ook al liggen die laatsten ons meer in het gehoor. ,

Van het Barenreiter-Verlag te Kassei ontvingen wij twee B ach-uitgaven, n.l. de derde druk van diens door Hermann Keller verzorgde „Orgelb ü c h 1 e i n", en een „N e u e s B a c h h e f t" met

weinig-bekende klavierwerkjes van den meester. Het laatste cahier bevat o.a. een gevoelige koraalbewerking („Wie maar den goeden God laat zorgen") en een interessant „Rondeau". Het Orgelbüchlein heeft zich ook hier te lande reeds ingeburgerd, en terecht. De koraalbewerkingen van Bach zijn zonder den tekst van het Ued niet in hun conceptie te doorleven. Zooals bij ieder waarlijk Uturgisch organist het voorspel uit den tekst van het koraal groeit „dem höchsten Gott allem zu Ehren", zoo ook bij Bach.

Waar ^Tijwel ieder organist ook met deze bewerkingen in aanraking komt (band V, uitgave Peters), zal hij goed doen te profiteeren van de Barenreiter-uitgave, waarvan 'de stukken in de oorspronkelijke volgorde van het kerkelijk jaar zijn gerangschikt en voorzien van de vierstemmige koralen, met hun geschiedenis en algemeene voorschriften omtrent de uitvoering.

In het slotartikel hoop ik eenige moderne orgelen piano-muziek te bespreken.


1) Uitg. G. M. C. Rijs te Delft. 2) Uitg. van de gelijlinamige Administratie te 's Gravenhage.

3) Uitg. Barenreiter-Verlag te Kassei. 4) Uitg. B. Schott's Söhne te Mainz. '5) Uitg. B. Scliott's Söhne te Mainz. ,

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 januari 1939

De Reformatie | 8 Pagina's

MUZIKALE KRONIEK

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 januari 1939

De Reformatie | 8 Pagina's