GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

STEMMEN UIT ONZE KERKEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

STEMMEN UIT ONZE KERKEN

16 minuten leestijd Arcering uitzetten

Bond van Vrouwenvereenigingen.

Hooggeleerde Heer Professor.

Naar aanleiding van de verklaring van den Bond van Gereformeerde Vrouwenvereenigmgen, met een toelichting Uwerzijds opgenomen in , , De Reformatie" van 3 Nov. j.l., moet ik toch het navolgende U nog mededeelen.

Op 15 Aug. j.l. is het Bestuur van genoemden Bond voor de eerste maal na der» oorlog bij elkaar gekomen. Persoonlijk was ik als aftredend bestuurslid voor het laatst ter vergadering.

Een zeer belangrijk punt van de agenda was: De houding van den Bond in de kerkelijke moeilijkheden. Het korte verslag van die vergadering, opgenomen in de „Mededeelingen" van den Bond van October j.l., zegt er van:

, , Met algemeen goedvinden werd nu eerst gesproken over de houding van den Bond in de kerkelijke moeilijkheden. Onwillekeurig ontspon zich hierover een breede gedachlenwisseling. Daar bij alle bestuursleden de ernstige wil tot „begrijpen" en „vinden" voorzat, stond het debat op hoog peil en deed het de prettige sfeer geen oogenblik schade aan. Na ernstige overweging stelde het Bestuur een toelichting op, die zoo spoedig mogelijk aan de vereenigingen zal worden toegezonden. Met het oog op den ernst van den toestand zal zoo spoedig mogelijk een samenspreking met den mannenbond worden aangevraagd".

Dit verslag is onderteekend door mej. G. J. Molendijk, 2e secretaresse.

En een in hetzelfde blad opgenomen verslag van een bestuursvergadering van 26 September j.l. (waar ik dus niet meer aanwezig was, omdat ik na de vergadering van 15 Augustus had opgehouden bestuurslid te zijn) deelt mede: T

„De 'Presidente brengt verslag uit van de samenspreking met het bestuur van den mannenbond. Bij beide Besturen leeft de wensch, indien mogelijk, de eenheid in de Bonden te bewaren. Beide Bonden zullen daartoe een schrijven richten tot alle aangesloten vereenigingen. Breedvoerig wordt daarna besproken wat de inhoud van het schrijven zal zijn dat ons bestuur zal richten aan de vereenigingen. Tenslotte worde(t) met eenparige stemmen de inhoud vastgesteld. Deze zal ter beoordeeling worden gezonden aan de Commissie van Advies en daarna worden gepubliceerd". Dit verslag is onderteekend door

„De Secretaresse”.

Nu zal de oppervlakkige lezer'van die verslageil waarschijnlijk ontgaan, dat in de vergadering van 15 Augustus een toelichting was opgesteld en dat ter vergadering van 26 September weer een inhoud van een schrijven werd opgesteld. •; Daarover nu dit: '

Op 15 Augustus werd met algemeenle stemmen de navolgende verklaring of toelichting aangenomen: „dat onder de „opvatting van de belijdenisschriften" moet worden verstaan, de opvatting zóoals die einde 1905 in de Gereformeerde kerken wordt gevonden en die nu wordt gevonden in de Gereformeerde ke< Ken, zoowel als in de Gereformeerde Kerken, vrijgemaakt naar art. 31 D.K.O.j

dat dus lid van den Bond kunnen zijn vereenigingen van leden der Gereformeerde Kerken, zoowel als vereenigingen van leden van de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt naar art. 31 D.K.O.". Bovendien werd afgesproken, dat men overleg zou plegen met den Mannenbond of deze eenzelfde verklaring zou willen publiceeren om dan dit gezamenlijk te doen.

Uitdrukkelijk werd vastgelegd dat, wilde de Mannenbond niet meedoen, men dan alleen deze verklaring zou publiceeren. Zou de Mannenbond wel meedoen, dan moest de verklaring zoo letterlijk m, ogelijk gehandhaafd blijven en mocht alleen zoo noodig een enkel woord om redactioneele redenen worden gewijzigd. Geest en hoofdzaak moesten gehandhaafd blijven.. Bovendien zou de verklaring niet vooraf naar de Commissie van Advies worden gezonden. Nu mag men over de woordkeuze van de verklaring denken wat men wil en mag men ook overigens eenige bedenkingen hebben, het zal toch iedereen duidelijk zijn, dat uit den inhoud biijkt: ' '

dat de Gereformeerde kerken, vrijgemaakt naar art. 31 D.K.O. en de vereenigingen van leden van die kerken, worden beschouwd als gelijkgerechtigd met die van de Gereformeerde kerken.

Ook wordt niet gesproken van een wachten op de Synode van de Gereformeerde Kerken van 1946. Deze uitspraak was voor allen toen we naar huis gingen „bindend" en ieder verheugde zich over het resultaat van de vergadering. Wel heeft zoowel een „synodaal" als een, „vrijgemaakt" bestuurslid opgemerkt: „In theorie is het dus zoo mogelijk bij elkaar te blijven, maar we vreezen voor de praktijk". '^

Nu komt de vergadering van 26 September d.a.v., met als resultaat de nu gepubliceerde verklaring. Men wrijft zich dan de oogen uit over hetgeen men leest. Immers hier is geen sprake meer van erkenning en van rechten van de „vrijgemaakte" vereenigingen. De Bond is plotseling „synodaal" en dat niet alleen, maar men adviseert de leden, dat zijn dus ook de vereenigingen van leden van de Gereformeerde Kerken, vrijgemaakt naar Art. 31 D.K.O., om kalm lid te blijven en te wachten op een uitspraak van de Synode van 1946. Ik wil er nog even op wijzen, dat in de vergadering an 15 Augustus een van da bestuursleden ook nog even opperde om te wachten op de Synode van 1946, doch et meerendeel van de andere bestuursleden achtte dit nmogelijk omdat voor de , , vrijgemaakten" de Synode an de anderen immers geen waarde had en men een nmiddellijke duidelijke uitspraak van den Bond wilde ebben waar men houvast aan had.

Hoe het mogelijk is geweest, dat het Bondsbestuur in de tweede vergadering practisch alles heeft teruggenomen wat in de eerste vergadering was vastgelegd, dat ben ik niet bij machte te verklaren.

Wel blijkt uit den gang van zaken en de gepubliceerde verklaring of toelichting duidelijk, dat er voor de „vrijgemaakte" vereenigingen geen plaats is in den Bond tenzij' zij zich willen voegen naar de synodocratische inzichten.

Dat nu is onmogelijkl Daarom is het ook maar het beste, dat wij dit hier duidelijk zeggen en dit ook aan het bestuur van den. Bond mededeelen, onder opzegging van het lidmaatschap voor zoover men lid is geworden van dien Bond. En dat we dan verder onzen eigen weg gaan, door een eigen Bond te stichten.

De , , vrijgemaakte" vereenigingen, die met ons hun schouders willen zetten onder deze nieuwe taak (en we hopen, dat er geen enkele achterblijft) kunnen zich melden bij Mevrouw M. van Bekkum—Velders, Prins Hendrikkade 138, Rotterdam. De van den ouden Bond zich vrijgemaakt hebbende vereenigingen moeten m.i. met het Bestuur van dien Bond overleggen over hun recht op' een aandeel uit de bezittingen van dien Bond.

A.W. BOS.

(NASCHRIFT. We zijn inzendster dankbaar voor haar nadere toelichting. De gang van zaken is, wel leerzaam; natuurlijk zijn er weer „invloeden" geweest. — Overigens meenen wij, dat de „oplossing" van 15 Augustus evenmin als de latere plausibel is geweest. Het gescharrel met de woorden „interpretatie" en „opvatting" moet maar eens een einde-nemen. „Weersprelcen" wat , „1905" zegt, is wat anders dan een bepaalde „opvatting" van „1905" huldigen. „Ja" en „neen" zijn geen „opvattingen" van één en dezelfde zaak. De synodocraten hebben nu eenmaal gezegd, en zeggen het nóg, dat de vrijgemaakten een valsche leei^ brengen. Ik vind het dom, maar dat doet er niet toe. Dat wegsturen en uitbannen moeten we niet bagatelliseereni dat is precies in de lijn der synodocratische leiders, die den één uitwerpen om wat ze in anderen met 't grootste genoegen tolereeren. Hun verraad van bepaalde personen moet men niet volgen.

Overigens concludeert inzendster tot vrijmaking van de zonden van den Vrouwenbond, weshalve we haar

stuk gaarne plaatsen.

Redactie).

Geachte redactie.

Eenigen tijd geleden besprak U in „De Reformatie" de naam, die onze Gereformeerde Kerken (onderh. art. 31) blijvend zullen voeren. Daarbij kwam o.a. ook ter sprake de event, moeilijkheden op postaal gebied. Daar ik jarenlang werkzaam ben bij de P.T.T. zou ik al onze kerken (via „de Reformatie") willen adviseeren: vermeld altijd op Uw adressen niet alleen de naam: Kerkeaad Geref. Kerk (onderh. art. 31), maar schrijf er steeds bij: p/a. Den Heer Scriba, en diens volledig adres, of, (wanneer de gemeente een eigen Predikant ezitten mag), diens naam op het adres.

