GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

KERKELIJKLEVEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KERKELIJKLEVEN

30 minuten leestijd Arcering uitzetten

Indrukken van onze Generale Synode.

Onze Synode.

De wagen der kerken staat niet stil. Hetgeen leeft, werkt. Zaad sluimert niet, tenminste niet in de levende aarde. Daarom hadden de gereformeerde kerken van Nederland ook na haar door zoo groote ongehoorzaamheid met funeste gevolgen miskende acte van gehoorzaamheid in terugkeer naar Schrift, belijdenis en Kerkorde, zulks alles overeenkomstig artikel 31 der K, 0., dringende behoefte aan een bijeenkomst vanwege kerken door afgevaardigden naar een génerale synode.

Toch was er veel moeilijkheid te overwinnen. Het is namelijk zoo, als de voorzitter van den Raad der roepende kerk van Zwolle het in zijn openingswoord uitsprak; God volgt met de vrijm'aking der Gereformeerde Kerken zulk een verrassenden gang. Nauwelijks heeft en het eene perspectief zich zien openen, of de nieuwe feiten veranderen het gezichtsveld en willen mede in rekening gebracht worden. Het laa't zich verstaan, dat de bepaling van het tijdstip der saamroeping eener enerale synode hiermede ook zelf tot de „zwarigheden" gaat behooren. Eenerzijds dringen de zaken der „keren in 't gemeen" tot spoed. Anderzijds wil de liefde

zooveel mogelijk kerken doen mede-spreken en medehandelen. Het onderling verkeer der kerken in een classicaal of particulier synodaal ressort is uiteraard in den eersten tijd na de vrijmaking nog aangewezen op fluctueerende grenzen. En als men weet, dat ergens de Geest der waarachtigiieid blijkt door te breken, om in den muur van onwaarachtige Kerkpolitiek een bres te slaan, dan wil men graag aan degenen, wier hereeniging met ons op korten termijn tegemoet gezien kan worden, de mogelijkheid van mede op te trekken ter synode gunnen.

Derhalve: de zaken riepen om spoed. De wasdom der kerken maande tot wachten. Men heeft den goeden weg, naar ik meen gevonden door zich te bepalen tot een „voorloopige generale synode der Gereformeerde Kerken in Nederland", zooals het agendum het aangeeft. De niet-voorloopige k'an dan in afzienbaren tijd volgen. , , Voorloopig" is niet hetzelfde overigens als „buitengewoon".

Bidstond.

Historisch oogenblik, Maandagavond 8 October 1945. Uit de verte wenkt de groote, helder verlichte ruime kerk aan de Haaksbergerstraat te Enschede. Zij blijkt den binnenkomende geheel gevuld. Op den preekstoel Ds D. van Dijk, die de Schrift geopend heeft bij Jesaja 6, het visioen van Jesaja's roeping.

Over dal visioen spreken is een machtige taak. En beklemmend. Behoorlijke vervulling van die taak werkt reinigend en vertroostend. Welnu — de dienst des Woords hééft dien avond gereinigd en vertroost. Het vleesch is tot zwijgen gebracht, en de , , hemelsche stijl", die voor den aardschen wel niet exemplarische, doch dan ook des te meer imperatieve beteekenis heeft is ons voorgehouden in al zijn geweld. Voor mijzelf, die Ds D. V. Dijk in zijn studentenjaren als medestudent heb mogen kennen, die zijn dichterlijken geest heb mogen proeven in zijn eerste almanak-productie, en zijn passie niet zoozeer voor als wel vanwege de beeldspraak heb zien en hooren werken, was het een diepe vreugde, hem in dezen dienst des Woords te hooren. Hij beliep vanwege den gansch eigenaardigen inhoud van zijn tekst, die immers een hemel-visioen beschreef, en niet minder uit kracht van zijn dichterlijken aanleg (die een redenaar licht tot gracieuze verzoeking wordt) het gevaar, eerder als sproeier van ideogrammen, a la Otto-Frick dan als bedienaar van het Woord, naar Calvijn, op te treden; en te schitteren, meer als interessante figuur van de tempelzalen-hier-beneden, dan te laten schitteren den Koning in de tempel-zaal-hier-boven. Maar aan dit gevaar is de liturg van dezen avond doelbewust ontkomen.

Na dezen dienst des Woords had ik meer dan ooit medelijden met de , , synode" van hen, die dezen dienaar hebben — weggestuurd....

Opening.

Ds D. Vreugdenhil van Zwolle opende op Dinsdagmorgen de synode. In een bondige toespraak wees hij op het belang dezer synode, gezien met name de historie der Gereformeerde Kerken in Nederland uit den laatsteu tijd. Eén ding trof me met name: De spreker wees erop, dat het gevaar niet denkbeeldig was, dat er Kerkelijke leeruitspraken zouden komen, die niet aan de warme levende aarde ontsproten waren, doch uit het kille laboratorium der theologische 'wetenschap afkomstig waren. Waarmee natuurlijk niet gezegd was, dat de theologie altijd kille laboratoria opende, doch alleen, dat zij daartoe zou vervallen als ze zich isoleerde van de belijdende gemeenschap der Kerken.

Moderamen.

Een vlotte verkiezing wees als moderamen aan: ds D. V. Dijk, psaeses, ds H. Knoop, assessor, ds B. A. Bos, eersten en ds B. Holwerda, tweeden scriba.

