GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

UIT DE HISTORIE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

UIT DE HISTORIE

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

1945 in vergelijking met 1813.

IV (Slot)

GEVOLGEN EN PERSPECTIEVEN.

Tot welke gevolgen leidde 1813, welke perspectieven opent 1945?

1813 zette, na de bevrijding, hoopvol in; de verwachting was hoog gespannen. Zooals een bombardement een stad teistert, maar tevens de voor het verkeer hinderlijk nauwe straten van de binnenstad doet verdwijnen en krotwoningen opruimt, zoo had de revolutie een eind gemaakt aan groote gebreken van de oude Staatsinrichting.

Nederland was geweest „een Unie zonder eenheid, een Statenverbond zonder verband"; er had zich gevestigd „een plaatselijke familieregeering, die het Stamhuis van Oranje steeds had gedwarsboomd, en zelfs aan de kern der burgerij alle deelgenootschap in het openbare bestuur had misgund". Deze en andere , , misbruiken en defecten" waren door de revolutie weggevaagd; onder het Fransche régime was gekomen:

vernieuwing van het Nederlandsche Staatswezen door eenheid van wetgeving en bestuur, en opheffing van de provinciale souvereiniteit;

voorts hervorming van vele versleten en gebrekkige instellingen en gebruiken, waardoor verkregen werd: invoering van het register voor den burgerlijken stand, verplichte aaimeming van een vasten familienaam, verbeterde rekenplichtigheid, invoering van begrootingen bij alle gemeentebesturen en instellingen van liefdadigheid, verplichting tot openbare aanbesteding bij alle leveringen voor Rijk of Gemeente, vervanging van de onderscheiden plaatselijke belastingen door opcenten op de Rijksbelastingen, de statistiek van - fabrieks- en armwezen, kadastreering van het land volgens "de Fransche methode, het verbod van begraven in de kerken of binnen de bebouwde kom der Gemeenten, en zooveel meer.

En bovendien, als Staatshoofd een Oranje op den troon, schrander, stoutmoedig, energiek, met uitgebreide kennis toegerust, de koopmankoning, zooals de Engelschen hem noemden, die de teugels van het bewind in handen nam in een tijd, .toen de verloopen handel en de desolate toestand van nagenoeg alle takken van bedrijf het vinden van nieuwe wegen en het aanboren van nieuwe bronnen van welvaart noodzakelijk maakte, de rechte man op de rechte plaats — was er niet alle reden om te juichen? Om een nieuwe, stralende toekomst in te wachten?

Hoe bitter heeft de uitkomst de verwachting teleurgesteld! En kon het anders?

1813 luidde niet een nieuw tijdperk in, niet het tijdperk van herboren Nederland. Van de draden, die uit den Franschen tijd over 1813 naar de toekomst leidden, werden maar enkele verbroken. De geest van de Fransche revolutie heeft de bevrijding van Nederland overleefd, bleef levend en zeer actief heel de negentiende eeuw, deed zich met kracht gelden in de twintigste, geeft zelfs duidelijk blijk ook nu, in 1945 na de bevrijding, allerminst bezweken te zijn.

Koning Willem I, toegewijd aanhanger van de liberale begrippen, heeft Napoleons regeersysteem als erfenis aanvaard. Van hem geldt, wat aan een ander Vorst is voorgesteld: hij ging „se coucher dans Ie lit de Napoléon".

Het volk geconcentreerd in den Staat, de Staat geconcentreerd in den persoon des Konings. Staatsalvermogen het levensbeginsel, het algemeen belang 't leidend motief, „Vader" Willem zou voor allen en alles zorgen, hij beheerschte werking en gang van de Staatsmachine. Postulaten en requisieten van deze eenheids-staat zijn:

centralisatie! de Maatschappij komt onder curateele van den Staat: elke schijn van maatschappelijke organisatie wordt tegen gegaan, de regel wordt: nullum imperium in Imperio (geen rijkje binnen het Rijk), waardoor aan het beginsel van Souvereiniteit in eigen kring alle bestaansrecht wordt ontzegd, wat er nog aan zelfstandige volkskracht mocht zijn overgeble­ ven wordt door den gecentraliseerden eenheidsstaat vernietigd; in 1840 kan geschreven worden: „wij hebben een Raad van State, Staten- Generaal, Provinciale Staten, Plaatselijke Besturen en wat niet al; en desniettemin is de gansche Staat een persoonlijke Alleenheersching geworden". In strijd met het uitdrukkelijk gebod van de Grondwet, kan de Fransche centralisatie zich hier meer dan dertig jaren lang handhaven, en als men in 1848 bij de Regeering een toeleg meent te bespeuren om met het oude stelsel te breken, nemen de leden van de Volksvertegenwoordiging nagenoeg algemeen de administratieve centralisatie in bescherming en verdedigen deze met een overtuiging, welke ook de warmste voorstanders van het Fransche stelsel zou hebben bevredigd (Buys);

a-historische wettenfabncatie; terwijl de inventaris van de wetten-fabriek uit den tijd der Fransche overheersching nagenoeg geheel werd overgenomen, ging men voort, het Staatsmechanisme met tal van wetten naar liberaal inzicht en liberale begrippen te „verrijken". Met verkregen rechten, met wat historisch gegroeid was, hield met geen rekening; „in het verscheuren van het weefsel der verkregen rechten, door het volksleven gesponnen, vond men geen bezwaar". De vroegere beradenheid en voorzichtigheid werden vervangen door het bruuske experiment; de bekwame financier Gogel schrijft, dat ten aanzien van de handelswetgeving vroeger de kleinste veranderingen werden onderzocht, beproefd, gewikt en gewogen; sedert den val van Napoleon is diens anticommercieele geest in de Nederlandsche wetgevmg gevaren: in vroeger dagen werd meer gehuiverd om één enkel artikel, met V2 procent te bezwaren, dan na den Franschen tijd om er honderd door zware rechten uit te sluiten of geheel van de lijst der inkomende goederen te schrappen/;

bureaucratie; de naar Fransche methode geschoolde ambtenaren vormen een macht in den Staat, een „civiele armee, talrijk, zitten er vast m, weten den loop der zaken!' en zijn halsstarrig. Sinds regeeren met administreeren vrijwel synoniem geworden is, zijn ze overtuigd van hun onmisbaarheid: het volk schijnt er te zijn om den ambtenaar, in plaats van de ambtenaar om het volk en het kenmerkt 't systeem „dat de bevolking over de ondragelijkheid der administratieve kwelhngen vruchteloos zich beklaagt".

Dit revolutionaire regeer-systeem van den Staat-Albemoei die nergens grenzen ziet, allen van zijn inzicht afhankelijk maakt, alles aan zich trekt, ook wat hem totaal vreemd is en vreemd moet blijven, en die alles gaat-bereglementeeren, regelen en „ordenen", heeft onberekenbaar veel kwaad gesticht. Dit revolutionaire systeem heeft

van onze natie een volk van onmondisen gemaakt, - ^ ^

de nationale veerkracht verlamd,

aan het particulier initiatief het leven onmogelijk gemaakt,

in naam van verlichting en verdraagzaamheid het regeerbeleid gevoerd naar de beginselen van het ongeloof,

alle noodkreet van het hart gesmoord,

tegenover klacht en dringend protest van het geweten meedoogenlooze suppressie toegepast,

en zich vergrepen aan de Koningsrechten van Christus in Kerk en School.

De funeste gevolgen van het liberale regeerbeleid treden in het licht o.a. bij de kerkelijke organisatie van 1816, bij de vervolging der Afgescheidenen, bij de invoering der Schoolwet van 1857.