Wanneer dit advies (in alle bescheidenheid U gegeven) zóó letterlijk wordt opgevolgd, zal nooit Uw correspondentie aan het verkeerde adres besteld worden! Want het P.T.T. personeel heeft de uitdrukkelijke opdracht altijd alle correspondentie te bezorgen op het adres' (dus: straat en huisno.) dat op de enveloppe staat vermeld.

Bovendien kan iedere scriba (èn Predikant) verzoeken bij den Directeur (ol Kantoorhouder) der P.T.T. te willen bevorderen, dat de correspondentie bestemd voor: de Gereformeerde Kerk (onderh. art. 31) ter plaatse waar men woont, steeds wordt bezorgd bij den heer Scriba der Kerk, met vermelding van diens naam en volledig adres.

Verkeerde bestelling is dan absoluut uitgesloten! En dienstvoorschrift is, dat er met zulk verzoek altijd rekening moet worden gehouden. Waar dit misschien bij velen nog onbekend is, geef ik dit, in het belang onzer Kerken, hier even door.

Met br. groeten,

P. J. DE LUGT.

De verbrokkeling vém onze pers.

Van verschillende zijden werd mijn meening gevraagd over de verbrokkeling van onze vrij gemaakte kerkelijke pers.

Zijn we hiermede op den goeden weg? Ik wil er graag mijn meening over zeggen, te meer nu een paar andere kerkelijke bladen landelijke allures gaan aannemen en blijkbaa'r'via onze kerkeraden en den Boekhandel probeeren hun oplaagcijfers te verhoogen, natuurlijk ten koste van het weekblad De Reformatie. Men Tegt wel, , , we willen De Reformatie geen concurrentie aandoen, maar slechts meer „populaire" lectuur onder ons volk brengen", doch dft is eenvoudig een smoesje (om het ook maar eens „populair" te zeggen) de bedoeling is zélf een stevig orgaan op te bouwen, ten koste van een zusterblad, dat men niet in den weg zegt te staan.

We vinden het een in-droeve praktijk en hebben dat ook ronduit in particuliere correspondentie tot de betrokken hoofdredacties dier bladen gezegd. Wanneer men zegt een „populair blad" te willen geven, zegt men meteen „De Reformatie is dat niet". Zouden we niet eens beginnen met ons niet verder schuldig te maken aan deze „legendevorming", die onder ons volk veel kwaad kan doen? Wie regelmatig de lectuur van onzen hoofdredacteur leest, weet heel goed, dat deze zéér populair schrijft en door ieder lezer, ook den eenvoudigste best te volgen is. Bovendien zijn de heeren hoofdredacteuren van Reformatiestemmen ' en van dat blad uit' het Noorden, dat pas opgericht werd, wel de allerlaatsten die daarover iets zeggen mogen. Ds Vonk is direct nadat De Reformatie opnieuw verscheen, uitgenoodigd daarin te schrijven, hetgeen hij om de een of andere reden niet gedaan heeft, maar dat ligt niet aan De Reformatie en Ds Bremmer is zelfs begonnen als eerste een serie hoofdartikelen te geven in ons blad, zoodat deze heeren zich in geen geval te beklagen hebben. Zij hebben de kans volop gehad De Reformatie „populair" te maken, wanneer zij hun lectuur populair wenschen te noemen.

Dan is er nog een gegeven woord van Reformatiestemmen, gegeven bij Ds Knoop in huis aan onzen hoofdredacteur, waar Prof. dr Schilder officieel gezegd werd, dat men alleen nog maar een poosje verder wilde gaan met Reformatiestemmen, zoolang n.I. de papier-vergunning dubieus was. Wat dit blad daarna echter is beginnen te doeir, komt met deze belofte in lijnrechte tegenspraak. In hoeverre de hoofdredacteur daar zelf ook bij betrokken is, weten we niet, maar hij had zich, voor hij zich aan dat blad verbond, te ctezer zake toch eerst wel eens behoorlijk kunnen doen inlichten, ook van andere zijde dan van de' uitgevers van Ref.stemmen. Waarom wij bezwaar maken tegen deze verbrokke-, ling van onze vrij gemaakte pers?

