GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

KERKELIJK LEVEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KERKELIJK LEVEN

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

POLEMIEK — Dr Hommes.

Men zendt mij toe een ex. van dr Hommes' kerkblad. Hij haalt daarin een reeks vragen aan, die een overigens zeer welmeenend Chr. Geref. vraagsteller voorlas van een papier na mijn te Middelburg gehouden rede. De vraagsteller meende tusschen wat ik vroeger tegen de Chr. Geref. schreef en wat ik thans tegen de synode zeg, een scherpe tegenstelling te zien.

Ik heb dit al tientallen malen weerlegd, maar dr Hommes neemt daarvan geen notitie. Zie trouwens het artikel van ds Holwerda, en wat ik verder nog schrijven ga over deze niet ter zake zijnde objectie.

Maar wat even een aanteekening verdient is dit: dr Hommes die niet in de zaal aanwezig was, noteert wel alle vragen van den Chr. Geref. spreker, doch niet mijn breede 'beantwoording.

En dan toch maar concludeeren? Precies zoo doet iedereen die verbeten vecht voor een verloren zaak. Bij deze menschen helpt geen argument meer. Het is een kwestie van wil tegen wil. Den wil om de V.U. niet af te vallen.. Die.wil voert de kerken naar denhal-

grond.

K.S.

Een Synode, die zichzelf een klap in het gezicht geeft.

Met groote verwondering moet men in het persverslag van de Synode wel lezen: „Tenslotte stelde zij voor een korte brochure op groote schaal te verspreiden, waarin de Synode haar 16 conclusies en de beteekenis der dogmatische besluiten nog eens uiteenzet".

We krijgen dus nu het vierde semi-officieele Synodale geschrift. Eerst de toelichting, daarna het praeadvies, vervolgens een op verzoek van de Synode geschreven brochure van Prof. Ridderbos en nu weer dit. We krijgen straks natuurlijk met dit geschrift dezelfde ellende als met de drie vorige. De Synode komt niet meer bijeen over deze zaak; dus kan zij voor dit geschrift niet de volle verantwoordelijkheid dragen. De tot dusver in den lande mondeling gegeven interpretatie van de Synodebesluiten heeft wel bewezen, dat het eenvoudig ondenkbaar is, dat een brochure, die iets zegt zou kunnen worden geschreven waar allen achter staan. De één interpreteert heel anders dan de ander, ja, soms vlak tegen den ander in. Op een kerkeraad spraken in deze aangelegenheid twee Synode-leden elkander vierkant tegen.

Straks komt het weer: men zal zeggen: de Synode-besluiten moeten gezien worden in het licht van dit geschrift. Maar dan moet dit geschrift in volkomen overeenstemming zijn met de drie vorige. Anders immers had de Synode een van die geschriften of alle drie eerlijk moeten herroepen of duidelijk moeten aanwijzen die stellingen waarvoor ze geen verantwoordelijkheid kan en wil dragen. Dat heeft de Synode niet gedaan. Wij zijn nu niet meer tevreden met de verklaring, dat die geschriften niet bindend zijn, we willen nu eindelijk wel eens weten, waarom en waarin ze niet bindend zijn. Immers, als straks dit vierde geschrift tegen de Synode wordt gebruikt, dan zal door verschillende leiders onmiddellijk worden opgemerkt, ja maar u bent alleen aan de besluiten gebonden. U kunt dit geschrift gerust vernietigen.

De mist en de onwaarachtigheid wordt steeds grooter. Maar het ergste in dit alles is, en vandaar het opschrift van dit artikel, erkent de Synode met dit besluit dat tot dusver zoo onduidelijk gesproken is, dat nu een vierde geschrift nog nöodig is. Zegt het dan niets over de kerktaal en kerkstijl van de Synode, dat nu na maanden nog een geschrift noodig is om misverstanden uit den weg te ruimen? Hier is de erkenning: wij zijn schuldig aan die misverstanden, want wij hebben niet duidelijk gesproken en geven u daarom dit geschrift. Kerktaal — het gaat niet over wetenschap —• moet toch voor de eenvoudigen duidelijk zijn, maar deze Synode mist, waar zij niet leeft in waarachtige kerkgebondenheid, de mogelijkheid om kerktaal te spreken.'