Proiessorenbenoeming aanstonds?

De opleiding tot den dienst des Woords is. uiteraard een aaak van primair belang. Aanstonds na het „conflict" met de „synode" der synodocratisch • gebonden kerken hebben de professoren • Greijdanus en Schilder met den lector Dr R. J. Dam gezamenlijk hun arbeid voortgezet. Prof. Greijdanus, daartoe aangezocht, gaf gehoor aan den kenbaar gemaakten wensch om, hoewel emeritus, zich weer ten volle beschikbaar te stellen, nu door het gerezen geschil, gelet op de openlijke afbuiging van de Kerkenordening, bepaalde professoren waren gebleken den grondslag, waarop we stonden, verlaten te hebben, weshalve in de daardoor ontstane vacatures moest worden voorzien. Zijn collega zette eveneens den arbeid voort. En de lector, onze hoogbegaafde dr R. J. Dam, een man, dien we om zijn voorbeeldige trouw, naar menschelijk inzicht juist nu niet zouden kunnen missen, werd, nadat ook hij zich ten dienste van de vrijgemaakte kerken beschikbaar was blijven houden, en daarvan openlijk blijk gegeven had, door den Heere opgenomen in Zijn heerlijkheid, riadat een Duitsche kogel dezen trouwen onderdaan der Koningin en volhardenden arbeider in het belang der zaak van Gods Koninkrijk in Nederland van het leven beroofd had enkele dagen vóór de bevrijding van het gebied, waar men Jiem gevangen hield. Zoo stelde de behoefte der opleiding de noodzaak van spoedige voorziening in de vacatures.

Anderzijds kwam begrijpelijkerwijs de vraag op, of er reeds zoo kort na de daad der vrijmaking mogelijkheid was om aanstonds met een volledig aantal professoren voor den dag te komen.

De synode, die niet in de laatste plaats met het oog op de opleiding als voorloopige synode bijeengeroepen was, nam gelukkig zonder eenige aarzeling het juiste standpunt in. Ze zei: eerst vaststellen wat noodig is, en dan in het geloof de belofte aanvaarden, dat wie zijn weg wèl (d.w.z. naar den van God gestelden maatsKaf) aanstelt, Gods heil zal zien. Zij besloot dan ook, volledig in de vacatures te voorzien, en dit aanstonds.

jPromofierecfif.

Het promotierecht.... de lijdensbistorie van het verleden. —• Aanstonds na de Vrijmaking kwam uit de kerr ken , , met genoegzame eenparigheid" de wensch op, thans eindelijk recht te doen aan de Hoogeschool der kerken, wier leven normaal werd voortgezet door de drie aan haar grondslag trouw gebleven docenten.

Die' wensch bleek thans wil te worden. Met één simpefe korte bespreking kwam het besluit tot stand. Geen gedoe van commissies meer, met meerderheids- en minderheids-, , clausules". Geen gekijk, wie zich het eerst en het laatst als spreker meldde. Geen gezeur in de pauzes om een mannetje te bewerken. Geen frontvorming voor de schermen om de werkelijke achter de schermen te maskeeren. Geen gehaspel aan een formuletje, dat het , , principe"(!!l) nog net ampertjes redden kan en toch een belangrijke groep ontzien. Alleen maar een vaste overtuiging, dat er jaren lang met argumenten van comme ga geknoeid is, dat de argumentjes van de diverse jaren elkaar hopeloos weerspreken, dat het altijd niets anders dan modderen geweest is, en dat we nu eindelijk verlost zijn van die verpolitiekte symbiose, die allesbehalve fundamenteele gemeenschap kon worden, zoolang partijgangers der V.U. den zin „wij willen het niet" ongeformuleerd lieten, doch zich vermanden tot den volzin: de Heere wil het niet.

Het was een mooi moment. Mooi vanwege zijn eenvoud. Enkele korte opmerkingen, zoo goed als geen bespreking (terwijl overigens in deze Synode heel breed gedebatteerd werd op onderscheiden punten) en — na de aanneming — een door anderen gevraagd bewogen woord van prof. Greijdanus, die de kroon ziet plaatsen op zijn werk van jaren. In zijn toespraak geen zweem van triumf, — alleen maar een bewogen: wie is tot deze dingen bekwaain? '

Inderdaad — die vraag zette iedereen dadelijk op zijn plaats. Ze zette bij voorbaat de zekere rivaliteit maskeerende lachers vanden overkant op hun nummer. Wij weten het ook wel, dat de goddelooze scheuring, die de „Synode" heeft getrokken in de kerken na de lichtzinnige , , voorlichting" van een professoren-team, dat een dieptepunt van wetenschappelijken zin bereikt had, aanleiding is geworden, dat de Theologische Hoogeschool, thans haar promotierecht eindelijk erkend ziende, tegelijkertijd vier vacatures moest vervullen, en daarvoor mannen vond, voor wie zij ten volle kan instaan, maar die nog niet een bepaalde bul hebben geïncasseerd.

