GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

UIT DE SCHRIFT

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

UIT DE SCHRIFT

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

En Hij verootmoedigde u, en liet u hongeren, en spijsde u met het Man, dat gij niet kendet noch uwe vaderen gekend hadden; opdat Hij u bekend maakte, dat de mensch niet alleen van het brood leeft, maar dat de mensch leeft van alles wat uit des HEEREN mond uitgaat. Deut. 8:3.

Voedsel.

Het zou met dé wereld en met ons zelf er lieel wat beter uitzien, uidien wij ons moer dooi-drongen van die rechte beteekenis van het begrip voeding. Voeding beteekent levensonderhoud. Onderhoud van den levenden mensch. Nu is dat leven niet slechts lichamelijk, want de mensch is nog wat anders dan een lidiaam. Daarom is ook de voeding nog wel iets anders dan onderhouding van dat lichamelijk bestaan. Wij weten tegenwoordig er alles van, dat de voeding niet „eenzijdig" moet zijn; tenminste, wij passen deze stelling toe op de spijs, die voor het lichaam wordt bereid, en in haar samenstelling wetenschappeiijk zelfs wordt ingedacht. Maar men vergeet soms, dat elke voeding, 'die alleen naar het lichaam ziet, in nog veel vreeselijker zin eenzijdig is. Bet komt allereerst er op aan, dat de mensch leve, en daarom kan alles wat dien éénen ongedeeldcn mensch waarlijk voedt, in heel zijn ongedeeld beslaan voor God voedsel heeten.

Dit is één van 'die zeer eenvoudige gedachten, welke in Deuteronomium 8:3 liggen uitgedrukt. Daar wordt teruggezien op de woeslijnreis, die het volk Israël onder vele smarten heeft doorleden. Geklaagd was, dat het volk honger had. Dus, zoo concludeert nu menigeen, men had daar geen voedsel. Neen, zegt nu de schrijver van ons hoofdstuk, men had daar wèl voedsel. Israël was geen aaii zidizelf overgelaten troepje menschen, maar het was een volk, dat 's Hecren verbondsgelrouwe aandacht had. Daarom staat er ook: Ik liet u hongeren. Ik 1 i e t u hongeren. M.a.w. die honger was geen toeval, doch werd toebeschikt door wijs en vaderlijk beleid. Want door dien honger is hel volk verootmoedigd; en die verootmoediging was noodzakelijk, omdat het volk anders niet leefde gelijk het- moest. Die honger was dus voedsel, evenals, naar Kierkegaard's woord, onze verdridiking soms onze „weg" is, de weg, waardoor wij moeten ingaan in het koninkrijk der hemelen.

Dat Ireft ons nog sdierper, wanneer wij letten op wat nog volgt. Ik gaf u het manna. Dat manna was inderdaad Üöhamelijk voedsel. Maar de Heero liet het niet Mj dat „brood" alleen. Hij heeft eerst den honger laten komen, opdat het volk zou weten en erkennen, dat van z ij n eigen kant alle mogelijkheden waren afgesneden, dat alle zijne „gelegenheden" waren geweken voor „verlegenheden". En daarom is dat manna een tijdlang uitgesteld; het voorkwam den lichamelijken honger niet, maar deze honger kwam vóór het manna. Immers, het volk moest eerst weer voor het wónder oog hebben, en naar Jahwe zich uitstrekken, en zijn eigen verlegenheid erkennen, voordat hei voor het manna als voedsel voor verbondskinderen in hun tegenslelling met „heiden-honden" ontvankelijk zijn kon. God wilde geen monden voeden, maar menschen. Monden kan hij vullen met manna; maar de mensdien Gods behoeven in het manna het geloofsverkeer met God, geloofsinzicht, concreet vertrouwen, kennis van zichzelf en kennis van God. Daarom was die honger instrument der voeding; want hij leidde het volk tot aHhankelijkheidserkentenis. En tóén pas kwam het manna. Het kwam als wonder: nodi de eters, noch hun vaders hadden het ooit gekend. Maar het wonder ziel en proeft slechts, wie afziet van alle afgoden. Zoo kwam de spijs voor den uilwendigen mensch tegelijk met de spijze voor den inwendigen.

Deze voeding had resultaat. Het volk heeft er door mogen leeren, dat het „niet Mj brood alleen" leeft, dat het voor ons leven niet aankomt op de spijze in 'zichzelf, de spijs en dan niet meer, doch dat het aankomt op het woord van God, d.w.z. op Zijn beschikking, op Zijn scheppings- en herscheppingswoord, dat den loop van het ééne verbondsleven, en den w^eg van 'themelsch brood op aarde en den samengang van in- en uitwendigen mensch in de ééne onderhoudings- en regeeringsacte van Gods voorzienig bestel souverein en vrij beheerscht.

Omdat nu aan dit volk van het verbond de Vader in den duren üjd van honger spijze gaf door het wonder, daarom „was" dat manna Christus. Christus schonk zidï daarin weg aan Zijn eigen volk. Hij kon dat doen, omdat Hij later zelf voor dat volk hongeren zou. Ja, Hij is de ©enige, die 'dit woord van Deuteronomium in geest en lijf heeft voelen branden, wijl Hij wist, wat voeding was. Toen Zijn lichaam hongerde in de woestijn, heeft Hij Satan hooren zeggen: maak nu brood uit deze sleenen. Maar Hij heeft dat niet gedaan. Want Hij wist: brood, dat niet met het woord Gods meekomt, geldt het verbondskind-niet als kindervoeding. De mensdi is niet zijn lidiaam. Zoo dreef Hij Satan weg met het woord van onzeai tekst.

Laat ook ons blijvend hieraan denken. Want de vraag, wat „zegen" is, is niet te beantwoorden, zonder dat men aan dit woord getrouw blijft. Ook wij zullen moeten inzien, dat alleen wat ons weder en wederbrengt op onze plaats voor den HEERE en ons dus als menschen Gods volmaakt toerust, voeding van kinderen is. Het kan brood zijn, maar ook lijdelijke broodeloosheid. Gezonde gelegenheid, maar ook gezonden verlegenheid. En omdat het hier l> edoelde „woord Gods" altijd beteekent het element van het ons-niet-ler-beschikldng-gegevene, daarom is het voortbestaan van den mensch-van- God altijd een wonder der souvereine genade. Almachtige en alomtegenwoordige verbondskracht.

Gelukkig, wie in het eten van Israël in de woestijn dit wonder permanent zag worden. Nog steeds is voor zijn geloof het broo'd zijns levens Christus. Wie van het manna eet, kan weder hongeren; wie Hem eet, hongert niet meer in alle eeuwigheid.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 mei 1939

De Reformatie | 8 Pagina's

UIT DE SCHRIFT

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 mei 1939

De Reformatie | 8 Pagina's