De Kerk wordt in 1816 niet Staatskerk, maar een onderdeel van het persoonlijk bewind van Wiirem I: een Koninklijk Algemeen Reglement voor de Kerk, dat alleen door den Koning mag gewijzigd worden. Alle eerste benoemingen geschieden door den Koning, de Synode, het „hoogste kerkelijk Bestuur", heeft oniddellijk verband, niet • met Classes en Kerkeraden, maar met het Ministerieel Departement, waaraan de Synode de concept-reglementen moet voordragen om de koninklijke sanctie te kunnen bekomen; eindelijk: geen besluit van e-enig belang zonder 's Konings goedkeuring. De'ze opgedrongen organisatie, door ooraanstaande Hervormden genoemd „ongereformeercl", „een geheel |, onprotestantsche hiërarchie, geesteloos, ongeloovig, krachteloos", een , , kerkvorm, in een synodale autocratie gecentraliseerd", „niet uit den Heiligen Geest, maar uit den geest der verdwaling en des afvals", is, ook na de wijziging van 1852, voor de Ned. Herv. Kerk noodlottig gebleken.

In de Afscheiding keert de Kerk terug tot de gehoorzaamheid aan het Woord des Heeren; om dit wanbedrijf naar behooren te straffen, roept het liberale (liberaal beteekent: vrijheidlievend en vrijheidgevend) Kerkbestuur de liberale regeering te hulp; deze treedt tegen dé Afgescheidenen op met uiteendrijving der bijeenkomsten, boete, gevangenis, inkwartiering en vervolging, ook waar de rechtbanken vrijgesproken hadden. Wanneer de Afgescheidenen over deze behandeling klagen, wordt hun van regeeringswege duidelijk gemaakt, dat zij tot plicht hebben, het kerkbestuur te gehoorzamen; dus wordt reformatie beschouwd als opstand tegen het kerkbestuur, dat is dus in dit geval opstand tegen den koning.

En de school? Om bij het lager onderwijs te blijven: terwijl de school onder de wet van 1806 nog altijd gedragen had een zwak Protestantsch karakter, bezorgen de liberale machthebbers ons volk in 1857 de wet met de „officieele fictie": „opleiding tot alle christelijke en maatschappelijke deugden" en de dwaze, onmogelijke eisch: „de onderwijzer onthoudt zich van iets te leeren, te doen of toe te laten, wat strijdig is met den eerbied, verschuldigd aan de godsdienstige begrippen van andersdenkenden", dat is de onverdraagzame secteschool der modernen, tot stand gekomen onder betuigingen als volgt: „Ik verlang, dat als mijn zoon de lagere school zal verlaten, hij dat niet doe met een hart vervuld van den haat van den sectaris; ik begeer dat hij die school zal verlaten, vervuld met evangelische verdraagzaamheid" (Wintgens); „Op de bijzondere scholen mag men dreigen met vloek en vernietiging, op onze staatsscholen zal de Christelijke liefde den boventoon hebben" (ter Bruggen Hugenholtz). Resultaat: de eenheidsschool van den eenheidsstaat, zonder Bijbel, zonder Christendom, met alleen-de-4> hilosophische deugden, die den Schriftuurlijken klank behouden hebben, maar losgemaakt zijn van den Christelijken inhoud.

Dat is 1813. De Fransche revolutie-periode voorbij, maar de geest der Fransche revolutie voortgezet.

En 1945? Aan dit jaartal gaat vooraf de Duitsche revolutie-periode. Breede omschrijving overbodig. Nu de eenheidsstaat in veel strenger zin dan de Franschen ooit hebben verwerkelijkt of beraamd. De corporatieve staat, die alle levensgebieden gelijk schakelt, dat is: allen en alles brengt onder zijn dwinglandij. Onder nieuwe benamingen een „nieuv/e orde" die alleen maar aan de oude, revolutionaire gedachten en instellingen hooger exponent geeft; 't is opnieuw: centraliseering, wetten-fabricatie, bureaucratie.

De Duitsche revolutie-periode is voorbij. De geest der Duitsche revolutie is springlevend. Zelfs op het terrein der Kerk, die zich met de autocratische revolutie-gedachte infecteeren laat. In den bezettingstijd centraliseering van de Kerk in enkele tientallen afgevaardigden, die zich met de kerken vereenzelvigen, het recht en de vrijheid van de plaatselijke kerken otaal negeeren, met gedeeltelijke wisseling van personen (juist de minst invloedrijke) de allures aannemen van permanente alleenheersching, alle welgegrond protest aan zich voorij laten gaan, voor alle smeeking en uiting van verontwaardiging doof blijven, alle conscientiekreet smoren, en eenvoudig uit den weg ruimen wat hun in den weg treedt. Terwijl zij hun revolutionair optreden bemantelen door (gewone revolutie-taktiek) voor rebelsch, opstandig, muitziek en revolutionair uit te maken at naar reformatorischen eisch aan hun zelfaanmatiging en wanbestuur paal en perk wil tellen.

Het aspect van het sociaal, maatschappelijk n staatkundig leven heeft ons na de bevrijing allerminst doen zien een afzweren van e revolutionaire theorieën en praktijken. Weer s het eenheid, centraliseering, a-historische aatregelen en verordeningen, wat de klok slaat.

We wijzen op de Eénheidsvakbeweging, op

de nieuwe eenheidsorganisaties der jongeren (plaatselijk vaak onder communistische leiding) der A, N. J. V.; op de Nederlandsche Volksbeweging, waarin plaats is voor ieder, aangezien zij in staat is radicaal tegenstrijdige beginselen te vereenigen: Christendom en humanisme, oftewel vuur en water, geloof en ongeloof, waarheid en leugen, Christus en Belial.

Ook de regeering begint al te centraliseeren, getuige de nieuwe Radio-omroep, door de regeering aan de rechthebbende maatschappelijke instanties ontnomen, en zonder meer overgeleverd aan inzicht en machtsbevoegdheid van een commissie. Deze maatregel heeft groote ongerustheid gewekt, ook ten aanzien van de voorgenomen algeheele hervorming van het onderwijs over de geheele linie. Verlaten wordt de historische lijn door de instelling van nood-parlement en nood-gemeenteraden, terwijl nationale adviescommissie en regeeringsvoorlichtingsdienst overnemen wat eertijds door parlement en pers pleegde te geschieden.

Met de grondwet wordt niet meer gerekend — men wil nieuwe vormen, wat in de meeste gevallen beteekent revolutionaire verordeningen-fabricatie met fatale verwaarloozing van het historisch groeiproces.

De bureaucratie? Wij denken aan 't krantenbericht van een dezer dagen, dat tot groote vreugde van de boeren reeds in de eerste maand na de bevrijding in Rotterdam uit het buitenland arriveerden 1125 landbouwwerktuigen — na drie maanden, nu geoogst wordt en er schreeuwende behoefte aan de geïmporteerde werktuigen is, staan ze nog op de kade en wachten, tot. ... de papieren in orde zijn. -

De gevolgen van 1813 waren diep, diep teleurstellend. ,

De perspectieven van 1945 zijn, gezien in 't licht van 't geen tot hiertoe tot stand kwam, weinig bemoedigend.

Nog heerschen in staatsbeleid en in tal van maatschappelijke en sociale groepen, ja, tot in de Kerk, de wanbegrippen der revolutie.

En , , al het bedrijf der Revolutie, komt èn in het menschenhart èn in de maatschappij èn in staat en kerk, altoos hierop neer, niet dat een mensch vrij wordt, maar dat de absolute macht, anders door God in de conscienties geoefend, nu uitgeoefend wordt door een gewelddadig mensch. Met de vrijmaking van den geest, die het Protestantisme juist in vrijwillige onderwerping aan God zoekt, heeft de Revolutie niets te maken — ze verplaatst slechts het machtspunt van God naar een heerschzuchtig mensch en pleegt voorts absoluut despotisme".

Geestelijke vrijmaking? Ze is er, rnet doorwerking in kerk en maatschappij en staat, alleen door bekeeiing, door onvooiwaardelijke onderwerping aan het Woord des Heeren.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 september 1945

De Reformatie | 12 Pagina's

UIT DE HISTORIE

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 september 1945

De Reformatie | 12 Pagina's