Maar wij laten ieder zijn genoegen. Het meesmuilen en het clubjesgegnuif zou er geweest zijn, ook al had Kampen uit een phalanx van gegradueerden kunnen kiezen. De lieden; die met karikatuurteekeningen zelfs den katheder van dr Hepp opvroolijkten, toen het denkbeeld van promotie door Kampen, en dan door gepromoveerden, opkwam, jaren geleden reeds, zouden toch hun jolijt hebben gehad. Wij voor ons weten, dat ook de V. U. een niet-gepromoveerden Biesterveld • geannexeerd heeft; dat Leiden Bolland - zonder bul heeft gekend; dat Delft onder Kuyper's ministeriaal regiem ging promoveeren met een flinke dosis van niet-gepromoveerde professoren, en dat er overigens voorbeelden genoeg zijn. Wie een theologisch gepromoveerde in Amsterdam in een paedologisch Instituut den directeursstaf ziet zwaaien over medici en psychotechnici weet ook genoeg. Hij blijft rustig. Want het ging nu om een principfeële beslissing, en wij danken God, dat we verlost zijn van een onzalige politiek, die de Kerk jaren lang heeft bedorven, en die naar mijn vaste overtuiging ligt achter heel de infame schorsings-affaire. Ik ben er zeker van, dat noch Greydanus noch Schilder geschorst zouden zijn, als ze aan de V.U. hadden gewerkt. Ze hadden dan ongehinderd veel meer kunnen doen, dan ze nu gedaan hebben.

Vragen sommigen zich misschien nóg af, of de Kerk mag „doen" aan wetenschap, en of de Kerk mag promoveeren, dan antwoorden wij: geen mensch bij ons denkt daaraan. Promoveeren doen pro/essoren-colleges. En het persoonlijk aandeel van den hoogleeraar-promotor gaat steeds meer den invloed der professoren-grefneenschap, en haar reëele aandeel in de promotie verdringen. Voorts maakt het voor de waarde der promotielrandelingen niets uit, of nu de roode gemeenteraad van Amsterdam daartoe de gelegenheid opent, dan wel de Staat der Nederlanden met zijn P.S.B. (Personalistisch Socialistische Beweging), die de N.S.B, kwam vervangen (twee van de drie letters behoudende), dan wel de Roomsch-Katholieke schat der Kerk, dan wel de vereeniging van doodgewone menschen, die de V.U. bekostigen en heelemaal niet bang zijn voor contributies van KerJceraden-in-qualiteit.

Laat de Kerk bedenken, dat zij van dissertaties en promoties groeten last hebben kan en grooten lust. Als dr A. Kuyper zijn wonderlijke ideeën over het verband van doop en wedergeboorte laat uitwerken door een leerling in het van fouten krioelende tendenz-geschrift van drs G. Kramer (dissertatie) is dat een ramp voor de Kerk, een ramp, die het Praeadvies van 1944 meesleept in zijn misverstanden. Als dr V. Hepp, zijn gemeen e-gratie-ideeen laat propageeren door een amerikaansche dissertatie benevens door dr Prins, wreekt zich zijn wetenschappelijk aangekleed misbegrip in de kerken. Het wreekt zich zóó hevig, dat een Synode in een bindende(!) uitspraak van 1942 de (in een Toelichting weer opgeheven) valschen schijn aanneemt, alsof zij heusch den term gemeene gratie (genadel) gebruikt voor steeds weer misbruikte resten van scheppingsgaven, terwijl zij niet bedenkt, dat publieke synodale rapporten, uitgebracht ter 'Dordtsche Synode, hebben verklaard, dSt de Remonstranten dit óók wel deden, maar dat zij daarin meer leken op Pelagius dan op Augustinus. Het is dezelfde onkunde als in de dissertatie van dr Prins het woord neemt, als hij de eenige plaats, waarin de confessie (Dordtsche Leerregels) het woord: gemeene gratie hanteert, zoo leest, dat in die plaats de gereformeerden dien naam gebruiken. Terwijl het juist de Remonstranten waren. Zóó tollen de fouten van de V.U. de kerken binnen en brengen een „synode" tot ongelukken met fatale gevolgen. In Amerika hadden ze reeds veel eerder een ramp veroorzaakt, die de kerk ginds edel bloed heeft afgetapt.

Wij zijn overtuigd, dat vele dissertaties der V.U. aan de kerken schade hebben toegebracht. En wij danken God, dat eindelijk de kans gekomen is, om die ongelukken te gaan keeren. Reeds is één dissertatie voorgenomen over een wetenschappelijke vraag, ' die recht­ streeks voor de Kerken van beteekenis zal zijn in het goed lezen van haar eigen doopsformulier. Dr A. A. v. Schelven heeft in zijn dissertatie — toen waé hij nog verstrikt in Kuyper's misverstanden op dit bepaalde punt — de bewering gelanceerd; dat in de eerste doopsvraag de wederdoopers zijn afgewezen door de formule: „in Christus geheiligd". Hij vergiste zich, want de Wederdoopers bleken te Frankenthal niet het minste bezwaar te hebben tegen de formule, dat de kinderen, , in Christus gereinigd" zijn. Zi; wisten nog, evenals Datheen, dat de term „in Christus" heel iets anders is dan de term „dóór den Geest". Zij wisten het beter, dan een verdwaalde Synode, die al maar vergeet, dat „in Christus hebben" iets anders is dan „door den Geest hebben", weshalve zij de woorden „in Christus geheiligd" leest, als beteekenden ze , , wedergeboren" (en dus „door den Geest geheiligd"). Dr V. Schelven zag voorbij, dat de eerste doopvraag weJ degelijk de Wederdoopers te lijf ging, maar dan hiet door de woorden , , in Christus geheiligd", waar zij het mee eens waren, doch door de andere woorden „ais lidmaten zijner gemeente", waarmee zij het niet eens konden zijn.

