GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

HET BOEK VAN DE WEEK

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HET BOEK VAN DE WEEK

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Gescbiedenls der Godsopenbaring.

I.

Het Oude Testament, door Dr F. L. Bakker. Het Nieuwe Testament, door Dr J. H. Bavinck. — Uitgave J. H. Kok N.V., Kampen.

Kort geleden verscheen een werkje over „Geloofsvragen", dat van de uitgeefster de volgende, blijkbaar als aanbeveling bedoelde, aankondiging meekreeg (over den inhoud spreek ik niet): „Dit boek is geschreven voor menschen, die zooveel mogelijk zonder vooroordeelen willen vragen wat „geloof" eigenlijk is." Hierin openbaart zich het streven, zoover mogelijk tegemoet te komen aan het z.g. zelfstandige denken van den mensch, dat is zoodanig denken, dat zijn mtgangspiunt en standpunt niet zoekt in Gods openbaring, maar in den autonomen, door niets en niemand gebonden mensch, om dan vanuit dat autonome denken op te klimmen tot het geloof. Uiteraard is dat pogen tot mislukking gedoemd. De autonome mensch is de mensch, die is afgevallen van God, en die zijn afval consequent handhaaft. Van daaruit tot het geloof en tot God opklimmen, is mtgesloten. In den grond is het verschrikkelijk, als een „Christelijk" uitgeefster op zulk een manier een van haau uitgaven aankondigt.

Daartegenover is het een groote vreugde, wanneer er een werk verschijnt, dat niet slechts van geloofsvooroordeelen uitgaat, maar dit ook vrijmoedig, zonder verdoezeling, b e 1 ij d t. Dat is het geval met bovengenoemde „Geschiedenis der Godsopenbaring" van Dr Bakker en Dr Bavinck. Reeds de naam, dien de auteurs aan hmi werk hebben gegeven, is een geloofsbelijdenis.

Immers, die naam zegt het nadrukkelijk: de Heilige Schrift vertelt ons geen geschiedenissen, maar slechts één gescliiedenis, n.l. van de al rijker zich ontplooiende openbaring Gods. De Schrift is niet een complex, dat achtereenvolgens de geschiedenis der aartsvaders en van Israël, het leven van Jezus en de missionaire werkzaamheid der apostelen ons voor oogen stelt, zij is een éénheid; zij legt het ééne, groote drama der heilsopenbaring voor ons open. Prof. Obbink beschouwt de oud-testamenüsche geschiedenissen als een „verzameling van losse, op zichzelf staande verhalen, die in eikaars verlengde zijn gelegd, toen men ze bijcenvoegde." (Inleiding tot den Bijbel, 2e druk, pag. 190). Neen, zeggen de auteurs van dit werk, zoo- is het niet — en ze voeren er geen enkel bewijs voor aan, 'tis hun geloofsvooroordeel, rustend in het geloovig aanvaarden van de eenheid der Schrift — iedere gebeurtenis neemt een noodzakelijke plaats in in het machtige proces, het komen Gods in Christus.

De geschiedenis van Israël, het leven van Jezus, wie kan ze — andere bezwaren hiertegen nu terzijde gelaten — beschrijven met behulp van het bijbelsch materiaal? Dat is daartoe toch veel te fragmentarisch? Maar, wat de geschiedenis der Godsopenbaring aangaat, is er niet één lacune. Die feiten zijn door de bijbelschrijvers uitgekozen, en aldus zijn ze verteld — met vermelding van bepaalde gegevens en weglating van tal van andere — dat het ééne groote drama, waarin God door Christus de van Hem afgevallen wereld terugleidt tot Zichzelf, op volkomen genoegzame wijze aan de Kerk van alle eeuwen wordt geopenbaard.

