GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

UIT DE SCHRIFT

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

UIT DE SCHRIFT

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

, , Laat ons met ulieden, bouwen", , , Het betaamt niet dat gijlieden en wij onzen God een huis bouwen." Ezra 4 : 2m, 3m.

EENHEID OF ANTITHESE.

De kerk worstelt vandaag om de oplossing van vele problemen, ook van dit probleem: eenheid of antithese.

En omdat elke vraag over de beteekenis van het leven en over den strijd in het leven meer klemmen gaat en van dieper inhoud wordt naarmate God naderbijbrengt de openbaring van Zijn dag, zoo is ook deze vraag in onzen naoorlogstijd 1945, nu er een golf van eenheidsroepeii deint over de wereld, van dringender gewicht dan in den tijd van Ezra en het antwoord dan ook van dieper inslaande kracht.

Eenheid, het is een heel actueel woord vandaag.

Zooals er ook na den zondeval in de wereld van de menschen gebleven is de honger naar het leven, en het levensheimwee niet is uitgebluscht, zoo is. er ook gebleven het verlangen naar eenheid, omdat zooals God het léven gaf bij de schepping. Hij ook de éénheid schonk als een prachtig bezit.

Zoo is het te begrijpen, dat telkens weer .vooral in keerpunten van de geschiedenis, er het roepen is om eenheid. Dat er telkens weer de uitgestrekte handen zijn, die smeeken: toe, laten wij het samen doen!

Zie, ze zijn er ook in den tijd van Ezra, als een gedeelte van het volk des HEEREN weer terug is in het land der vaderen. En als Zerubbabel en Jozua in dien tijd van nieuwen aanpak en van nie^iwe perspectieven, als nieuw-Palestina van stapel loopen inoet, dat hopeloos-' ouderwetsche gaan doen; een altaar oprichten voor den HEERE, den God Israels.

Dan komt er een deputatie tot de politieke leiders van het volk, niet tot den hoogepriester, dien men blijkbaar niet zoo vertrouwt ten aanzien van de eenheidspoging, die men gaat ondernemen, met het op het eerste hooren zoo sympathieke verzoek: „Laat ons met ulieden bouwen".

Er is zooveel gebeurd den laatsten tijd en de ongunst der tijden heeft de menschen zoozeer naar elkaar toegeslagen, dat we óver de verschillen maar moeten zwijgen. Komt, de handen ineen, laten wij het samen doen!

In zoo'n voorstel zit ontegenzeggelijk iets, wat ons toespreekt. Dat is ook een echt Christelijke gedachte, de gedachte van gemeenschap, van samenbinding, van eenheid.

Eenheid, dat willen wij ook, wij allen. Het samen zoeken van één ideaal, het samen bouwen aan één tempel, het samen zitten in één kerk, het samen werken in één vereeniging. Daarin ligt kracht. De pijlenbundel in den klauw van den Nederlandschen leeuw verzinnebeeldt de sterkte van het gezamenlijke, de macht van de éénheid.

En het is ook het ideaal van den Koning der kerk, dat eenrnaal alle zondige gescheidenheid wegvallen zal en dat er bij de veelkleurige schakeering van alle hemelingen toch zal zijn de eenheid, één in het loven van den Drieeenige.

jylaar dan moet het ook een eenheid zijn. Dan moet men ook samen willen bouwen aan den tempel des HEEREN. Aan den tempel dus van Hem, die niet één van de velen kan en mag zijn, maar Die de absoluut-Eene is. Die Zijn volk verkiest om met hen te leven in een verbond.

Voordat Zerubbabel een antwoord geven kan, moet hij dus eerst weten, wie het zijn, die deze deputaten-voor-de-eenheid hebben uitgestuurd en of er voldoende motieven en waarborgen zijn voor het samenspreken over het samendoen.

V/antrouwen is al gewettigd. Menschen, die v/eten wat tempelbouw des HEEREN is, zeggen het niet zoo: wij zullen uw God zoeken, gelijk gijlieden. Zij erkennen daarmee dus toch eigenlijk niet bij hen te hooren. Ze kunnen niet heelemaal loskomen van hun verleden. Wat vroeger gebeurd was, speelt in hun woorden toch nog door. Was het immers niet zoo gegaan, dat zij indertijd toen zij als kolonisten in het verlaten Samaria waren komen wonen, uit nood tot den God van Israël hun toevlucht hadden genomen? Toen een leeuwenplaag hen verschrikte (2 Kon. 17 : 25 v.v.), hadden zij haastig een prieter geëngageerd om hun den godsdienst van het land te leeren. En zij hebben aan God geofferd, ja ja. Ze spreken de waarheid. Gaat maar zien. Ze hebben een altaar voor den God van Israël. Zij offeren er ook op. Voelt u maar, het is nog warm van de heete asch. Maar ze vertellen er niet bij, dat daar bij hen netjes op een rijtje vele altaren staan en dat ze op die veie altaren offeren.