Arme schapen van Christus, die zoo moeten leeren een vergadering te verstaan, moeizaam en zwaar, die in Zijn naam spreekt. We mogen toch niet veronderstellen, dat de Synode, de noodzaak van dit geschrift ziet in de schapen, die zoo gedeformeerd zouden zijn, dat ze driemaal gesproken kerktaal niet meer kunnen verstaan en dat op hen niet meer toepasbaar zou zijn het Woord: Gij hebt de Zalving van den Heilige en Gij weet alle dingen.

Bovendien het zal gaan over Dogmatische besluiten. Waarom worden de kerkrechterlijke bezwaren genegeerd. Dacht de Synode, dat haar woord daar duidelijk was geweest? Dat daar geen verwarring wordt gesticht? Meent de Synode op deze manier bezwaren te kunnen bagatelliseeren en onder de tafel werken waarbij het gaat om Christus' koningschap in Zijn kerk? Men mag toch niet veronderstellen, 'dat de Synode het niet aandurft deze dingen in haar eigen verdedigingsgeschriften te betrekken. Waarom ook hier geen klare wijn geschonken? We constateeren, dat deze Synode niet in één opzicht een poging heeft gedaan om aangedaan onrecht goed te maken. Haar besluiten moeten toch zoo verklaard, dat daarin ligt een handhaving van schorsing en afzetting. Het niet toelaten tot het ambt van nu Ds H. J. Schilder blijft ook en het vierde geschrift mag daarom niet strijden met de gronden, al dan niet opgenomen in persverslagen van dit besluit. We houden de oogen open. Het gaat om kerktaal, die evenwel helaas geen kerktaal meer is.

Neen, wij houden de Synode aan haar gesproken woord en aan haar daden. De binding is nief opgeheven. Dat is tenminste klaar en duidelijk uitgesproken. We laten het eene kerkpapier het andere niet vernietigen, zoolang de schrijvers zelf niet tot vernietiging overgaan. Op de kerkeraadstafels blijft de toelichting liggen en het praeadvies als geschriften hun van de Synode toegezonden. Ze liggen er nog. Het vierde geschrift ligt er straks alleen maar naast!

Met een geste heeft de Synode voorts alles naar de volgende Synode verwezen en die komt vervroegd bij elkaar. Prachtig, maar men moet achter de Synode-besluiten staan om er te kunnen komen en men is druk bezig alle kerkelijke vergaderingen te „saneeren" (Ds Feenstra en Ds de Vries mogen in de classis Den Haag geen dogmatiek meer examineeren en ze zijn wettig predikant en let maar op de afvaardiging naar de Particuliere Synodes).

Bovendien de praeadvlseurs zullen er zijn om de Synodale zaak, voor een groot deel hun zaak, te verdedigen en men heeft er zorg voor gedragen, dat men daarin geen last zal hebben van den door de Synode benoemden hoogleeraar aan de Theologische School. Hij zal wel harmonisch meezingen in het groote eenstemmige koor, eenstemmig dan in handhaving van binding en uitwerping van hen. die men kwijt wil, van Kuyperiaansche praeadvlseurs.

Arme Revisionisten in het Synodocratisch verband! Gaan nu hun oogen nog niet open? Hoe lang nog?

Den Boeft

Vraag en antwoord.