Wie dan ook het ontbreken van tal van gegevens als een gemis gevoelt, kan er zeker van zijn, dat hij niet Schriftgeloovig bezig is. Hij laat zijn Schriftonderzoek niet beheerschen door zijn geloofsoordeel, dat er in Gods openbaring geen la-

cunes zijn. Hij zoekt in den Bijbel iets anders dan waartoe God dien gegeven heeft, b.v. één of andere historisclie of psydiologisclie bijzonderheid; en dat slaat hem in den weg bij het geloovig verstaan van de openbaring.

't Werk, dat ons bezig houdt, heeft als ondertitel: „Handboek voor de kennis van de bijbelsche geschiedenis". Maar dat wil niet zeggen, dat men de bijbelsche geschiedenis kent, als men alle zakelijke, historische, archaeologische en psychologische gegevens met behulp van grondige exegese nauwkeurig heeft nagespeurd en te dien aanzien tot een klaar inzicht is gekomen. Neen, zoo zeggen de schrijvers blijlcens den hoofdtitel van hun werk, dan is men pas gereed, als men bij een zekere gebeurtenis Gods openbaring in Christus heeft aangewezen, gelijk die openbaring is voortgeschreden tot op dat bepaalde moment, en als men de plaats heeft laten zien van dat ééne moment der geschiedenis in het ééne, groote, nooit in fragmenten uiteenvallende, een volkomen eenheid vormende drama der heilsopenbaring.

Dus is de bijbelsche geschiedenis — ook dit ligt opgesloten in den naam van dit oeuvre — evenmin een verzameling van ziels geschiedenissen, waaraan, krachtens de analogie met onze zielsbelevenissen, allerlei toepasselijke opmerldngen kunnen worden verbonden; neen, de heilige geschiedenis heeft slechts één thema: Gods openbaring in Christus.

De naam: „Geschiedenis der Godsopenbaring" zegt dit nog weer praegnanter dan b.v. de naam: „Verbondsgeschiedenis".

Immers de Verbondsgeschiedenis wil geven de beschrijving van het verkeer, het verbondsverkeer tusschen den HEERE en Zijn volk. Zij verhaalt niet alleen, hoe God Zijnerzijds Zich aan Zijn volk openbaart, maar ook, hoe dat volk van zijn kant geloovig in de verbondsgemeenschap intreedt, of wel die gemeenschap in ongeloof verwerpt. En al kan nu dit laatste in de geschiedenis der Godsopenbaring niet ontbreken — zal Gods voortschrijdende openbaring goed worden verstaan, dan kan de reactie van 's menschen kant op die openbaring niet buiten beschouwing, worden gelaten — dat de schrijvers als thema hebben gekozen: „Geschiedenis der Godsopenbaring", houdt in, dat liierop de volle nadruk zal vallen, en dat de reacties van de zijde van het volk der openbaring, hetzij positief of negatief, slechts zullen worden bezien geïncorporeerd in en gesubordineerd aan het ééne groote werk der Zelfopenbaring Gods. In ieder geval ligt de opvatting der bijbelsche geschiedenis als een verzameling van zielsgeschiedenissen hier geheel buiten het gezichtsveld.

't Is waarlijk geen overbodige weelde, deze consequenties van ons Schriftgeloof, gelijk ze vervat zijn in den naam: „Geschiedenis der Godsopenbaring" nog eens naar voren te brengen. Tlieoretisch worden ze onder ons, Gereformeerden, algemeen aanvaard. Toch geeft het te denken, dat in den laatsten tijd meermalen bezwaar is gemaakt tegen uitspraken, als: „'tGaat niet om Saul en zijn geschiedenis", uitspraken, die worden gedaan door hen, die, gegi-epen door de gedachte van de eenheid der openbaring, met de consequenties daarvan ernst pogen te maken. Zij bedoelen met zidke uitspraken waarlijk niet om de bijzonderheden uit Sauls geschiedenis te verwaarloozen; integendeel. Maar zij vreezen, dat men, tevreden met het kennen en z.g. toepassen dier bijzonderheden, het groote thema zal voorbijzien; en zij willen niets liever, dan van Sauls historie met aÜe bijzonderheden de plaats aan te wijzen in het groote drama der heilsopenbaring. Daarom kan m.i. tegen deze zegswijze: „'tgaat niet om ..." geen enkel bezwaar worden ingebracht. Terecht herinnerde Ds A. Dondorp in „De Zondagsschool" van Febr. '39 in dit verband aan wat Dr Kuyper eens in „De Heraut" schreef: „Een voorval uit het leven der patriarchen, een stuk uit Davids worstelingen, een greep uit wat de profeten Gods doorleefden, moet niet een op zichzelf staand tafereel leveren, waaraan men zekere practische opmer^ kingen toevoegt, dan toch is er ook uit de gewone en uit de vaderlandsche geschiedenis allerlei stof te nemen van personen, omtrent wie we veel meer bijzonderheden weten, en aan wier bedrijf en woord zich dezelfde zedelijke opmerldngen even goed laten vastknoopen."

„Neen, al deze feiten en gebeurtenissen moeten in de heilige geschiedenis genomen, als de el en van een groot geheel, als brokstuliken uit het groote werk der openbaring Gods."

En Ds Dondorp verduidelijkte genoemde aangevochten uitspraak, door erop te wijzen, dat het wel over de bijbelsche personen en allerlei dingen uit hun leven gaat, maar niet om hen. „Maar het gaat om den Heere Jezus Christus".

Als dan toch tegen deze uitdrukking meermalen bezwaren worden ingebracht, dan is het te vreezen, dal ook theoretisch nog wel iets ontbreekt aan het inzicht in de eenheid der Schriftopenbaring en de consequenties, die dit inzicht meebrengt.

Maar hoe dit ook zij, practisch staan we in dit opzicht zeker nog heel ver van de gehoorzaamheid des geloofs. Het program, dat Dr Kuyper óKs in uitspraken als de boven geciteerde heeft nagelaten, is nog lang niet afgewerkt, ja, er wordt dagelijks tegen gezondigd. De voorbeelden liggen hier helaas voor het gi-ijpen. Daarom moge ik volstaan met de vermelding van één ^eval.

In een Kerkbode „ergens in Nederland" stond eens een Schriftoverdenking onder het opsclirift: „Gedenken" over Esther 2:1: „Na deze geschiedenissen ... gedacht hij aan Vasthi en wat zij gedaan had en wat over haar besloten was." De strekldng van de meditatie was deze: na de in roes bedreven zonde ontwaakt het geweten en verwekt onrust; zoo is het ook vaak met ons; laten we dan die aanklagende stem niet verdringen, maar inzien, dat God Zich met ons bemoeit en tot Christus gaan. — De volgende week was aan de beurt Esther 2:2 en 4b, de i-aad van de hovelingen, om een plaatsvervangster voor Vasthi te zoeken. Moraal: laten we toch nooit als Koning Ahasveros, om een ontwaakte consdëntie te sus-sen, zonde op zonde stapelen, maar in plaats van dit satanisch recept, 't geneesmiddel des Heeren aanwenden om van een verontrust geweten af te komen. — Nog een week later schijnt Ahasveros al op een iets beteren weg. Als hij, door zijn geplaagde consciëntie den slaap niet kan vatten (Esther 6:1 wordt nu besproken), dan laat hij zich de kronieken voorlezen. Duurzaam is de hierdoor gewekte verstrooiing niet; de goddeloozen hebben immers geen vrede. En toch... toch is men liiermee niet ver van het juiste middel af. Het boek opnemen, om zoo tot vrede te komen, dat is wel het beste, wat men doen kan. Alleen maar: welk boek? Natuurlijk den Bijbel. „Hoe wonderbaar is Uw getuigenis".

