GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

POPULAIR-WETENSCHAPPELIJKE SCHETSEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

POPULAIR-WETENSCHAPPELIJKE SCHETSEN

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

HET TEKSTVERBAND VAN ROM. 9: 6b-8.

m.

De gang van Paulus' betoog in Rom. 9 is als volgt te omschrijven.

' De apostel heeft er hartzeer van, dat Israël het heil in Christus heeft verworpen. Nu gaat hij de oorzaak daarvan opsporen. En hij wil dan laten uitkomen, wat reeds in- 8 : 28 is gezegd, dat het voornemen Gods, de vrijmachtige verkiezing, de oorzaak en grondslag van het deelgenootschap aan het heil in Christus is. Hij wil komen tot de uitspraak van 9 : 11, dat alleen de verkiezing Gods de beslissende factor is en blijft bij de aanneming en bij de verwerping van Israël. Om tot de uitspraak van 9 : 11 te komen moet volgens Paulus een heele weg worden afgelegd. Want hij gaat niet uit van de verkiezing, om zoo af te dalen en te besluiten tot geloof of ongeloof; neen: Paulus klimt van het zichtbare op tot 'het onzichtbare, klimt van het geloof op tot de verkiezing, van het on'geloof tot de verwerping.'

Israël heeft vele voor-rechten, vs 4 en 5; onder andere: de verbonden en de beloften. Wij lezen hier niet, dat Paulus in dezen tusschen de Israëlieten onderscheid maakt. Calvijn zegt dan ook terecht (bij Rom. 9:6): , , dat de.-belofte der zaligheid aan Abraham gegeven aan allen toekomt, die him afkomst naar het vleesch op hem terugvoeren, omdat zij aan a 1.1 en, zonder uitzondering wordt aangeboden: en dat'zij op dezen grond naar recht erfgenamen en opvolgers van het met Abraham gesloten verbond worden genoemd, of, om met de Schrift te spreken, zonen der belofte n i 3."

Calvijn ziet dus alle Israëlieten als staande in het verbond, aan wlen de beloften toekomen.

Toch heeft Israël het heil in Christus niet.

Uit welke oorzsiak?

Ligt de oorzaak soms hierin, dat het Woord Gods (, , heel het verbond, dat God aan Abraham en Israël had geschonken, met al zijne toezeggingen", Greijdanus, a.w. bladz. 413) zou vervallen zijn, d.w.z. dat Gods beloften als een bloem, wier bloembladen afvallen, uitvallen, zonder dat zich vrucht heeft gezet? Dat Gods beloften niet ernstig gemeend, krachteloos of bedriegelijk zijn?

Met kracht wijst Paulus die gedachte terug: „Dat is onmogelijk. Het is met Gods beloften en toezeggingen in orde." Israels val is dus niet te w ij ten aan Gods verbond en beloften (vs 6a).

Maar waaraan daji?

Wij zouden nu geneigd zijn direct naar de verkiezing te grijpen, doch Paulus doet dat niet. Neen, hij wijst allereerst op de zichtbare oorzaak: Israels ongeloof, Israels niet aannemen doch verwerpen van de beloften. „Want niet allen, die van Israël afstammen, zijn Israël" (vs 6b). Dit spreekt dus over de onverantwoordelijke houding van Israël tegenoVer de verbondsbeloften. Niet alle Israëlieten, dié van vader Jacob afstammen, van vader Jacob, die met God worstelde om den zegen der beloften en om die worsteling van God den-naam Israël kreeg, welke naam beteekent: „die met God strijdt", n.l. om den zegen des verbonds, — niet alle die Israëlieten zijn worstelaars met God om. den zegen des verb o.n d s, om het heil uit de belofte.

In dit versdeel(6b) is dus geen sprake van Gods doen tegenover de ongeloovige Israëlieten, maar van het doen der Israëlieten tegenover God in Zijn verbond. Het is dus puur inlegkunde in deze woorden reeds iets over de verkiezing en de verwerping Gods te lezen. Paulus begint niet m'eteen appelleeren op Gods praedestinatie maar met onze verantwoordelijkheid in het veïbond. Want in dit zinsdeel: „Want niet allen, die van Israël afstammen, zijn Israël", is dfe naam Israël den eersten keer de aanduiding van Jacob als stamvader, om de vleeschelijke, natuurlijke afkomst der Israëlieten aan te geven; en den tweeden keer heeft hij geestelijke beteekenis. Zoodat we kunnen parafraseeren: „W ant niet allen, die van vader Jacob afstammen, zijn als hij geestelijke worstelaars om den zegen dès verbond s." Vandaar dat het onbegrijpelijk is, dat een hoogleeraar in de Nieuw-testamentische exegese (H. N. Ridderbos, De belofte van het genadeverbond, bladz. 14) durft schrijven: „Veeleer ligt de oorzaak (n.l. van het niet vervuld worden der heilsbelofte) daarin, dat niet allen, die van Israël afstammen, Israël zijn, d.w.z. niet allen dragers van de golddelijke belofte zijn" (spatieering van "hemzelf). Hier heerscht een vooropgezet dogmatisch oordeel over den tekst en z'n uitlegging! Keer op keer kan men in de lectuur die verkeerde uitlegging van deze woorden tegenkomen. En een hoogleeraar in de Nieuw-testamentische uitlegkunde moest er niet aan meehelpen die te bestendigen, 't Is inlegkunde hier over de verkiezing Gods of over het al dan niet drager — der belofte — te lezen. De tekst gaat er juist vanuit, dat alle Israëlieten dragers der belofte zijn, maar niet a 11 en worstelen om den zegen uit de belofte, niet allen •willen voldoen aan den eisch des verbonds, aan de nieuwe gehoorzaamheid des geloofs. De apostel begint dus met de verantwoorde lij k- heid in het verbond tegenover de geschonken belofte op den voorg'rond te stellen.

En dan komt paS in de tweede plaats de 'vraag aan de orde: Hoe komt het nu, dat die Israëlieten niet begeerden en niet wilden? Want men zou kuimen 'vragen: Hing het dus van hen alleen, van hun 'vrijen wil af, of ze het heil uit de belofte zouden ontvangen?

Dit — wat men later pelagianisme en remonstrantisme zou noemen — wil Paulus bij den wortel wegsnijden door in het licht te stellen, dat Gods 327 vr ij machtige verkiezing'beslist. Hij wil nu uitspreken gaan, dat door dat alles" openbaar is, dat van het begin af tot het einde toe geheel Israels geschiedenis hangt aan die verkiezing. Dat de Isr'aëlieten alleen maar dragers der belofte zijn, omdat God hen in Izaak daartoe verkoor; en dat in het verbond ook die verkiezing beslist wie het heil, dat is de vrucht en de vervulling der belofte, ontvangt.

Paulus wil dus twee dingen duidelijk gaan maken:

1) de verkiezing tot het verbond, welke inhoudt, dat de verkiezende God aan de tot het verbond verkorenen Zijn belofte schenkt (va 7—9);

2) de verkiezing tot zaligheid in het verbond, welke inhoudt, dat niet .alle dragers der belofte het heil, de zaligheid, uit de belofte ontvangen, doch alleen zij, die door den HEERE daartoe vrijmachtig, onafhankelijk en vrg zijn verkoren; zonder eenigen grond voor die keuze in de gekozenen (vs 10—13).

De verzen 7-^13 staan dus naast vers 6b, om een tweede oorzaak naast de eerste in vs 6b aan ta geven, waarom Israël niet in z'n geheel, hoofd voor hoofd, het heil heeft ontvangen. Vers 6b noemt de naaste oorzaak: het niet-willen van zoovele Israëlieten; en de verzen 7—13 grypen daarachter terug naar de laatste oorzaak: Gods pra«deStinatie tot en in het verbond.

a) Het eerste, n.l. de verkiezing tot het Verbond, wordt duidelijk gemaakt in de verzen 7—9. Abraham had 8 zonen: Ismaël, Izaak en de zes big Ketura (Gen. 25 : 2). Allen dus zonen van Abraham, die met God in het verbond der genade stond (Gen. 15). Wij zouden dus zeggen: allen zonen van een bondsvader, dus allen verbondskinderen. Ook al was de moeder niet geloovig, toch kinderen des verbonds en du.s heilig, gelijk Paulus zelf 1 KOR. 7 : 14 uitspreekt. Doch de regel des verbonds, die n u g.e ld t, ging toen, daar in Abrahams tent, niet door. Die 8 zonen zijn niet allen kinderen (der belofte), vs 7, omdat zlj natuurlijke kinderen van Abraham zijn. Want in Abrahams tent greep iets zeer bijzonders plEiats, wat later in de lijn van Izak nooit meer plaats greep, n.l. dit, datdeHEERE b^jAb.raham met Zijn verkiezing tusschenbeide kwam, om indat verbondsgezin één van de 8 zonen aan te w ij zen aï's drager van de Messiaansche heilsbelofte, met uitsluiting van de anderen. Hier werd de verkiezing tot het verbond in den Christus openbaar, 't Was Abraham duidelijk gezegd, dat drager van die beloftfc zou zijn Izaak, die door beloftekracht zou worden verwekt en ontvangen, zoodat Abraham 'wist, dat Ismaël en de zonen bij Ketura, die allen door vleeschelijke kracht, ja, gelijk Ismaël, tegen die belofte in, waren verwekt en ontvangen, niet „zijn zaad" zouden heeten (vers 7b). Vers 9 herinnert uitdrukkelijk aan die belofte omtrent Izaak.

Wat wil nu Paulus met z'n teruggrijpen op dat handelen Gods in Abrahams tent in het licht stellen? Klaarblijkehjk toch wel dit, dat het ontstaan van Israël als volk z'n oorsprong en oorzaak heeft in de belofte Gods, dat de verkiezing Gods den oorsprong en de opkomst van het volk Israël beheerscht, daar de verkiezende God in Abrahams tent souverein tusschen de zonen tusschentreedt om de belofte van het verbond in den Christus te binden aan Izaak en aan diens nakomelingen. De verkiezende liefde Gods is de laatste oorzaak, dat Izaak en diens afstammelingen in hun geslachten tot op Paulus' dagen toe dragers van die belofte zijn, met voorbijgang van de overige zeven zonen.

Doch dan is tegelijk gezegd, dat dat verkiezend en souverein handelen Gods daar „einmalig" was. D.w.z. dat de HEERE in een verbondsgezin als dat van Abraham slechts een deel der kinderen, in casu hier alleen Izaak, drager van de belofte des verbonds in Chri'stus maakte, komt daarna niet meer voor in de geschiedenis van de geslachten en gezinnen in Izaaks lün. De kinderen van Izaak en van Jacob, en van Ruben etc. worden door het souvereine beschikken Gods niet meer onderscheiden en gescheiden als de kinderen van Abraham in het eerste lid. De souvereine beschikking van de belofte des verbonds in den Christus, gelijk die in Abrahams tent onenbaar werd, houdt immet's verband met de' verkiezing van Izaak en diens nakomelingen als volk Gods (Deut. 32 : 8 e.v. en andere plaatsen), dat Gods verbond en woorden ontving (Ps. 147 : 19, 20).

Zoo alleen kan het geheel eigensoortige en „elnmalige" van Gods verkiezing in Abrahams 'tent worden verstaan. En dan wordt men behoed voor de fout, om naar analogie van deze beschikking Gods

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 13 juli 1946

De Reformatie | 7 Pagina's

POPULAIR-WETENSCHAPPELIJKE SCHETSEN

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 13 juli 1946

De Reformatie | 7 Pagina's