HET BOEK VAN DE WEEK

Verbondsgeschiedenis

door Ds S. G. de Graaf.

In „De Reformatie" van 20 Aug. 1937 gaf ik, bij liet verscliijnen van het eerste deel, waarin het Oude Testament behandeld wordt, een korte bespreking van bovengenoemd werk.

Nu met de verschijning van deel II, behandelend het Nieuwe Testament, het werk compleet is, lijkt het me niet ongewenscht nog even op dit belangrijke werk terug te komen.

Want, al was een bespreking van deel I gerecht- Taardigd, omdat het typische van dit werk vooral in het Oude Testament uitkomt, toch moeten we het als één geheel blijven zien, omdat de lijn, in het eerste deel getrokken, voortgezet wordt in het tweede deel.

Ik wil nog eens met' nadruk vaststellen, dat we hier te doen hebben met een werk van buitengewone beteekenis, in verband met het vertellen van de Bijbelsche geschiedenis. Er is in de laatste jaren van verschillende zijden bezwaar gemaakt tegen het spreken over Bijbelsche gesclïiedenis. Men vond, dat op deze manier niet voldoende uitkwam het karakter, van datgene, wat ons in die Terhalen wordt medegedeeld.

Het gaat om Gods Verbond, om de Openbaring Gods, in de Schrift. Vandaar dat men liever wil spreken van Verbondsgeschiedenis of zooals Prof.

Noordtzij eenige jaren geleden voorstelde in „De Gereformeerde School", Geschiedenis der Godsopenbaring. (Zie ook het gedeeltelijk pas versch& nen werk van Dr F. L. Bakker en Dr J. H. Btavinck.) Er is n.l. een groot gevaar, dat men bij het vertellen te veel de personen naar voren laat komen en te weinig let op' wat God ons daarin te zeggen heeft.

Ik wees daar vroeger reeds op. Ds de Graaf heeft ons nu met zijh boek een dienst gedaan, door een handleiding te geven, waarin dit gevaar ten eenenmale verdwenen is. Hier hebben we van de eerste tot de laatste bladzijde Verbondsgeschiedenis.

Voor wat het Oude Testament betreft, moge ik verwijzen naar „De Reformatie" van 20 Augustus 1937. Wat het Nieuwe Testament betreft het volgende:

Ds de Graaf begint al onmiddellijk met het verband tusschen deel I en deel II aan te geven, als hij op blz. 1 begint:

„Het N.T. is evenzeer als het O.T. het boek des Verbonds. Wel wordt daarin het woord „verbond" minder dikwijls gebruikt, de verbondsverhouding gaat echter door."

Dit tweede deel is, evenals het eerste, verdeeld in verschillende deelen, die elk een apart geheel vormen.

Het Evangelie van Mattheus b.v. is verdeeld in vier deelen:

1. Zijn komst in de wereld. 2. Het Koninkrijk., . 3. Koning en volk. 4. De weg naar de macht.

Elk van deze deelen bevat dan "weer een aantal schetsen.

Het kenmerkende hiervan is, dat, na enkele opmerkingen, telkens eerst de hoofdgedachte vaii de schets wordt gegeven, die dan in een aantal punten wordt uitgewerkt. Om één voorbeeld te noemen: Schets 24. De Gevloekte.

Hoofdgedachte: De Christus is van God gevloekt, opdat Hij ons Gods zegen zou verwerven:

1. Een uitgestootene. 2. Aan het kruis verhoogd 3. Indien Gij Gods Zoon zijt. 4. Duisternis bedekt Hem. 5. Zijn sterven onder den vloek.

Dit heeft al dadelijk dit vóór, dat de beteekenis van elk onderdeel goed tot zijn recht komt, terwijl de behandeling zeer overzichtelijk is.

Ik heb met dit boek reeds lang gewerkt en het voldoet mij uitstekend.

Ds de Graaf behandelt de vier Evangeliën afzonderlijk. „Van iedere poging om een Evangeliënharmonie te geven is hier afgezien."

Hij doet dit, om het karakter van elk Evangelie niet verloren te laten gaan.