Eén van onze lezers legde me volgende vraag voor: Ondergeteekende behoort nog tot de Gereformeerde Kerken in Synodaal 'Verband. Doch ik ben ernstig bezwaard, aangezien de kerkrechtelijke houding van onze Synode naar mijn bescheiden meening volkomen onjuist is. Ik kan mij dus ook niet schikken onder de door deze Synode genomen besluiten, en ik heb dit reeds op verscheidenle wijzen doen weten aan den Kerkeraad van Amsterdam. En dus zou ik bij een onbevredigend antwoord van dien raad staan voor de daad van de vrijmaking.

Doch nu rijst voor mij de moeilijkheid. Ik ..voel de doopkwestie geheel anders aan dan de bezwaarden. En nu ben ik bang, dat de bezwaarden in de vrijgemaakte Kerken uitsluitend hun doopsbeschouwing naar voren zouden brengen, terwijl het naar mijn overtuiging in de Kerken mogelijk moet zijn beide beschouwingen van den doop naast elkaar te doen voortleven, aangezien de fusie van beide gedachten alleen, de waarheid het dichtst benadert.

Nu zou ik U twee dingen willen vragen. In de eerste plaats: Bestaan er garanties, dat de vrijgemaakte Kerken niet zullen vervallen in de fout naar de andere zijde eenzijdig te worden, eni op hun beurt hun doopsbeschouwing tot de eenlg juiste te proclameeren ? En ten tweede: Indien op eerstgenoemde vraag een negatief antwoord zou moeten volgen, hoe stelt U zich dan de houding voor van hen, die, zooals ik, wel kerkrechtelijk, doch niet dogmatisch bezwaard zijn?

Tot zoover de vraag. Mijn antwoord luidde als volgt:

a) Garanties geven kan ik niet. De Vrijgemaakte Geref. Kerken zijn evenzeer vatbaar voor werkelijke of vermeende zonde als andere.

b) Mijn persoonlijk inzicht is: wij zijn niets anders dan de wettige voortzetting der Gereformeerde Kerken, (onveranderde belijdenis, gehandhaafde kerkenordening, trouw aan beide). Daarom moeten wij bij de toelating tot onze gemeenschap ieder ontvangen die in waarheid op de basis der drie formulieren van eenigheid staat. Wij verlangen bovendien geen kerk van geleerde menschen, of van logisch denkende menschen, maar van levende belijders.

c) Na 1905 is herhaaldelijk openlijk er tegen gestreden (Lindeboom, M. Noordtzlj, Diermanse, Bouwman, Greijdanus). Dit alles vóór 1942. Die bestrijding had-recht en zin, want 1905 was pacificatieformule, geen belijdenis. Het is eenvoudig ridicuul, daaraan te binden, men denke maar eens aan de aanvechtbare confessionologische uitspraak Inzake art. 20 der Confessie (confessionologisch is wat anders dan confessioneel), en aan de even aanvechtbare exegetische uitspraak Inzake Rom. 4 : 25. Men redeneert vandaag van „synodale" zijde: er stond Inzake de formule van het „houden voor wedergeboren" dat dit zoo moest zijn „volgeus de belijdenis"; ergo, wie het anders zegt weerspreekt de belijdenis. Welja. Men moest dan ook zeggen: er stond een bewering, die men ponerde krachtens Rom. 4 : 25, ergo wie het anders zegt weerspreekt Rom. 4 : 25, weerspreekt derhalve de Schrift, is dus een ketter. Waar moet het heen met dergelijke bindingsmanie? Een uitspraak VAN de-confessie is wat anders dan een uitspraak OVER de confessie; zoo is ook een uitspraak VAN de Schrift verschillend van een uitspraak AANGAANDE de Schrift.

d) Recht om 1905 te bestrijden behoudt dus leder in de vrijgemaakte kerken.

e) Evenwel: er liggen gravamina op tafel. De „synode" heeft zich daarvan afgemaakt op „gronden", die onjuist zijn en na een „voorbereiding", die bedroevend is. Nu kunnen de 'Vrijgemaakte kerken één van beide doen:

1. ze kunnen zeggen: die gravamina gingen uit van het feit, dat men , , ginds" verklaarde: wie zwijgt, wordt geacht zich te vinden in en te binden aan de formules van 1942. Bij ons bestaat zoo'n feit niet; ergo: we laten 1905 rustig zijn natuurlijken dood sterven, en het recht van tegenspreken, dat er al was, blijft bestaan.

2. ze kunnen zeggen: die gravamina vorderen nog sleeds een rijp antwoord; dan zal 1905 wel worden afgewezen als in strijd met de BELIJDENIS eiï de Schrift.

f) Maar zoodanige afwijzing beteekent allerminst, dat men tegenover de eene formule nu een andere als contra-formule gaat vaststellen. Daar zou ik zelf tegen, zijn, en ik vermoed, dat de kerken er evenmin voor voelen. We hebben aan de belijdenis genoeg.

g) Wie kerkrechtelijk bezwaard is in den zin waarin U het woord zult bedoelen, moet zich vrijmaken van de zonde der „synodes" en zich voegen bij hen, die God hebbeu gediend naar zijn Woord en naar de trouw, ' en deswege vervolgd zijn. Landelijk.- En bij U ook reeds plaatselijk.

K. S.

Geachte Redactie.

Zoo juist lees ik in de Reformatie van 17 Aug. een weergave van Ds Meester van Brouwershaven over het gebeurde ter classis Zierikzee van 12 Juli.

Die weergave lijkt mij niet juist.

Op de classisvergadering was ter tafel het volgende voorstel van Ds Oostenbrink: , , De cl. Zierikzee in vergadering bijeen op 12 Juli 1945 spreekt met groot leedwezen uit, dat zij onmogelijk Ds Venema kan toelaten als lid en afgevaardigde van Nieuwerkerk tot haar vergadering.

Zij wekt met sterken aandrang de kerkeraden van Nieuwerkerk en Oosterland op alle pogingen in het werk te stellen dat Ds Venema zich bekeere van de dwaling zijns weg".

Dit voorstel is met algemeene stemmen aangenomen. Althans niemand heeft het tegen of zelfs maar blanco uitgesproken. Ik zelf was er natuurlijk tegen, maat mijn stem is niet gevraagd.

Daarna was ik van de vergadering uitgesloten.

Ik heb toen nog gevraagd, omdat ik door de relsverbinding toch niet Colijnsplaat (daar werd de vergadering gehouden) kon verlaten, als stilzwijgend en verder niets te bekend makend persoon aanwezig mocht blijven in de zaal. Ook dit verzoek is geweigerd. Er is niet overgestemd. Enkele personen elschten dat ik de zaal zou verlaten. En die eisch is zonder protest van iemand ook aar ingewilligd.

Zoo is de juiste toedracht der zaken.

H. Venema,

V. d. m. te IJsselmuiden.

ROTTERDAM, 16-7-1945.

ooggeachte Prof. Dr K. Schilder.

Zooals U ongetwijfeld bekend zal zijn, hebben 35 predikanten, oud-leerlingen van de Theol. Hoogeschool te Kampen, gezamelijk een verklaring gepubliceerd, dat zij zich „juist heel goed kunnen vinden in de leerbeslissingen onzer laatste Gen. Synodes".

Op een belangrijk punt in deze verklaring wil ik Uw aandacht vestigen. Wellicht is het de moeite waard om aan dit punt. in , , De Reformatie" aandacht te schenken.

Ik bedoel de verklaring, dat de „gehandhaafde uiting van 1905, dat volgens de belijdenis, krachtens de belofte, het zaad des Verbonds te houden is voor wedergeboren, zakelijk en ten deele letterlijk te vinden is bij de synode van 1837".

