GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

POPULAIR-WETEN-SCHAPPELIJKE SCHETSEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

POPULAIR-WETEN-SCHAPPELIJKE SCHETSEN

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Vereeniging van alle Christgeloovigen op den grondslag van Gods Woord en de Confessie.

III.

Sinds 1892 is de ban niet uit het leger geweken. De onklaarheid groeide en allerminst heeft het bekende vredestractaat van 1905 hieraan een einde kunnen maken. Dat geschiedt immers nooit door lijmen en krammen. Integendeel, de recente geschiedenis heeft wel aangetoond, dat hel zoogenaamde „1905" veeleer een nieuwe bron van tranen schiep. Terwijl het immers onloochenbaar anti-Kuyperiaansch bedoeld is heeft het door zijn al te zeer sparende bewoordingen, ja schipperende formuleeringen, er zelf achteraf groote schuld aan, dat het in onzen tijd onder grooten schijn van gelijk — tenminste van een nageslacht, dat Lindeboom niet gekend had — kon worden aangewend door een tot heerschappij gekomen theologenpartij als pró-Kuyperiaansche geesel om er de Woord- en confessiegetrouwen mee de kerken uit te drijven.

Intusschen, deze critiek op 1905 is bekend genoeg. Daarom over haar niet meer.

Het wil mij trouwens voorkomen, dat onze critiek op wat 1905 gebracht heeft, nog dieper dient te gaan; dat we „1905" n.m.l. zien moeten als een symptomatisch punt op de groote lijn van dat langdurig verschijnsel van Woord-verlatihg en belijdenisverwaarloozing, waarvan ik U heden sprak.

In het Jaar 1905 hebben de Geref. Kerken er zich toe laten verleiden om in haar eigen Geref. Kerkhuis een vreemde, ongereformeerde ket'ktaal te bezigen. Ik heb bepaald het oog op het gebruik, dat toen gemaakt is van het woord wedergeboorte (al zou m.m. van de rechtvaardigmaking hetzelfde te zeggen zijn). Dat gebruik is toen geweest in strijd met de belijdenis, in strijd, met de eenmaal gemaakte afspraak. Vandaar, dat „1905" niet alleen een vreemd insluipsel, een dqorn, in het lichaam der Gereformeerde kerkleer heeft getolereerd en betrekkelijk gesanctioneerd, waarop immers wel ontsteking met koorts móesten volgen, maar vandaar ook, dat „1905", hoe men het ook wendt of keert, rammelt als een blikken bus, die gevuld is met losse steenen.

De beteekenis, welke het woord wedergeboorte onder ons hebben zou, lag in onze belijdenisgeschriften vast verankerd. Onze voorouders hadden zich bij de bepaling van die beteekenis laten leiden door het Woord Gods zooals het hun weer was onderwezen door Calvijns schoone Institutie, dat moederboek van onze formulieren. Afgesproken was, dat men onder wedergeboorte zou verstaan de vernieuwing van 's menschen hart en leven door 's Heeren Geest en Woord, een werk Gods, dat natuurlijk wel een begin had, maar daarom nog niet in een punt des tij ds af was, zooals Calvijn tegen den „onzuiveren zwetser en afvalligen Staphylus" uitdrukkelijk had gehandhaafd. (Gelezen in het licht van de Acta en Oordeelen hooren we de Canones van de Dordtsche synode geen ander geluid geven). Tot zijn Schriftmatige opvatting was Calvijn niet gekomen op grond van enkele texten, waar letterlijk van wedergeboorte of weder-verwekking of verwekking-van-boven-af sprake is, maar op grond van wat heel de Schrift, O.T. en N.T. zegt over dat werk des Heiligen Geestes, waardoor Hij met gebruikmaking van Zijn. Goddelijke Woord den zondaar een vleeschen hart in plaats van een steenen hart geeft, hem tot berouw brengt, zijn hart besnijdt, hem zijn ouden mensch doet afsterven, in zijn binnenste een vasten geest vernieuwt, hem Christus gelijkvormig maakt, hem doet opstaan in de nieuwe gehoorzaamheid. In dien geest spreken onze kerkelijke geschriften hem na. Zoó ongeveer luidt de definitie van wedergeboorte in ons oorspronkelijk, nog niet verkorte, doopformulier. Zóó plachten onze voorouders blijkens hun nagelaten kerkelijke papieren te spreken van de wedergeboorte en het had duidelijk moeten blijven, dat van zulk een wedergeboorte, welke 's Heeren Geest in ons werkt door middel van de prediking en het gehoor des Woords, bij de zeer jeugdige kinderkens dus niet kan worden gesproken, evenmin als men bij een baby spreken kan van geloof. Onze belijdenisgeschriften deden dat dan ook