Immers, Mattheus schrijft voor de Joden, Marcus voor de Romeinsche wereld, Lucas beschrijft de hofde en barmhartigheid Gods in den Christus voor hel menschenleven, terwijl Johannes voor de geloo\'igen schrijft.

Nu is daar inderdaad veel voor te zeggen, alleen heb ik een bezwaar wat betreft de „lijdensstof".

Deze toch vormt één geheel en wordt dan ook, in ieder geval op de dagschool, als één geheel verteld.

En nu is het in de bestaande handleidingen een bezwaar, dat men nu eens uit Mattheus, dan weer uit Lucas of één van de andere Evangehën vertelt.

Vele onderwijzers met mij, gebruiken dan ook het bekende boekje „Jezus van Nazareth" van Ds Alex. Westphal, dat een harmonie der vier Evangeliën geeft en m.i. in den lijdenstijd veel gemak geeft.

Overigens kan ik voor 't standpunt van Ds de Graaf veel voelen.

Een enkele opmerking nog over de slotopmerkingen aan het eind van deel II. Deze slotopmerkingen vormen een inleiding op het rooster voor de verschillende onderwerpen.

Dit Rooster is speciaal met het oog op de Evangelisatie-samenkomsten gegeven. Voor de Zondagsscholen geeft Jachin haar rooster uit i) en voor de dagscholen is het uiteraard niet gemakkelij'k een rooster samen te stellen. Aan de mogelijkheid om een roosier voor de dagscholen te geven, wil ik wel eens denken.

De opmerkingen, die Ds de Graaf rrjaakt spreken voor zichzelf, alleen zou ik wel willen onderstrepen zijn opmerking over de moeilijkheid om stof te kiezen voor den lijd tusschen Pasohen en Pinksteren. Ik geloof, dat Ds de Graaf volkomen gelijk heeft, als hij zegt, dat die moeilijkheid voor de dagschool onoplosbaar is, terwijl ik er bij zou willen voegen, dat het ook moeilijk zal zijn om voldoende slof te vinden voor de periode tusschen Kerstmis en Paschen, vooral omdat het Paaschfeest niet altijd op denzelfden datum wordt gevierd.

Nog breeder op dit werk in te gaan lijkt me niet noodig.

Dit is genoeg om oijs te doen zien, dat we hier een boek hebben, dat in de eerste plaats ons eigen inzicht in de te vertellen stof verdiept. Dit toch is van primair belang. En dit toch is ook de bedoeUng van den Schrijver, niet om schetsen te geven „voor het gebruik gereed".

Een collega, die het boek op een M.U.L.O.^dhool gebruikt had, vertelde me zijn ervaring en zeï O'.a., dat hij na een jaar gebruik, teleurgesteld was oveide resultaten.

Nu ligt hier inderdaad een moeilijkheid, vooral, wat de afvraagbaarheid van deze stof betreft. Als het voor den onderwijzer al moeilijk is, zich deze stof eigen te maken, hoe moeilijk moet het dan niet zijn voor de leerlingen. Daarom moet men ook geen al te hooge verwachtingen koesteren bij' eventueel repetiüewerk.

't Zal al heel moeilijk zijn, een aantal vragen op te stellen, die door de leerlhigen zullen kunnen worden beantwoord.

En dan, dit werk moet groeien. Wij moeten erin groeien èn onze leerlingen, en dat gaat nu eenmaal niet in één jaar.

Laat men daarom niet te spoedig teleurgesteld zijn. Want van grooter belang dan de vraag, of ze een goede repetitie gemaakt hebben, is deze: Geven wij onze leerlingen, door op deze wijze de stof te behandelen, iets mee voor hart en leven.

Daar komt het op aan.

En wat het moeilijk zich eigen maken van de stof betreft, moeten we er ook wat voor over hebben, om dit boek ernstig te bestudeeren. Er zit een schat van gegevens en gedachten in, die voor het eigen geestelijk leven van groot belang zijn.

Moge het daarom rijk gezegend worden.

J. M. J. BRANTS.

1) Intusschen is bij den uitgever van het Evangelisatiemaandblad „Ons Blad", Joh. Vlaanderen Oldenzeel, een rooster voor de Zondagsscholen verschenen, dat geheel op - dit- • wer van Ds de Graaf gebaseerd is.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen