GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

POPULAIR-WETEN-SCHAPPELIJKE SCHETSEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

POPULAIR-WETEN-SCHAPPELIJKE SCHETSEN

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wat deed Christus in zijn toeven tusschen graf en hemel?

IV.

Vragen wij naar het doel van Christus' verblijf op aarde in de veertig dagen vóór Zijn hemelvaart, dan moet dit gezocht worden in Zijn verschijningen èn in Zijn werkzaamheid buiten die verschijningen.

Zoowel wanneer Hij met de Zijnen samenspreekt als wanneer Hij door niemand gezien wordt, steeds is Christus als Middelaar ambtelijk bezig, want Zijn ambtswerk is ononderbroken.

Over Christus' verschijningen is ons het meest geopenbaard en over Zijn werkzaamheid buiten die verschijning: en slechts weinig. Daarom zijn wij geneigd, om het doel van Christus' verblijf op aarde uitsluitend In die verschijningen te zoeken^ en wanneer wij dan meenen, dat Hij daarnaast niets imeer te doen had op aarde, dan zou men tot de gedachte kunnen komen van een aanwezigheid in den hemel. Wij zagen echter, dat de Schrift zelf ons verbiedt dient kant uit te gaan, en als wij ons bezinnen over het feit, dat Christus al dien tijd op aarde heeft vertoefd, dan gaat ons hoe langer hoe meer licht over dat verblijf op.

Immers, door Zijn verschijningen alleen reeds wordt Zijn blijven genoegzaam gemotiveerd. Waarbij wij moeten bedenken, dat zeer waarschijnlijk niet alle verschijningen ons bekend zijn gemaakt. Ook hier heeft de Geest der inspiratie een keus gedaan. Opmerlvclijk is, dat de evangelisten in hun weergave van elkander verschillen: Lucas noemt niet de verschijningen in Galllea; Mattheüs en Johannes besluiten ermee. Paulus in zijn opsomming in 1 Cor. 15 maakt slechts van zes verschijningen gewag, waarbij hij dan nog als laatste noemt die, welke hem zelf te beurt is gevallen; en bij die zes noemt hij er dan nog twee, die niet door de evangelisten vermeld zijn, n.l. die aan Jacobus en die aan de vijflionderd broederen op eenmaal. Hieruit mogen wij afleiden, dat het niet onmogelijk is, dat Jezus nog wel vaker verschenen Is bulten hetgeen ons in de Schrift vermeld is. (Johannes maakt zijn opmerking over 'de vele Ülngen, die Jezus In de tegenwoordigheid Zijner discipelen gedaan heeft en die niet beschreven zijn, direct in aansluiting op het verhaal van de verschijning aan Thomas!) Doel van de verschijningen is samen te vatten als: de regeling van de verhouding tusschen Christus en Zijn kerk, zooals die voortaan, na Zijn hemelvaart zijn zal. De kerk moet verzekerd zijn van Christus' opstanding; daarom verschijnt Jezus aan Zijn apostelen, omdat deze daarvan getuigen moeten. Hierin ligt ook de beteekenis van de eerste verschijning aan Petrus, opdat het geloof der gemeente gebouwd zou zijn op deze petra: Hij is van Simon, Cephas gezien! Daarom heeft Christus „zichzelven levend vertoond, met vele gewisse kenteekenen, veertig dagen lang, zijnde van hen gezien."

Maar om hen te overtuigen van Zijn opstanding zou één verschijning voldoende geweest zijn. Daarom verschijnt Christus niet alleen om zich te laten zien, maar ook om te spreken: „Sprekende van de dingen, die het Koninkrijk Gods aangaan." (Hand. 1: 3). En in dit gesprokene regelt Hij ambtelijk de verhouding tot Zijn gemeente. Hij bindt als Profeet de Zijnen aan de Schriften. (Luc. 24: 27, 44, 45), geeft als Koning zijn mandaten (Matth. 28:19, Mare. 16:15), neemt misverstanden weg, waartoe Zijn zichtbaar verblijf op aarde aanleiding zou kunneia geven („omdat gij Mij gezien hebt Thomas, !Zoo hebt gij geloofd", Joh. 20:29) en wijst de normale geloofs-verhouding aan tusschen Zich en de Zijnen („zalig die niet gezien en nochtans geloofd zullen hebben"), en proclameert als Koning Zijn macht in hemel en op aarde en toont Zijn heerschappij over de natuur in de wonderbare vischvangst (Joh. 21:15—17) en als opperste Priester stelt Hij herders aan en voorzegt Hij de gemeenschap der Zijnen, ook aan Zijn lijden (Joh. 21 VS 15-19, Rom.. 8:17).

Daarom behooren deze verschijningen nog geheel en al tot Zijn aardsche Middelaarswerkzaamheden; ze loopen in zeker opzicht parallel aan de afscheldsredenen vóór het lijden. Dat hebben de discipelen ook zoö' gevoeld: ze vragen nog vlak voor de hemelvaart: zult Gij in dezen tijd het Koninkrijk aan Israël weder oprichten? Zij beschouwen Hem als nog geheel te behooren tot deze aardsche bedeeling en zijn straks verbaasd, als het „punt des tij ds" daar is, dat aan het continue van Zijn aarde-verblijf een einde maakt.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 31 mei 1940

De Reformatie | 4 Pagina's

POPULAIR-WETEN-SCHAPPELIJKE SCHETSEN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 31 mei 1940

De Reformatie | 4 Pagina's