Men ziet het: stichtelijke opmerkingen genoeg! Maar dat men die evengoed kan maken bij een willekeurig verhaal uit de krant, en dat deze stichtelijke opmerkingen niets, maar dan ook niets te maken hebben met wat God ons in dat bepaalde Schriftgedeelte, in verband met de geheele Godsopenbaring, van Zijn heilswerk doet weten, dat zal ik wel niet meer uiteen behoeven te zetten. Indien het boven betoogde over het heilig drama van Gods komen in Christus juist is, dan zijn deze meditaties, ook al bevatten ze geen onschriftuxu-lijke dingen, een verdringen van Gods openbaring en van het Evangelie van Jezus Christus.

Nu zeg ik dit niet, om daarmee een smet te werpen op dien meditatie-schrijver. Ieder predikant, onderwijzer, enz. zal, indien hij zijn preek-, vertel- en anderen arbeid toetst aan de iDoven uiteengezette geloofsvooroordeelen inzake de eenheid van Gods openbaring en de daaruit voortvloeiende consequenties, met schaamte moeten bekennen, dat hij meermalen niet uit het geloof heeft geleefd, dat hij heel vaak Gods openbaring in den weg is gaan staan, door de aandacht op te eischen voor wat er met allerlei menschen geschied is, zonder te laten zien, wat God ons laat zien over Z ij n werk, over Z ij n komen tot de wereld in Christus. Daai-over spreekt God in de geschiedenis des heils. Wie dan van iets andei's spreekt, is ongehoorzaam. En heeft bekeering noodig.

Ik wil in dit verband herinneren aan een door Ds K. Scliilder in „De Reformatie" van 18 Sept. '31 gemaakte vergelijking: „Als de onderwijzer op school vertelt uit de vaderlandsche geschiedenis, (over) Willem van Oranje, de Dordtsche synode ... verdient dan die leerling geen slecht cijfer, die bij het overhooren van die les niets anders weet te vertellen, dan losse bijzonderheden, illustratieve, decoratieve buitenkants-dingetjes, en die verder niets weet te vei'halen van het eigenlijke geschied pro ces, waarover het onderwijs geloopen heeft? Een leerling, die alleen maar onthoudt, dat Willem van Oranje zoo best zwijgen kon (volgens populaire legendes), dat de Dordtsche synode besloten is met een goed diner..., maar die voorts niets verstaat van de ontwikkeling der regeeringsvormen, van de theologische en kerldhistorische strijdvragen in Nederland, enz., zulk een leerling brengt er niets van terecht "

„Maar nu, lijken we soms niet wat op dien onbevoegden leerling? Neen, ik oordeel niemand; ik sloot me zelf verleden week in; ... lijken we niet op die onbevoegde jongetjes, die de gangen der geschiedenis niet begrijpen, entoch...doceeren? En heeft de gemeente niet (er is wissel werking!) zulke knoeivertellers liever dan serieuze „vertellers", verkondigers, niet van geschiedenis sen, doch van de ééne, heilige geschiedenis? " Tot zoover het hier en daar iets verkorte citaat.

Nogmaals, 'tis geen overbodige weelde — om dat te demonstreeren, haalde ik die meditaties aan — nog eens te herinneren aan de consequenties van ons Gereformeerd Schriftgeloof en er bij mezelf en anderen op aan te dringen om toch ernst te maken met ons geloofsvooroordeel in zake de eenheid der openbaring. Doen we dat niet, dan ondermijnen we het Schriftgeloof.

Daarom stemt het tot vreugde, dat Dr Bakker en Dr Bavinck in den titel van hun werk weer eens herinneren aan wat als eisch voortvloeit uit de Gereformeerde Schriftbeschouwing: het ééne, groote proces der Godsopenbaring te laten zien. In een tweetal volgende artikelen hoop ik de vi-aag te bespreken, of en in hoeverre de auteurs aan het door henzelf gestelde progi-am trouw zijn gebleven.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 april 1940

De Reformatie | 8 Pagina's

HET BOEK VAN DE WEEK

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 april 1940

De Reformatie | 8 Pagina's