GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

KERKNIEUWS

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KERKNIEUWS

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Naar aanleiding van het preeken van Ds H. Veltman van Den Bosch voor de vrijgemaakte kerk van Bruchterveld, heeft de kerkeraad van Den Bosch van dezen leeraar geëischt zich voortaan hiervan te onthouden. Ds Veltman heeft hierop de volgende verklaring in den Raad zijner Kerk afgelegd;

AAN DEN RAAD DER GEREFORMEERDE KERK, 's-HERTOGENBOSCH.

Weleerw. en Eerw. Heeren en Broeders!

Ik acht mij verplicht nogmaals in Uw midden duidelijk uit te spreken mijn gevoelen t.a.v. de kerkelijke kwesties^ die ons reeds zoo langen tijd hebben bezig gehouden.

In de vergadering van den kerkeraad van 3 Jan. 1944 heb ik met betrekking tot de confessioneel-bindend gemaakte formule uit de Korte Verklaring van Utrecht 1905: „dat het zaad des verbonds krachtens de belofte Gods te houden is voor wedergeboren en in Christus geheiligd, tot dat bij het opwassen uit hun wandel of leer het tegendeel blijkt" — reeds mijn opvatting meegedeeld.

Ik heb toen verklaard te zullen blijven leeren, dat God Zijn verbond heeft opgericht 'toet de geloovigen en hun zaad en dat in de H. S. geen gronden gevonden kunnen worden voor de stelling, dat alle gedoopte kinderen wedergeboren zijn of hiervoor zijn te houden.

Opnieuw is zulks geschied in de kerkeraadsvergadering van 14 Juni 1945. Ik verklaarde toen geen instemming niet deze formule als confessioneel-bindende leeruitspraak te kunnen betuigen. En tevens deelde ik toen mee, dat ik de schorsingen en afzettingen van ambts-, dragers, die verklaard hadden de binding aan deze leeruitspraak onmogelijk te kunnen aanvaarden, hoewel zetenvoUe instemden met de Drie Formulieren van eenigheid, niet voor vast en bondig kon houden.

Daarna heeft onze kerkeraad zich nog' eens gewend tot de Part. Syn. met het verzoek te willen overwegen; of op de basis van het getuigenis van de classis *Hardenberg en van het besluit van den kerkeraad van Utrecht met betrekking tot de „Verklaring van gevoelen" van in dien kerkeraad bezwaarde broeders, in haar ressort alle moeilijkheden met bezwaarde leden en kerken voorkomen konden worden en het contact met de „Vrijgemaakte" kerken en leden hersteld kon worden.

Ik heb mij voor dit voorste! laten vinden, omdat ik hoopte, dat inderdaad hier een begin van een basis voor samenspreken was; hoewel ik meteen overtuigd was, dat punt 1 van de Verklaring der Utrechtsche bezwaarden reeds haar eigen zwakheid vertoonde; terwijl bij eventueele overneming van de uitspraak van Utrecht's kerkeraad door de Generale Synode; dat nl. deze Verklaring niets bevatte, wat in strijd was met de Schrift, de belijdenisschriften en de Kerkenordening — men tóch nog zou zitten met de schorsingen en afzettingen en deze daarmee niet ongedaan waren gemaakt.

Ik heb zulks ook op den kerkeraad verklaard, maar hoopte, dat de Gen. Syn. zou kunnen en willen komen tot een royaal herroepen van al de uitgesproken vonnissen.

Op de Part. Syn. heb ik ook naededeeling gedaan van mijn standpunt in de kerkelijke kwesties en ontheffing gevraagd van m'n lidmaatschap der Gen. Syn. Ik heb dit breedvoerig gemotiveerd. Desondanks heeft de Part. Syn. mij als haar afgevaardigde gehandhaafd, toen ik uitgesproken had, dat ik mij bij de beslissingen der Gen. Syn. zou neerleggen tot de behandeling van het Utrechtsche kerkeraadsbesluit.

In groote spanning, heb ik de vergadering der Gen. Syn. tegemoet gezien en haar laatste zittingen meegemaakt: zouden de harten nog weer in liefde, buigend voor waarheid en recht, tot elkander geneigd worden? Te voren had ik ook de Gen. Syn. van mijn standpunt schriftelijk op de hoogte gesteld.

Het was voor mij een zeer groote teleurstelling, toen ik de conclusies van de' rapporteerende commissie onder de oogen kreeg.

In deze conclusies wordt de Verklaring van de Utrechtsche bezwaarden feitelijk krachteloos gemaakt, vooral door hetgeen in sub 1 - b en 2 gezegd wordt.

Ook hier weer, evenals in Toelichting en Prae-advies, wordt onderscheid gemaakt tusschen tweeërlei belofte, die bij den doop zou verzegeld worden: een algemeene of conditioneele belofte voor alle gedoopten en een onvoorwaardelijke heilsbelofte of heilsverzekering voor de geloovigen.

En consequent moet men dan weer komen tot tweeërlei doop; een vollen en een niet-vollen. Conclusie 1 - b handhaaft de redeneering, zooals die in Toelichting en Prae-advies reeds gevonden wordt: Ie, De verbondsbelofte komt naar haar vollen inhoud alleen aan de uitverkorenen of wedergeborenen toe.

2e. De sacramenten verzegelen aanwezig geloot of geschonken, inwendige genade, welke stelling juist in de procedure met Cand. Schilder ook sterk naar voren is gekomen, toen Deputaten van de Synode hem machtigden vast te leggen, dat dit de bedoeling der Synode met haar leeruitspraak inzake het „houden voor enz." was geweest.

3e. Van de kinderen weten we niet, of ze reeds in het bezit zijn van die inwendige genade; derhalve moeten wij het er maar voor hojiden, dus veronderstellen, dat zij wedergeboren zijn en het ware geloof reeds bezitten.

4e. Aan alle kinderen der geloovigen komt het recht op den doop in z'n vollen, diepen zin niet toe; waar onze veronderstelling niet uitkomt en dus die inwendige genade niet aanwezig is, ontbreekt het wezen van den doop, is de doop geen doop in vollen zin. Ook na de behandeling van de Verklaring der

Ook na de behandeling van de Verklaring der Utrechtsche bezwaarden (met de stellingen 2 t/m 6 hiervan ben ik het geheel eens) is de confessioneele binding aan de leer-uitspraak van 1905/'42 gebleven. Indien deze confessioneele binding nooit geëischt was, zouden veel moeilijkheden in onze kerken voorkomen zijn.

Deze binding toch is, vergeleken bij den toestand, dien we vóór 1942 hadden, geheel nieuw. Over de , , Verklaring" van 1905 kon men, zoolang ze slechts verklaring was, op onderdeelen critiek hebben en kon verschil van meeuing geduld worden, hetgeen den kerkelijken vrede niet in gevaar behoefde te brengen.

Nu de bewuste uitspraak echter bindende belijdenisuitspraak is geworden, is de toestand in ons kerkelijk leven wel geheel veranderd; wat zij zegt moet nu beleden en geleerd worden als inhoud der Waarheid Gods zonder welke het onmogelijk is ambtsdrager te zijn, ja zelfs; zalig te worden (want als Göd dit zegt, móeten we het gelooven en belijden)!

'Ik kan niet de bovenstaande stellingen, als op Gods Woord gegrond aanvaarden. Het is me al evenzeer onmogelijk te beloven niets te zullen leeren, wat daarmee niet ten volle in overeenstemming is.

Uit het Woord Gods is nog steeds niet aangetoond: hier is het bevel of de belofte des HEEREN, waarin Hij ons uitdrukkelijk voorhoudt; ge moet al de gedoopte en te doopen kinderen houden voor wedergeboren. Zulk een bevel zou de God der waarheid, zonder met Zichzelf in strijd te komen, ook niet kunnen geven.

Het is me, als gevolg van het vorenstaande, ook onmogelijk de schorsin-gen en afzettingen van hen, die bovenstaande stellingen niet voor hun rekening konden nemen, als gegrond te erkennen.

Deze broeders zijn geschorst en afgezet als , , scheurmakers"; reeds dit acht ik geheel en al onjuist; men heeft van een ieer-kwestie een orde-kwestie gemaakt. Ernstiger acht ik het evenwel, dat door deze kwalificatie is uitgesproken, dat zij zeer ernstige zondaren zijn. En als ze dit zijn, móet hieruit voortvloeien, dat zij niet slechts in Christus' Naam, ja door Hemzelf van den kansel geweerd worden, maar ook dat zij door Hem van den Disch des Verbonds - uitgesloten worden en bij volharding in hun zonde buiten Zijn kerk en koninkrijk gestooten.

Ik ben vast overtuigd, dat dit de wil van den Koning der kerk niet kan zijn. En wat Hij in den hemel niet voor vast en bondig verklaart, mogen wij op aarde niet voor vast en bondig houden.

Het is me voorts onmogelijk goed te keuren, dat deze broeders geschorst en afgezet zijn op grond van een interpretatie van art. 31 der K.O., die niet de'juiste is.

Als b.v. de meerderheid van Kampen's kerkeraad uitspreekt: dat hij br K. Schilder niet alleen niet mag excommuniceeren, maar ook zijn afzetting niet voor vast en bondig kan erkennen; en dat hij de binding aan de leeruitspraken van 1942, inzake het houden voor wedergeboren van het zaad des verbonds om des gewetens wil evenmin aan anderen kan opleggen als voor zich aanvaarden —• dan is m.i. een dergelijke uitspraak en het handelen daarnaar ten volle gewettigd op grond van art. 31 der K. O.; temeer omdat deze kerkeraad na zijn uitspraak het voornemen had dit langs den kerkelijken weg opnieuw aan de orde te stellen.

En indien men al van oordeel was, dat hier reden was voor ingrijpen „van hoogerhand" (hetgeen ik ontken), dan had niet afzetting mogen plaatsvinden, maar een verbreken, zij het tijdelijk, van het verband met deze kerk.

Ik onderschrijf nog steeds hetgeen Ds Jansen gezegd heeft in zijn: , , De bevoegdheid der meerdere vergadering"; , , Maar als nu een mindere vergadering toch volhoudt, zelfs tegen het besluit der generale synode in, welke bevoegdheid blijft er dan over voor de meerdere vergadering? Kan een classe, of particuliere en generale synode dan , , doen wat .des kerkeraads is" en een onwilligen kerkeraad afzetten? Neen, zulk een ingrijpende en dwingende macht" heeft een meerdere vergadering niet. Haar blijft, naar analogie van de tuchtmaatregelen over de gewone leden en over de ambtsdragers, niet anders over dan het kerkverband met zulk een kerk, eerst tijde lijk en gedeeltelijk, en, zoo dat niet baat, tenslotte volstrekt en voorgoed te verbreken".

Door deze en andere maatregelen blijkt hoe langer hoe meer, dat tusschen Koning Christus en de door Hem geroepen en aangestelde ambtsdragers zich een macht inschuift, die de souvereine hoogheid van Christus Zelt verdonkert.

Het is mij onmogelijk Gods zegen af te bidden over alles, wat er geschied is en geschiedt. Ik ben overtuigd, dat om deze zonden Gods zegen niet kan rusten op het kerkelijk leven — en van terugkeer is, ook blijkens de laatste zittingen der Synode geen sprake.

Omdat ik de schorsingen en afzettingen niet als rechtvaardig en gegrond kan erkennen, heb ik ook .aan het verzoek van mijn eerste gemeente, Bruchterveld, op Zondag 19 Aug. j.l. voldaan om in haar midden het Woord Gods te bedienen. Ik blijf de ambtsdragers in de Vrijgemaakte Geref, kerk aldaar erkennen als van Christuswege geroepen tot verzorging van Zijn gemeente.

Er is een diepe scheur getrokken in ons kerkelijk leven. Niemand kan en zal dit meer betreuren dan ik. Ik heb gebeden en geworsteld en naar de mate van mijn krachten gedaan, wat ik kon, om dit alles te voorkomen. Het heeft niet zoo mogen zijn. Van revisie-pogingen en voortgaande protesten is, 'zoolang geen hartgrondige bekeering op onze meeste kerkelijke vergaderingen doorbreekt, naar mijn overtuiging niets te verwachten. Alleen in den weg van liefde, waarheid eri recht kan de eenheid van het gebroken verband worden hersteld; als de confessioneele binding aan de leeruitspraak herroepen wordt en de schorsingen en afzettingen ongedaan worden gemaakt, zal de eenheid weerkeeren. Daarvoor kan en zal mijn gebed blijven opstijgeni tot den troon van Gods genade.

Ik heb gemeend nog eenmaal duidelijk mijn standpunt te moeten zeggen en verzoek thans den kerkeraad te willen uitspreken:

of hij mijn standpunt in deze deelt; en zoo niet; of er voor mij dan nog plaats is in het Geref. kerkelijk leven en als predikant van de Geref. kerk van den Bosch.

Met br. groeten Uw Ds H. VELTMAN.

CONFERENTIE VAN JEUGDLEIDERS (Vrijgemaakt naar art. 31 D.K.O.) van West-Nederland 1945. WAARDE VRIENDEN EN VRIENDINNEN.

Als resultaat van de conferentie van jeugdleiders van onze Geref. Kerken, vrijgemaakt naar art. 31 D.K.O. (21 en 22 Aug. 1.1. te Zwijndrecht gehouden), hebben we et genoegen U te doen toekomen de zeer uitvoerig besproken en BIJNA UNANIEM aanvaarde . CONCLU­ SIES.

Een min of meer uitgebreid- verslag van deze conferentie, waarop als referenten tegenwoordig waren de heeren prof. Dr K. Schilder, ds J. C. Janse, J. van Noort en C. Schout, hopen we spoedig deze in druk ter beschikking te stellen van ge'interesseerden.

We meenen echter goed te doen, wanneer we deze conclusies nu reeds ter algemeene kennis brengen, wijl deze als RICHTLIJNEN kunnen worden beschouwd voor den 'gang van ons Jeugdwerk. Dat we deze conclusies aandienen als RICHTLIJNEN berust niet alleen op het feit, dat genoemde conferentie deze ALGEMEEN aanvaardde, maar niet minder op het feit van de uitge-

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 september 1945

De Reformatie | 8 Pagina's

KERKNIEUWS

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 september 1945

De Reformatie | 8 Pagina's