niet. Toen is echter de Gereformeerde Scholastiek gekomen. Deze heeft het oudbakken Roomsche wedergeboortebegrip wederom in haar „wetenschappelijke'" keuken opgewarmd en aan de gemeente des Heeren, tot in de vragenboekjes der catechisanten toe als Goddelijke waarheid voorgezet, hierbij gaarne terzijde gestaan door de mystiek, die immers voor haar onschriftmatig gepraat over gemeenschap met God zoo'n wedergeboorte, welke gewerkt heette te worden door den Geest, zónder het Woord, vóór en ten behoeve van het Woord, kostelijk goed kon gebruiken.

Dit wonderlijk denkproduct nu was in de vorige eeuw, ' toen Gereformeerd Nederland ontwaakte, alreeds zoo oud, dat het zich als meer dan antiek kon presenteeren; kon worden aangediend als gekoesterd door, naar men ze graag noemde, de beste theologen; is toen vooral door Dr Kuyper met onbetwistbare virtuositeit gepopulariseerd; en omstreeks den tijd, dat de 19de eeuw tegen de 20ste wordt verwisseld, kunnen èn Bavinck èn Kuyper, beiden schrijven, dat de nieuwe beteekenis van hst woord „burgerrecht" heeft verkregen. Alsof in Gods Kerk verjaard onrecht ooit tot recht zou kunnen worden. Het is Prof. Hepp geweest, die eens tegen zulke manipulaties met belijdenistertaen, n.m.l. nieuwe mhouden schuiven onder oude woorden, gewaarschuwd heelt els zijnde aanvallen op , , de waarde van het dogma".

Ziedaar de situatie, toen de synode van 1905 daagde. Lindeboom heeft groote verdienste gehad; het waarde­ volle, dat de verklaring van Utrecht onmiskenbaar heeft, is aan hem goeddeels te danken. Aan zijn voorafgaand werk.

Toch blijft het jammer, dat hij de kwade leer, die thans de Gereformeerde kerken heeft verscheurd, reeds tóen niet heeft ongetroffen in haar hart, n.m.l. haar buitenbijbelsche en confessioneele spreken van wedergeboorte.

Dat blijkt vooral bij punt 3 van „1905". Jammer, dat Lindeboom er toen genoegen mee nam, dat de onzin van een onmiddellijke wedergeboorte-leer, die Geest en Woord van elkaar scheidde, zoo zachtzinnig werd bestraft. Maar 'het blijkt eveneens bij punt 4 van „1905". Daar moet geconstaeerd, dat men beiderzijds genoegen nam met een verklaring, die rammelt, zoowel vanwege haar kop als vanwege haar staart en wel om» één en/ dezelfde reden. Vanwege den kop, omdat het immers onzin is af te spreken, dat men kinderen zal houden voor wedergeboren als men drie formulieren van eenigheid en een oud, maar nooit verloochend, doopsformulier bezit, die van de wedergeboorte zoo'n voorstelling geven, dat deze op kinderen niet van toepassing kan zijn; wedergeboorte door den Geest immers door middel van de prediking en het gehoor des Woords. En de staart rammelde om dezelfde reden. Wie zich houdt aan de spreelimanier onzer belijdenis over de wedergeboorte kan niet spreken van wedergeboorte van een baby, dus ook niet van een wedergeboorte voor oi tijdens den doop, gelijk de geprezen staart van 1905 doet. Om misverstand te voorkomen veroorloof ik me dit korte tusschenvoegsel.

Wanneer men mij nu vragen zou: „Ja, maar hoe kunnen dan de zeer jong stervende kinderkens zalig worden, aangezien ze toch in zonden ontvangen en geboren zijn en de apostel schrijft, 1 Cor. 15 : 50, dat de verderfelijkheid de onverderfelijkheid niet zal beërven? ", dan zou ik de toevlucht nemen tot Gods almacht en wijsheid en ik zou antwoorden: „De HEERE zal best weten, hoe Hij die kleintjes van de aangeboren zonde reinigen moet, alvorens Hij ze in Zijn hemel haalt". Maar hoe God dat doet of hoe vaak Hij dat doet, is ons niet geopenbaard. De HEERE zal ze wel reinigen, zeker. Maar aan dat verder onbekende werk Gods in babyhartjes — zonder de gewone prediking en het gewone hooren van het Goddelijke Woord dus — ook maar een naam te geven, dien we al hebben afgesproken voor iets anders te zullen gebruiken, n.m.l. voor de vernieuwing des harten van hen, die tot hun verstand gekomen zijn, dat kan niet anders dan verwarring stichten. Calvijn heelt het eens gedaan in zijn Institutie. Hij heeft daardoor een terminologische concessie gedaan aan de Wederdoopers. Maar onze belijdensgeschriften zijn hem op dat punt gelukkig niet gevolgd, zelfs niet de canones, En 't zal de vraag zijn hoe groote verwarring daardoor onder theologen juist door Calvijn, zijns ondanks, is gesticht."