Dit zijn maar enkele voorbeelden. Wij noemen ze, opdat ons volk bedenke, dat promoties en dissertaties voor de Kerk een ramp zijn, dan wel een zegen. De Roomsche Kerk is ook aan verdwaalde geleerdheid bezweken. Nu is de oplossing niet, dat de Kerk zich niets van de wetenschap aantrekt, doch aan die belijders, die tot den wetenschappelijken arbeid zich kunnen afzonderen, om den geloofsschat der Kerk als aan de belijdenis gebonden geloovigen op haar verzoek voor een kerkelijk doel (de opleiding) nader in te denken en wetenschappelijk te helpen verantwoorden of nader praeciseeren, de gelegenheid daartoe opent. Zij heeft daarin geen taak, die haar van Godswege ontzegd zou zijn, geusurpeerd voor zich, doch een dam helpen bouwen, die voor haar eigen leven alleen maar nuttig kan zijn. Mits zij ook zelve met de door haar aangewezen belijders-hoogleeraren verbonden blijve in een levend geloof, dat den harteklop der belijdende gemeenschap kent en in hun polsen voelt. Mits ook die hoogleeraren zelf dien harteklop laten gevoelen, zoo vaak de hand der Kerk die polsen drukt.

De vacatures vervuld.

Er waren dus in Kampen vier vacatures. Eén door overlijden (dr R. J. Dam), drie door verlating van den grondslag (dr J. Ridderbos, dr G. M. den Hartogh, dr K. Dijk). In al die vacatures is nu voorzien. Wij noemen de namen in de orde van anciënniteit.

In de vacature den Hartogh is voorzien door Prof. P. Deddens.

Prof. Deddens is mij persoonlijk reeds lang bekend. Toen hij in Rijswijk stond en ik in Delft, hadden we herhaaldelijk contact. Uit zijn bibliotheek leende ik Max Scheler, — hoevelen kenden dezen man in die dagen? Later ontmoetten we elkaar weer — in Rotterdam. De figuur rees op: sterke interesse voor historische samenhangen (meer dan jaartallen-wijsheid), en een verbluffende kennis van het kerkrecht. In alles korte formuleering, puntige probleemstelling, klare distinctie, heldere uiteenzetting. In Groningen (vóór en na de kerkelijke vrijmaking) kruisten zich onze wegen opnieuw. Daar is toen geboren een regelmatige kerkrechtelijke adviezendienst ten bate van de vrijmaking der Kerken in het Noordeiï)» een adviezendienst van onschatbare waarde in die .critieke periode, waarin elke vergissing rampspoed beteekent. Daar is geboren een binnenkort verschijnend geschrift over de ratificatie van synodebesluiten, ter weerlegging van de te dien aanzien door dr K. Dijk geschreven (en door 't moderamen geteekende) volkomen onhistorische exclamaties in de quasi-procedure-Schilder. Daar is ook geboren een gedocumenteerde weerleggmg van het „argument", ÜJS argument, dat de Dordtsche Synode toch ook maar Remonstranten had afgezet zonder den kerkeraad; het was een lust prof. Deddens daarover te hooren spreken. Daar in Groningen was het ook, dat in dezelfde rechtszaal, waar eens Hendrik de Cock is veroordeeld tot boete en gevangenisstraf, naast elkaar stonden, de profetische figuur van ds D. v. Dijk, wiens bewogen getuigenis diepen indruk maakte, én de met de Kerkenordening in de hand rustig argumenteerende figuur van prof. Deddens, die voor de schier wanhopig makende, maar prachtig vervulde taak stond, in een zenuwsloopénd moment binnen een zeer korten tijd duidelijk te maken, dat de Synodoc«aten te Groningen met hun zoogenaamde schorsing van de meerderheid door een listig manoeuvreerende minderheid zich hadden vergrepen aan de Kerkenordening, hetgeeri puntig en klaar bewezen werd door het eene artikel der K.O. kalm te leggen naast het andere. Wie zich dat moment vfein beslissende beteekenis herinnert, is overtuigd, dat zulk een bondig betoog op die plaats en in dat oogenblik voor onze kerken van de grootste beteekenis is geweest. De llutgers van de Doleantie vond daar zijn parallel in den Deddens van de Vrijmaking. Hoe fijn heeft zijn gemeente getoond, hem te kennen door zijn, toch reeds goed geoutilleerde bibliotheek bij zijn ambtsjubileum van onlangs te verrijken met het complete Archief voor Kerkgeschiedenis! Onze lezers kennen Prof. Deddens reeds uit zijn mooie en heldere artikelen van onlangs, waarin de periode na de Iransche bezetting werd vergeleken met die na de duitsche. Wij zijn overtuigd, dat deze hoogleeraar zijn plaats met eere zal innemen. De valsche leer, die te Kampen door dr den Hartogh wordt verdedigd, opgenomen als hij is in het kielzog der , , Synode", zal thans door zijn opvolger worden weersproken. Het kerkrecht is' nu weer veilig gesteld. En de jongste geschiedenis kan weer beschteven worden door een man, die niet is geporteerd voor tendenz-geschriften als dat van dr G. M. den Hartogh, met zijn , , In de lijn der Afscheiding", een brochure, die aan de kennis der Kerken onttrekt, dat een candidagt van den kansel geweerd is, omdat hij leerde wat de eerste Kamper dogmaticus (H. de Cock) publiek verdedigde, en wat eveneens is vastgelegd, in Stelling IV van de Vijf Stellingen, die in 1905 zijn gepubliceerd door de A-groep (Lindeboom, Noordtzij, Kok, Bos, en vele anderen).