Om twee redenen. In de eerste plaats omdat men zegt onze kerken er mee te willen „dienen", maar practisch de zaak der vrij gemaakte kerken er schade mee berokkend. En dat wel om de heel eenvoudige reden, dat er voor méér dan één flink landelijk kerkelijk orgaan in onzen kleinen kring geen plaats is.

We spreken uit ervaring, ' die ongeveer een vijf en twintig jaar beslaat, en op grond daarvan zeggen wij het volgende: Wanneer straks de geldschaarschte doorwerkt, (en die zal doorwerken, véél funester dan vóór 1940, men make zich geen illusies) wreekt zich dat allereerst en allermeest op de weekbladpers. Daarop bezuinigen de menschen het allereerst, wat te begrijpen is. En hoe ging het vóór 1940, toen we economisch in veel gunstiger positie verkeerden dan nu? De Heraut takelde gaandeweg af en had op hèt laatst geen duizend abonné's meer over. Credo ging ten gronde bij gebrek aan abonné's. Het Calvinistisch weekblad moest nog in 1941, toen er al veel van haar concurrenten gesneuveld waren, soebatten bij haar abonné's brengt ieder toch een nieuwen abonna aan, anders gaan we ten gronde. En Pro Ecclesia, dat dezelfde pretentie voerde als Ref. Stemmen en dat blad van Ds Bremmer, n.I. het wilde , , populair" zijn, werd door onze firma in 1940 overgenomen, terwijl dit blad toen nog slechts 392 betalende abonné's bezat.

Alleen De Reformatie had tot het laatste toe haar getal steeds weten te handhaven. i Dacht men heusch, dat het nu beter zal gaan, nu de ring veel kleiner geworden is en we een tijd van groote erarming te gemoet gaan? Het zal er spoedig op uitloopen, dat we allemaal met lkaar noodlijdend worden en geen van allen in staat ullen zijn een behoorlijk landelijk blad te financieren. En dat zal de schuld van onze ellendige verbrokkeing zijn, en tot onherstelbare schade lijden ivan de vrij emaakte kerken.

Het is inijn vaste overtuiging, dat er in onzen betrekelijk kleinen kring slechts plaats is voor één flink andelijk orgaan en verder misschien voor enkele plaatelijke kerkbodes van eenig formaat. En waarom zou dat niet genoeg zijn?

Weet ge waarmee onze vrij gemaakte kerken gediend ijn? Met één groot landelijk orgaan, waarin de geborenchrijvers regelmatig ons volk voorlichten. Dat kan dan

een blad worden met zoodanige oplage dat èn de hoofdredacteur en de vaste medewerkers behoorlijk gehonoreerd kunnen worden en dan bestaat er ook nog de mogelijkheid dat dit blad van 8 op 12 pagina's per week wordt uitgebreid, terwijl bovendien het slechts dan mogelijk zal zijn, weer te beginnen met een catechismusbijlage, waar héél ons volk om roept, de heeren predikanten niet het minst. Het zijn Ref.stemmen en dat blad uit het Noorden, die dit thans onmogelijk maken. Of zij daarmee onze kerken waarlijk dienen blijve aan hun eigen consciëntie ter beoordeeïing.

Bovendien, hebben deze heeren zich er al eens rekenschap van gegeven, dat zij ons volk, dat toch al zoo heel veel moet opbrengen, met hun gezamelijk budget, dat toch waarschijnlijk op 't oogenblik wel een veertig duizend gulden beslaan zal minstens een achttal flinke predikantstraktementen uit den zak halen, die nu in de zakken komen van een paar uitgevers, papierhandelaren, drukkers en redacteuren? Is dat geld werkelijk op deze manier efficient besteed? Ook dié vraag blijve aan hen zelf ter beoordeeling over.

Tenslotte: onze predikanten zitten tot over de ooren in het werk. Zij preeken soms vijfmaal per Zondag, klagen — en terecht — dat - Tjij hun ambtelijk werk niet aan kunnen. Hebben de redacteuren van deze bladen zooveel tijd disponibel, dat ziS die vrijmoedig achter hun schrijftafel besteden kunnen., Is er geen werk dat urgenter is in hun eigen gemeente en omgeving? Is er werkelijk zoo'n schreeuwende behoefte aan hun pennevruchten, dat dit voor al het andere gaan moet? Het is vraag drie die zij voor zich zelf maar eens moeten oplossen. =

We zeiden, dat we nog een tweede argument hadden. Het is er een van sociaal-ethisch karakter. .