Neen, het is nu voor hen van belang dien God van Israël aan hun zijde te krijgen en dat volk des Heeren te vriend te krijgen en daarom sterk geaccentueerd die vraag der eenheid: , , Laat ons met ulieden Tjouwen".

Maar nu is het ook duidelijk, dat het antwoord niet zoomaar toestemmend kan zijn.

Niet, omdat de kerk bij voorbaat al onverdraagzaam is en omdat het haar ideaal is om zich af te zonderen en zich, op te sluiten met een groepje van gelijkgezinden en de wereld de wereld/te laten.

Als wij het mogen en met een vrij geweten naar het Woord des Heeren kunnen, dan zeggen wij het met een blij hart; Ja, wij gaan samen of wij blijven samen. Want wij ook, wij zoeken de eenheid.

Maar vóór alles moeten wij leven in gehoorzaamheid.

Toe, Jozua, gij die-het Woord Gods draagt tot de aarde, wat zegt gij ervan? Wat is de wil des HEEREN? Mag het? Mogen wij hun eenheidsvoorslag accepteeren? Neen, in dit geval niet.

Want de antithese is niet zoomaar te elimineeren uit het menschengeheel. Ze is er, omdat en zoolang de zonde er is. Men kan haar niet zonder meer opzij zetten als iets, wat voor den een of anderen tijd niet meer vruchtbaar zou zijn. Nooit kan iets anders, wat ook maar, op één lijn gesteld worden met het Christendom en met de beginselen, die afgeleid worden uit het Woord van God. Al bedenken de menschen nog zoo iets moois en al kunnen zij nog zulke mooie zinnen formuleeren over naastenliefde en barmhartigheid, die hun grond zouden vinden in het Humanisme, in den algemeenen menschelijkheidszin, nooit mogen we ons daardoor laten verblinden, maar zuiver en scherp moeten wij de lijnen blijven trekken, die Gods Woord ons 'teekent.

Zoolang de Satan de overste dezer wereld is, is er de antithese. Die scheppen wij niet en daarrichten we geen monument voor op, maar die kunnen we eenvoudig niet voorbij. Daarom moet de kerk profetisch blijven getuigen tegen alles, wat niet opbloeit uit de vruchtbare aarde van het geloof en blijven oproepen tot bekeering, tot terugkeer tot den God des Verbonds, tot den weg, waar men niet verdwalen kan, maar waar men alleen ademen kan in de hooge zuivere lucht van Gods gemeenschap.

Daarom moet er het zeggen zijn tot die deputatie: „Het betaamt niet, dat gijlieden en wij onzen God een huis bouwen". Want als er in het beginsel niet is de samenstemming, dan kan er niet wezen het samen bouwen, of het wordt een Babelstoren, waarvan de ruïnes een eeuwige belaching zijn. /

Zoo eerst dienen we de eenheid en zoo eerst zijn we op marsch op den heirweg van het eenheidsideaal, wanneer wij hier midden in de gevloekte wereld durven erkennen de antithese. Zoo pas .kunnen wij in de worsteling naar de oplossing van het probleem: eenheid of antithese de overwinning behalen, als wij ze niet langer als een tegenstelling zien, maar ze beiden zien liggen in één lijn.

Want Jezus Christus heeft door den vloek van de antithese aan te durven in zijn volle konsekwenties en door in te gaan in den eeuwigen dood den weg naar de eenheid weer schoon gemaakt, naar de eenheid van allen, die in waren zin één zijn, omdat zij, zichzelf hebben verloren en Christus.hebben gevondenen nu leven willen in gehoorzaamheid aan het geopenbaarde Woord.

Dan sluiten we ons niet af van de menschenwereld in aanbidding van het „Christelijk volksdeel". Maar dan organise'eren we ons met allen, die met ons willen gaan den weg van het Goddelijke Woord, opdat we zoo vanaf de springplank van onze beginselvastheid induiken kunnen in het groote menschengeheel om zoo voor velen tot een waarachtigen zegen te kunnen zijn. En opdat we zoo mee zouden helpen vervullen het eenheidsideaal van onzen Koning.

Dan zullen we hier op aarde dikwijls , , neen" moeten zeggen, doch in de zekerheid, dat het „neen" van de kerk hier in de zondige wereld zal worden getransponeerd in het eeuwige , .ja" van de waarheid van Gods beloften, die dan blijken zullen ja en amen te zijn.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 3 november 1945

De Reformatie | 8 Pagina's

UIT DE SCHRIFT

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 3 november 1945

De Reformatie | 8 Pagina's