In de vacature-dr K. Dijk is. voorts voorzien door de benoeming van Prol. C. Veenhof.

Ook deze hoogleeraar is aan onze lezers bekend. Reeds jaren lang. Men heeft hem ontmoet aio den Kuyperkenner bij uitnemendheid. We mogen wel verklappen, dat de vele citaten uit Kuyper's werken, die, toen het noodig was tegenover de actie van dr H. H. Kuyper en dr V. Hepp c.s., lieten uitkomen hoe A. Kuyper's wezenlijke grondlijnen veelszins een anderen kant uitgingen dan die, welke dr H. H. Kuyper na zijn fatale zwenking inzake het Kerkrecht, als de juiste wees (met verloochening van A. Kuyper—F. L. Rutgers), of dan die, welke het neo-subjectivisme van dr V. Hepp kenmerkten. Niet alleen op het historische terrein bewogen zich de studiën van Prof. Veenhofi maar ook op dat van de prediking en den ambtelijken dienst. Zijn boek „Predik, het Woord" legde daarvan getuigenis af. Eenerzijds wijst hij daarin alle subjectivisme en psychologisme af (dat aan subject en psyche een andere plaats toekent in den principieelen opbouw dan de Schrift daaraan toekent).! anderzijds jaat hij, door het Woord te doen spreken tot den mensch h, et „subject" en de „psyche" tot hun recht komen, door ze immers te vrijwaren tegen de verkommering, die hun overkomt, zoodra men iets anders dan het Woord laat zijn de , , grazige weide", waarmee en waarin de schapen worden geweid. Als prediker heeft de nieuw benoemde hoogleeraar zijn sporen zelf reeds lang verdiend: zijn afscheidspreek in Haarlem en zijn intreepreek in Utrecht heb ik zelf aangehoord, en ik heb me verheugd niet alleen daarover dat de openbaringsen heilshistorische lijn daarin telkens bleef erkend en gevolgd en aangewezen, doch ook daarover, dat het allesbeheerschende schema van zonde en genade, van dood «n leven, van schuld en smet ter eener en van rechtvaardiging en heiliging ter anderer zijde trouw bewaard "bleef. De prediking zal bij dezen homileet in goede handen zijn. Hij weet de valsche dilemmatiek van natuur •en genade, van hart en hoofd, van inwendig en uitwendig, en nog meer, te breken en het , , hart" van , , Jeruzalem" te raken met den vinger Gods. Hij zal het verbond vasthouden, en daardoor alle verbonds-schemafisme kunnen overwinnen. En wat de andere ambtelijke vakken betreft —r prof. Veenhof heeft zóó fang en zóó intensief de gereformeerde ambïs-gedachte in haar juiste waarde "weten te grijpen, dat men met vertrouwen déze vakken hem kan opdragen ter bestudeering. In den kerkelijken strijd heeft hij door verhelderende publicaties veel bijgedragen tot verbreking van de ettelijke misverstanden, die zoo doodelijk zijn gebleken voor de rechte faxatie van wat zich in de laatste jaren heeft afgespeeld. En, hoezeer openstaand voor contacten met vogels van diverse pluimage, hij heeft nog onlangs getoond, als 't er op aankomt, de keus voor recht en waarheid te doen. De man, die onlangs zijn spijt over het mislukken van een in bochten zich wringende isoleeringspolitiek poogde te verkroppen door de infame insinuatie, dat de thans henoemde opvolger van dr K. Dijk zijn vriendenkring liever had dan de Kerk van Jezus Christus, heeft daardoor alleen zichzelf geblameerd. Hij heeft meteen getoond, niet te begrijpen, welke associaties betreffende zijn, eigen vriendenkring dergelijke woorden bij ons •wakker roepen. Met vertrouwen leggen we de ambtelijke vakken in Veenhof's handen. Hij behoeft niet ons volk expres te verzekeren, dat hij zal gaan „in de lijn van Sikkel en Hoekstra". We zien hem vanzelf al loepen in de lijn van Johannes Calvijn.

Voorts is in de vacature dr J. Ridderbos voorzien "door de benoeming van Prol. B. Holwerda. Reeds lang'' trok deze de aandacht door zijn publicaties, die den exegeet van eigen stijl deden kennen. Wat hij schreef over de heils-histojpsche (tegenover de z.g. exemplarische) prediking bracht een groote belezenheid aan het licht, met name in de oud-testamentische littei'atuur. De probleemstelling was scherp en raak. De begrippen werden klaar omschreven en afgegrensd. En de groote lijn hleef steeds bewaard. Wie prof. Holwerda hoorde preeken, voelde „zich bij hem veilig. Want de uiterst nauwkeurige exegeet liet zich in de preek dadelijk kermen. Men kwam niet in de exegetische keuken, maar men proefde, dat de keuken was beriut, geduldig en zonder raffinementstechaiek. Wat daarbij steeds opviel was dit: niet slechts de begrippen werden bestudeerd en naar den inhoud afgewogen, doch ook de algsmeene bedoeling van de pericoop, het boek, waaruit de tekst genomen was kwam ten volle tot haar recht. Bornhauser heb ik eens hooren zeggen, dat het voor de goede uitlegging Van b.v. Paulus' brieven soms van verrassende beteekenis was, te letten op de geadresseerden. Wie de geadresseerden kent, en weet wat in hun bestaan zich voordeed in hun concrete situaties, die kon veel beter verstaan, wat de schrijver van den brief speciaal tot hen had willen zeggen. Ieder voelt de juistheid van deze opmerking. Ze geldt reeds van een gewonen brief: kent ge den geadresseerde niet, dan blijft de brief vaak een gesloten brief: kent ge hein wel, dan begint alles te leven. Dat Bornhauser zelf de klip van het , , teveel concludeeren" altijd vermeden heeft, zou ik niet graag beweren. Inderdaad liggen hier voetangels en klemmen. Maiar zoover ik zien kan, liet de voet van prof. Holwerda 2ich daarin niet vangen. Bij dit alles komt in den nieuwbenoemden Kamper oud-testamenticus een diepe eerbied voor de Schrift. En een duidelijk betoon van trouw aan de belijdenis. Alsmede een staan voor de trouw en de eerlijkheid in de kerkelijke samenleving. Hem — gelijk ook zijn collega ds v. d. Born — komt de eere toe, destijds als één der eersten voor den oproep tot terechtwijzing der synode in den kerkeraad het pleit gevoerd te hebben, -en in den kerkelijken weg zich te hebben aangesloten bij het protest, dat ondergeteekende heeft ingediend tegen de machtsusurpatie van synodale afgevaardigden, die zich losmaakten van de instructies der hen 'afvaardigende kerken. - Wel heeft destijds de dreiging met acute nieuwe' synodale machtsusurpatie voor een tijd de gemeenschappelijke kerkelijke actie in dezen even doen inzinken, maar de consciëntie bleef spreken en de uitnemende studie, die prof. Holwerda destijds aan het opgeworpen kerkrechtelijk vraagstuk heeft gewijd, werkte voor velen verhelderend. Aan de klemmende argumentatie, ontleend aan Schrift, belijdenis en kerkenordening, bleef hij dan ook getrouw. En zoo stond in korten tijd deze figuur op het keirkelijk platform getypeerd door die deugden, die het volk zoo schier vaiizelf combineert, als het zijn trouwe broeders, ermee gesierd wil zien om ze als „all-round-broeders" (men vergeve het nare woord) te kunen herkennen en vertrouwen. Eerlijkheid is een weldaad in dagen van zure kerkpolitiek: die eerlijkheid is het, welke prof. Holwerda heeft gebracht tot zijn steeds beheerschte, maar toch altijd puntige afwijzing van een ook om den trouwgebleven kerkeraad zich opstuwende verdoezelingspropaganda. Niet het minst om deze eerlijkheid legt het gereformeerde volk, vertegenwoordigd in een v!an alle achterdocht gezuiverde synode, vertrouwend een gewichtige taak in zijn handen.

Tenslotte is 'daar de vierde vacature, die van onzen diepbetreurdeu lector dr R. J. Dam. Het volk weet weinig van de beteekenis van het Kamper lectoraat. De studie van de klassieke talen, en het onderwijs daarin voor de studenten van het eerste jaar ligt wat ver buiten den allereerst theologisch geïnteresseerden gezichtskring der belijdende gemeenschap van eenvoudigen. Toch is ook het lectoraat van groote beteekenis. Niet alleen omdat helaas de regeling van 'den arbeid der onderwijs-instellingen van gymnasium en lyceum in de laatste jaren de kennis van latijn en grieksch heeft laten verkommeren - ^ waarmee de toegang tot de bronnen wordt verstopt, een ellendige begunstiging van de z.g. technisch-exacte wetenschappen ten nadeele van de theologische en wijsgeerige — maar ook omdat de studie van de kerkvaders positief gesproken voor een theologische hoogeschool, die iiadr taak verstaat, een levensbelang is. Hoe zeer hebben wij het werk van onzen knappen, nauwkeurigen, echt gereformeerden dr Dam bewonderd! Wie hem hoorde examineeren, wist al dadelijk genoeg. Hij liet de studenten meer zien dan grammaticale kwesties. Daarnaast leidde hij hen in tot de begrippen der heidensche én der christelijke filosofen. Hij liet hen de lijnen zien, waarlangs het denken van heidenen en christenen uit den aanvangstijd der Kerk zich bewoog. Die examens bij te wonen was mijzelf vaak een lust en een reden van dank voor wat God in dezen door moordenaarshand gevallen dienstknecht van Christus ons had gegeven.

Maar God zorgt, Hij heeft ons in drs H. M. Mulder van Kampen een waardig opvolger van dr Dam geschonken. Dat blijkt reeds hieruit, dat drs Mulder op zich genomen heeft de zorg van het pers-klaar maken van een manuscript van dr Dam over twee stoïcijnen, van wie de ééne Marcus Aurelius'is. Onze lezers herinneren zich, hoe dr Dam in zijn bespreking van dezen heiden-filosoof niet alleen de christen-vervolging van oudtijds historisch belichtte, maar ook de lijnen trok naar onzen eigen tijd met zijn afgodisch begrip van den totalitairen staat. Het is mooi, dat Drs Mulder, die dezen arbeid op zich nam vóór hij van zijn benoeming wist, nu door de synode is aangewezen als opvolger van dr Dam; ook de synode wist daarvan niets. Drs Mulder is in de Kerk van Kampen een geliefde figuur. Zijn promotor, prof. Enk van Groningen, een wijd en zijd vermaard classicus, die ons zoo vriendelijk heeft willen helpen met het afnemen van tentamens na den dood van dr Dam, prijst hem wegens zijn bijzondere bekwaamheden niet alleen als classicus, doch ook als paedagoog. Wie positief oordeelt, zal in hem den vanzelf voor de opvolging van wijlen dr Dam aangewezen man ontdekken. Onze kerken kunnen ook hem het belangrijke werk der propaedeutische colleges in de klassieke en patristische talen toevertrouwen.

Saamvattend mogen wij verklaren, dat de benoemingen ter voorziening in de Kamper vacatures een goede ontvangst bij ons volk verdienen. Men heeft zijn keuze beperkt tot de krachten van niet , al te jeugdigen leeftijd. Onder de jongeren zijn ook veelbelovende figuren. Zij kunnen zich rustig verder ontwikkelen. Geen hunner is ten koste van anderen naar voren geschoven. Het evenwicht is niet verstoord. En nu het promotierecht erkend is, en Kampen (het niet-veranderde) thans — om met Hoekstra te spreken — aan zijn eigen levensdraad kan voortspinnen, openen zich mooie perspecCieven, voor het bezit waarvan wij graag een glimlachje van den dandy van den kerkelijken zelfkant verduren.

Vervolg komt.

In dit nummer hebben we geen plaats voor verdere synodale indrukken. Het vervolg komt nog. De copie zijn we begonnen in Enschede en hebben we afgesloten in Utrecht. Een leuke bijzonderheid is, dat ik de copie heb afgeschreven, gezeten aan het schrijfbureau van een W.A.-man. De man is opgeborgen, zijn bureau dient thans voor betere doeleinden dan destijds. Tenminste, dat geloof ik zelf. En althans de vrijgemaakte gereformeerden zullen die opinie deelen. Dat ik aan zoo'n bureau kon schrijven, is ook een bemoedigend tijdsteeken.

Insinuaties inzake het zelfonderzoek. II.

A.

Wanneer we nu in de gegeven situatie (van onzekerheid in de verbondsleer) ons tot de bespreking van dit onderwerp zetten, zal dit wel van de soteriologische zijde moeten bezien worden (Soteriologie is de leer aangaande de wijze en den aard en den gang van Gods verlossingswerk, K. S.). "

En dan zal o.i. al dadelijk op den voorgrond moeten staan, dat het bij zelfonderzoek niet in de laatste plaats om kennis gaat.

Nu zien we niet gaarne aan de waarde van kennis ge-: tornd. Maar anderzijds zal in onzen kring de tweeledige stelling wel niet op tegenspraak stuiten, dat aan alle menschelijke kennis het bestaan van iets kenbaars vooralgaat, èn, dat dit kenbare, ook afgezien van het feit zijner kenbaarheid, van groote beteekenis is.

Houden we dit ook voor het geloofsleven vast. Dat heeft al dadelijk tot resultaat, dat we niet bij onze kennis en zelfs niet bij het schepsel dat de kennis bezit beginnen, maar bij Hem, Die hemel en aarde en ook ons om Zijns zelfs wil geschapen heeft. Hij' is het, die telkens het leven van géloovige jonge mannen en vrouwen zóó leidt, dat ze elkander ontmoeten en huwen. Het is' Zijn gave, wanneer het vertrouwen des geloofs ook hun huwelijksleven beheerscht en zij het bezit van kinderen zien als een zegen des Heeren. Hij is het, die ook deze begeerte des harten menig echtpaar niet onthoudt. Zoo komen er straks moeders, die in haar barenssmarten God danken, maar tegelijk, wetend van de zorg, die ook deze zegen medebrengt, haar kioost op Hem werpen. Daarin ligt van de zijde der géloovige ouders een hernieuwd aanvaarden van h£t verbond, dat de Heere nu al eeuw uit eeuw in en van geslacht tot geslacht zoo trouw hield. En hun kinderen zijn, als zaad der gèloovigen, reeds voordat ze nog van iets weten, niet slechts van meet af in het verbond Gods begrepen, maar worden ook door hun ouders in het geloof den Heere gewijd. Die aan deze kinderen den doop doet bedienen, en bij deze persoonlijke beteekening en verzegeling van de beloften van het genadeverbond hen roept tot het betoonen van de gehoorzaamheid des geloofs.