De Uitgevers van De Reformatie hebben na Mei 1940 de risico's heel duidelijk gezien en ook aanvaard, toen de hoofdredacteur bleef schrijven zooals hij vóór Mei 1940 geschreven had. Het had ook hun bedrijf en ook hun persoonlijke vrijheid kunnen kosten. Zij hebben den hoofdredacteur rustig zijn gang laten gaan tot de laatste pagina in Augustus 1940 toe, toen de gevangenisdeuren zich achter hem sloten. We weten wel, dat is hun plicht geweest, en zij verheffen zich er ook niet op. Maar eenige waardeering mocht thans toch wel blijken bij deze heeren „uitgevers" en redacteuren. Bovendien hebden de uitgevers van De Reformatie het technisch en administratief personeel van De Reformatie vijf jaar lang' gehandhaafd, ofschoon deze menschen practisch met de armen over elkaar. gezeten hebben, een post die vele duizenden beloopt. Dan hebben zij, direct toen er een mogelijkheid was in 1945 De Reformatie weer uit te geven, geen kosten en moeiten ontzien om het blad weer te brengen, volkomen in zijn ouden vorm, ofschoon hier een dubbel aantal administratieve krachten en zeer hooge drukkersloonen mee gepaard gingen.

Zegt dit alles dezen heeren niets? Laat mij dan het volgende mogen opmerken.

Er bestaat reeds tientallen jaren in het drukkersbedrijf een sociale ordening, die prachtig werk verricht heeft. Daarin ligt ook vervat de z.g. „bescherming van periodieken". Geen concurrent-drukker kan zoo maar een blad bij een collega weghalen. Ieder blad ligt . „beschermd". Dat vindt zijn oorzaak voornamelijk hierin, dat een drukker zeer hooge kosten moet; maken om een periodiek te kunnen drukken. Wanneer een uitgever van zoo'n blad nu zonder meer zoomaar naar een anderen drukker kon overstappen, omdat die misschien iets goedkooper zou kunnen exploiteeren, blijft de gedupeerde drukker met zijn hooge kosten zitten. Dat zou onsociaal zijn, vandaar deze „bescherming".

Maar wat wel mogelijk is, en waarin helaas niet te voorzien is, is de figuur, dat men een nieuw, soortgelijk blad opricht en probeert de abonné's van het blad in welks vaarwater men wil gaan varen af te troggelen. Daarin is moeilijk te voorzien. Maar daarom juist ook te meer is dit een onsociale handeling, die lijnrecht strijdt met de regels der ethiek, zéker der christelijke ethiek, en zij die daarvoor niet terugdeinzen hebben hier één schema met de wereld, en dat nog niet eens in haar besten verschijningsvorm. Dit is socaal geen antirev. maar wel terdege een revolutionaire manier van „zaken doen".

We nemen graag aan dat de heeren redacteuren, die hieraan hebben mee gewerkt, dit alles niet doorzien hebben. We willen zelfs aannemen dat de , , uitgevers", die deze heeren tot deze daden verleid hebben, het evenmin consequent hebben doorgedacht. Maar waarom laat men het vak uitgeven d^n ook niet aan uitgevers over? Is men verblind geweek door de visioenen van groote winsten, die ei in de eerste weken na de bevrijding, in het uitgeversvak schenen behaald te kunnen worden, toen er overal nog groote „leeshonger" was en het verkoopen van gedrukte stukken volstrekt geen kunst was? We hopen dat die oogen dan nu open mogen gaan en men weer het gulden oud-hoUandsche spreekwoord gaat bedenken: „schoenmaker houd je bij je leest"! Een bakker blijve een bakker, een kruidenier een kruidenier en een wijnhandelaar een wijnhandelaar en een uitgever een uitgever. Men bespaart zich dan wellicht — wanneer men tenminste zijn eigen vak onder de knie heeft — groote desillusies en heeft kans antirevclutionair te blijven, óók in zijn bedrijfsleven. Dit zijn dingen die openhartig gezegd worden, maar daar zijn we dan ook de „vrij gemaakte kerken" voor, en wte gelooven, dat, toen men ons onze meening vroeg over de „verbrokkeling van onze vrijgemaakte pers" ook op deze openhartigheid prijs gesteld heeft.

Natuurlijk weet onze hoofdredacteur van dit geschrijf niets af, hij zou op zijn goedmoedige manier zijn schouders er over ophalen en zeggen: och laat maar waaien. Hij heeft ook al zooveel desillusies moeten slikken! Maar wat hij zelf dan wellicht moeilijk zeggen kan, nemen'

wij maar voor onze rekening.

K. C. v. S.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 8 december 1945

De Reformatie | 8 Pagina's

STEMMEN UIT ONZE KERKEN

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 8 december 1945

De Reformatie | 8 Pagina's