GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

UIT DE SCHRIFT

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

UIT DE SCHRIFT

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Voorts, wij hebben de Vaderen onzes vleesohes wel tot kastijders gehad, en wij ontzagen ze; zullen wij dan niet veel meer den Vader der geesten onderworpen zijn en leven? Hebr. 12:9.

Tweeërlei kastpers.

In dit meditatiewoord wordt een parallel getrokken tusschen de kastijding, waardoor onze ouders ons hebben opgevoed en de kastijding, waardoor de Vader der geesten Zijn kinderen vormt.

De schrijver van den brief aan de Hebreen spitst deze verrassende en diepzinnige vergelijking vooral op twee punten toe.

Eerst vergelijkt hij, door treffende typeering van beide, de beide opvoeders en daarna vergelijkt hij de uiteenloopende doelstelling, welke ziji beide.met hun kastijding beoogen.

En het resultaat zijner vergelijiking legt hij vast door in vraagvorm een conclusie daaruit te trekken.

Wat beide opvoeders aangaat: hij teekent hen met sterk-typeerende benamingen.

De aardsche opvoeders teekent hij als de vaders onzes vleesches, die wij tot kastijders gehad hebben; den hemelschen typeert hij als den Vader der geesten.

Zóó blinkt onmiddellijk de uitnemendheid van Gods Vaderschap boven dat der menschen uit.

Deze zijn slechts vaders des vleesches. Hun vaderschap blijft gebonden binnen de grenzen van vleesch en bloed; het raakt, zuiver physisch ge^ zien, enkel den aardschen, tijdelijken kant van ons bestaan.

Maar God is de Vader der geesten. Vader, niet alleen van de geschapen geesten, die Zijn troon omstuwen, maar ook de God deir geesten van alle vleesch.

Natuurlijk moeten we dit contrast niet absoluut nemen.

Zooals wij ouders wel degelijk een zieletaak aan onze kinderen te vervullen hebben, zoo is God ook de Formeerder des 1 i c h a a m s.

'Maar het gaat hier om het gehalte der opivoeding uit te beelden en dan is dit het typeerende onderscheid, dat de vaders des vleesches aan het vleesch gebonden zijn, maar dat God arbeidt aan uw geest naar het doel, dat Hij zich met en voor dien geest heeft gedacht en gewild.

Juist die geestelijke zijde der opvoeding is voor ons als menschen zoo moeilijk te benaderen.

Wij kennen den geest van onze kinderen niet. Wat wij ervan meenen te weten is vaak niet méér dan de buitenkant. We kennen evenmin het doel, dat de HEERE met hen vóór heeft.

Maar God weet het alles.

Hij kent onzen geest volkomen in wezen en bestemming.

Hij schrijft het geheim van den witten keursteen met den nieuwen naam.

Maar dan verwondert het ons niet, dat ook beider doelstelling bij het kastijden uiteenloopt. De vaders des vleesches hebben ons wel een korten tijd, naardat het hun goed dacht, gekastijid. Zij vormden ons voor dit tijdelijke leven, dat als een damp vervliegt en hun arbeid eindigde, toen wij groot geworden waren. Ziji straften ons naar het hun goed dacht. Niet steeds kwamen zij boven menschelijke kortzidatigheid uit. Zij maakten door een teveel of een te weinig soms ernstige fouten; soms beheerschten ze zichzelve in hun kastijding niet...

Maar alzoo* niet de Vader der geesten. Hij kastijdt ons tot ons nut, opdat wij Zijner heiligheid zouden deelachtig worden.

Dat is Zijn doel: de Zijnen te heiligen, gelijk Hij heilig is.

'En dat is het n ü t, dat Zijn kastijding altijd geeft, dat zij, hetzij dan zonde-voorkomend, hetzij dian zonde-tuchtigend, ons deze innerlijke heiliging uit den Christus doet toekomen.

Hij weet, wat het worden moet met onzen geest.

Hij weet, waarin we moeten opgebouwd en

waarin wij moeten afgebroken.

Hij kent alle potenties, welke in ons schuilen, wijl Hij Zelf ze in ons legde.

En dienovereenkomstig k a s t ij d t Hiji, feilloos, getrouw.

Zoo boetseert Hij uit het ruwe leem Zijn beeld. Zoo formeert Hij het stugge marmier naar Zijn idee en wil en doet Hij ons Zijn beeltenis dragen.

Zouden dan wij, die de vaders des vleesches ontzagen, niet veel meer den Vader der geesten onderworpen zijn en leven?

't Komt op onderwerping, overgave, volgen aan! Wat Hij dan ook, ons kastijdend, over ons brengt: wanneer wij door het geloof ons verdeemoedigen onder Zijn krachtige hand, dan zullen we léven.

Leven in 't zaligende besef van ons kindschap.

Leven in groeiende heiligmaking.

Leven in Zijn gemeenschap, welke Hij ons in de levensdiepten smaken doet.

Leven in de hope, dat wij eens verzadigd zullen worden met Zijn Goddelijk beeld.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 november 1939

De Reformatie | 8 Pagina's

UIT DE SCHRIFT

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 november 1939

De Reformatie | 8 Pagina's