Dit was echter maar een intermezzo.

Vat ik nu mijn critiek op „1905" kort samen, dan zou ik dit willen zeggen, ondanks alle waardeering. De Utrechtsche synode heeft zich veel te weinig gestoord aan Lindebooms allereerste stelling, de mooiste, waardoor hij in de kerken uitriep: wie het onder ons beter wil zeggen dan de belijdenis en wie meer wil weten dan de Schrift, moet zich bij zijn kerkeraad enz. vervoegen. Dat was de goede lijn. Ja de synode had nog verder moeten gaan dan Lindeboom en had kortweg moeten zeggen: in Jeruzalem moet niet half Asdodisch gesproken worden, maar Joodsch. In tegenstelling echter daarmee heeft die synode zelf ook Asdodisch gesproken.

Van den kostelijken terugroep naar Woord en Belijdenis door , , de 5 stellingen" valt in , , de vier punten" nauwelijks meer dan een zwakke echo te beluisteren. 1905 heeft niet verboden, helaas, dat nare uitschakelen van Woord en geloof, zoowel bij wedergeboorte als rechtvaardigmaking.

Ondanks den schoonsten schijn is het daarna in onze Geref. Kerken hoe langer hoe minder gegaan.

Zeker, ze zijn groot geworden. Ze hebben een plaats van belang gekregen. Er werd geducht met haar gerekend. Een lange lijst van „groote dingen" ware aan te leggen, waarop anderen jaloersch mochten zijn. En toch is te vreezen, dat de Geref. kerken nooit frappanter trekken van gelijkenis hebben vertoond met de kerk der Middeleeuwen dan juist in deze periode. Machtig en imposant. Doch het Woord was wijkende. Het eindeloos commentarieeren en repeteeren van Kerkleeraars als Lombardus was geen dienst des Goddelijken, maar des menschelijken woords. Zoo zijn ook onze kerken ernstig aan de kwaal van menschvergoding gaan laboleeren. Als kinderen woei ons die afgodische geest reeds in onze ouderlijke woningen tegen. We ontmoetten hem op onze jeugdvereenigingen. Die geest, die ons zweren deed bij het woord van menschen. En de Zondagsche prediking scheen eveneens minder uit de Schrift dan uit een stelsel te putten; een stelsel, dat z'n sluier over het Goddelijk Woord had heengelegd of beter gezegd over de hailen, waardoor dat Woord zelf niet naa.' behooren aan het woord kwam.

Zoo is de HEERE jaloersch gemaakt. Zoo zijn de banden des Heiligen Geestes, de eenige banden, die vereenigen, ontbonden. Was het wonder, dat heerschzucht en dwingelandij opkomen konden? Als de zon van Zijn Goddelijk Evangeliewoord wordt onderschept door menschelijke bouwsels, wordt het vanzelf koud in Christus, kerk. Dan raakt vanzelf de vrucht des Geestes zoek en wordt het samenleven liefdeloos. Dan wordt het de groote vraag: wie van ons zal de eerste zijn, gelijk het heden is gebleken. Gods waarheid maakt vrij en wijkt de heerschappij van die waarheid dan blijft berooving van vrijheid niet uit.'Geen wonder, dat we kwamen te zuchten onder wetenschapsdwang. En het was nog niet eens echte wetenschap, maar onverantwoorde speculatie en negeeren van de geschiedenis.

Ik zeg dit niet om steenen te werpen op menschen, maar om een geest te signaleeren, die ook mij zelf heeft vastgehad en heeft doen zondigen tegen het woord van onzen Heiland in Matth. 23: Eén is uw Meester en gij zijt allen broeders.

(Wordt vervolgd.)

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 24 november 1945

De Reformatie | 8 Pagina's

POPULAIR-WETEN-SCHAPPELIJKE SCHETSEN

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 24 november 1945

De Reformatie | 8 Pagina's