Uit de brochure van Dr Polman: „de verklaring van 1905 gehandhaafd" en die van Dr de Bondt en Ds Weggemans over „Verbond en Doop" (III pag. 42) kan ieder weten, dat de Synode van de Chr. Afgesch. Kerk van 1837 de volgende uitspraak deed:

„Daarom rekent de Synode met het doopformulier de kinderen der geloovigen te moeten houden voor lidmaten der gemeente Christi, voor erfgenamen van het Rijk Gods en van Zijn Verbond. Dewijl echter het Woord Gods duidelijk leert, dat niet allen Israël zijn, die uit Israël zijn, en de kinderen der belofte voor het zaad worden gerekend, zoo houdt de Synode geenszins allen en een iegelijk, hoofd voor hoofd, zoo min kinderen als volwassen belijders, voor ware begenadigden en wedergeborenen. Dewijl de synode evenwel niet naar den verborgen Raad Gods, maar naar Zijn geopenbaard Woord wenscht te oordeelen en te handelen, zoo kan en mag zij geen scheiding maken in de regeering der kerk tusschen leden en leden".

Ik heb enkele woorden onderstreept in deze uitspraak van 1837. Als U echter deze uitspraak legt naast die van 1942, dan blijkt daar wel een „nagenoeg letterlijke" overeenkomst; alleen maar: 1837 zegt: dewijl niet allen Israël zijn, die uit Israël zijn, daarom geenszins houden voor wedergeboren. En 1905 zegt: aangezien echter niet allen Israël zijn, die uit Israël zijn, DAAROM (zie conclusie 2 en de aanhef van concl. 3) houden voor wedergeboren ...."

„Ten deele letterlijk" — inderdaad, alleen maar: in 1837 zette men er het woordje „GEENSZINS" bij en daarmede wordt de zaak precies in haar tegendeel verkeerd.

Als ik zeg: ik ga morgen naar Amsterdam, dan is dat nagenoeg letterlijk hetzelfde als wanneer ik zeg: ik ga morgen niet naar Amsterdam. In feite is het laatste echter iets heel anders dan het eerste.

Met de uitspraak van 1837 kan m.i. elk gereformeerd mensch van harte accoord gaan. Immers met het doopformulier houden wij de kinderen voor erfgenaam van het Rijk Gods, want ze ZIJN erfgenamen van Gods Rijk. Als we dit niet zeker wisten, hielden we ze er niet voor, behandelden we ze niet als zoodanig. Hier heeft het woordje •, , houden voor" niet de bedoeling iets onzekers uit te drukken, zooals het dat wel heeft in de „formule" van 1942 — immers: „houden voor, totdat ". (zie ook het prae-advies hierover).

Zoo meen ik dat de 35 predikanten met het noemen van de uitspraken van 1837 wel heel gevaarlijk werk doen. Want die uitspraken zijn juist een groote tegenspraak van de leerbeslissing van de laatste Synoden op dit punt. Hoe is het mogelijk dat iemand meent beide uitspraken tegelijkertijd te kunnen handhaven? Of was 1837 niet bindend?

U kunt, als U wilt dit schrijven ook als een ingezonden

sluk beschouwen.

Met broedergroeten, D. v. d. Dool.

Naschriit van de redactie. Bedoelde predikanten hebben wel meer rare dingen gedaan. Ze zeiden: men behoeft vanwege het verleden niet de professoren Greijdauus en Schilder doch de synode te volgen. Dat beteekent dus: men moet met haar uitwerpen, wie het anders ziet dan 1905. Maar waarom noemen ze bedoelde hoogleeraren dan niet rondweg ketters? Omdat ze niet durven. Dan maar liever draaien. Bepaald oneerlijk worden ze, als ze hun briefje inleiden met een suggestie, dat het schriftuurlijk zelfonderzoek niet veilig zou zijn bij deze professoren. Op dezen onchristelijken laster komen we nog terug: hij herinnert aan dr G. M. den Hartogh.

K. S.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 september 1945

De Reformatie | 12 Pagina's

KERKELIJK LEVEN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 september 1945

De Reformatie | 12 Pagina's