Wanneer nu deze kinderen tot hun verstand gekomen zijn, richt de prediking van het Evangelie in het midden der gemeente zich tot hen met hetzelfde bevel. Althans voorzoover zij schriituurlijk is. Immers, de Schrift zegt: , , en dit is Zijn gebod, dat wij gelooven in den naam Zijns Zoons Jezus Christus" (1 Joh. 3 : 23) en de apostelen prediken: „geloof in den Heere Christus en gij zult zalig worden" (Hand. 16 : 31). Dat de prediking van Gods genade tevens verkondiging van een gebod is, waaraan we in geloofsgehoorzaamheid gevolg dienen te geven, hebben onze vaderen klaar gezien. Zoo zeggen de Dordtsche Leerregels: „Welke belofte allen volken en menschen zonder onderscheid moet verkondigd en voorgesteld worden met bevel van bekeering en geloof" {II, 5); ziet de Catechismus den eisch, , , dat wij den eenigen waren God recht leeren. kennen. Hem alleen vertrouwen" enz., als den positieven inhoud van 'het eerste gebod der wet des Heeren; en vraagt het Kort Begrip: , , Wat heeft God U beloofd en bevolen te gelooven? " Ook Calvijn hoort in het eerste gebod het bevel tot geloof (C. R. XXX, 57), een gedachte, die ook Kuyper met nadruk ontwikkelt (E Voto III, 157).

Zulk een klare prediking van de belofte en van het gebod des Heeren is van niet geringe beteekenis voor de sterking van de jonge geloevigen in den strijd tegen de zonde, met name tegen die van het ongeloof. Wie ongeloof niet langer als overtreding van de wet des Heeren durft brandmerken, maar het slechts als toestand beschrijft, is in principe den weg opgegaan van hen' die ook andere zonden wel willen , , verklaren"(!), maar ze niiet als door God Zelf naar zijn norm geoordeeld en als verachting van die norm bestraffen willen. We vreezen, dat bij deze opvatting mede een verkeerde kijk op de verhouding van norm en feit in het spel is. In ieder geval is ze funest voor de practijk. Van alle zijden wordt ons geloof bestreden. Van buiten af niet maar door een of ander ongoddelijk betoog, maar ook door het steeds.verder vervreemden der geheele samenleving van God en Zijn Woord. En ook in ons binnenste doet zich nog telkens de oude mensch gelden. En zullen we dan een zoo bestreden geloof van den steun berooven, dien het alleen in de prediking van de belofte en van het bevel des Heeren vinden kan? Wanneer echter de dienst des Woords en der Sacramenten het bevel des Koninkrijks duidelijk doet hooren, zullen de gèloovigen, zich houdend aan dat Woord, in gemeenschap met geheel het volk des Heeren den zegen genieten van een leven dat, wat er ook gebeure, veilig is, door de trouw van hun God. "

, Wordt vervolgd.

K. S.

Baarn.

Een inzender liet in ons nummer van 13 Oct. '45 ons een , , Stem uit onze Kerken" hooren over Baarn (zie bl. 13, kolom 2). Wij gaven deze copie enkele weken geleden door. Thans vernemen we, dat één dergenen, die aan valsche berichtgeving (die der , , synode") officieel mede schuldig i.s, uitroept: het. is niet waar, zóó zei die Baarnsche kerkeraad het niet. Het miaakt nog al indruk.

Maar dan alleen op te simpele naturen. Want het bericht zei niet: , , zoo formuleerde de kerkeraad zijn meening", doch: , , met dit schorsingsbesluit sprak de kerkeraad uit". Precies zooals een s'chorsende synode met die schorsing iets uitspreekt, zonder het zoo te formuleeren.

Zakelijk is het bericht dan ook juist. Het is een dilemma: de sacramenten bezegelen de aanwezigheid der beloofde goederen OF de beloften. Wie nu binnen het raam van dit dilemma kiest voor het eerste, ontkent het tweede. En hij spreekt metterdaad uit, dat wie het tweede belijdt (onder behoud van het dilemma) in strijd komt met den Qatechismus (Zondag 25). Alsmede met Helenius de Cock (professor in de dogmatiek te Kampen) en met stelling IV der A-groep in 1905. Het dilemma is ook gesteld door de , , synode" (in haar „procedure" contra den tegenwoordigen ds H. J. Schilder).

Het is geen toeval, dat in hetzelfde blad, waarin men over de berichtgeving inzake Baarn aldus den staf breekt, een 'ander auteur de wonderbaarlijke stelling aandurft:

„De duivel leeft graag in het schema: óf.... öf, en niet in dat van èn..., èn. In het schema óf.... óf heerscht een geestelijk imperialisme, in dat van èn.... èn moet dé dienst der liefde openbaar worden".

Hoe men zooveel kategorieën verwarrende nonsens comprimeeren kan in een paar regels. Men zou het dus zóó kunnen zeggen: de geschorsten zijn èn schorsingswlaardig èn niet schorsenswaardig! Ja, ja, de, dienst der liefde. Maar de , , synodale" liefde koos toch maar voor het óf óf, en de geachte schrijver van daareven werd direct naar Kampen gedirigeerd, om dat öf.... óf-dilemma in zijn reëele handhaving in schorsingen goed te praten, ook tot den prijs van publiek gesignaleerde nonsenspraat over een persoon toe.

Als de heeren schorsen in den naam' des Heeren roepen ze het óf.... öf-schema uit.

En als de menschen dan wakker worden, dan stemmen ze de (barthiaansche) èn.... èn-accoorden aan.

K. S.

P.S. Inmiddels kregen we de officieele stukken. We zullen ze ribg aanhalen (Redactie).

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 20 oktober 1945

De Reformatie | 8 Pagina's

KERKELIJKLEVEN

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 20 oktober 1945

De Reformatie | 8 Pagina's