GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

UIT DE SCHRIFT

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

UIT DE SCHRIFT

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

En God zeide tot Mozes: „Ik ben die Ik ben" en Hij zeide: „zoo zult gij tot de Israëlieten zeggen: 'Ik ben' heeft mij tot u gezonden Jahwe (Hij is) heeft mij tot u gezonden". Ex. 3 : 14, 15.

GARANTIE GEVENDE WEZENS- IDENTITEIT.

De Naam van den HEERE, den Verbondsgod, wordt slechts in het geloof verstaan.

In het geloof, d.w.z. in aanneming van wat, niet maar in een „eigennaam", doch in een „oordeel" (onderwerp, gezegde, voorwerp), die God, die zich HEERE noemt, omtrent zichzelf aan zijn bondsvolk, ten aanzien van dit verbond, openbaart.

Neem dat geloof weg, en laat dat in „oordeelen" tot ons komende spreken van den Verbondsgod buiten beschouwing, en de Naam van den HEERE wordt ons onverstaanbaar; wat die naam bedoelt, büjft ons dan verborgen.

Immers, wat houdt die naam dan eigenUjk in?

Ge zoudt kunnen zeggen: hij is niet anders dan een formule uit de formeele logica. Op de vraag, wie Hij is, antwoordt de aan Mozes verschijnende God: „Ik ben die Ik ben". Men mag het afkorten tot „lic ben", maar voUedig gelezen luidt de formule: „Ik ben die Ik ben". Op Mij past de formule: „a is a".

En als die God dan van zichzélf zegt: „Ik ben die Ik ben", dan doet het hoorende volk daarvan verslag; het zet den spreekvorm van den eersten persoon over in dien van den derden, en verklaart op zijn beurt dan: „Hy is, die Hij is". Op Hem past de form.ule: „a is a". Want Jahwe beteekent: Hij is. Jahwe asjer Jahwe: Hij is die Hij is.

En daar staan we nu.

Wat moeten we daarmee beghmen, als we die formule nu „op zichzelf" bezien, los van het gesprek, dat de Spreker-God mét ons- voert omrent zichzelf en zijn werk?

We beginnen er niet veel mee. En als we er iets ee aanvangen, dan is dat dwaasheid, zoolang ij de „formule" losmaken van zijn verhaal mtrent zijn evangehsche werken.

„Ik ben, die ik ben"; „hij is, die hij is"; „a is a", daarop bouwt de ééne filosoof een verhandeling ver het verschil tusschen indentiteit en gelijkheid, n de ander maakt er een uitgangspunt van voor eel zijn wijsgeerig systeem. Een derde bindt er oordrachten over logische onderwerpen aan vast.

Maar wat heeft de miensch, die het „gun leven an mijn ziel" op de hppen voelt branden, aan zulke peculaties?

Minder dan niets.

En toch: zoolang hij niet luistert naar het „gezegde" dat bij het „onderwerp" van den door God gesproken „volzin" komt, zoolang heeft ook hij aan dien Naam van God geen hou-vast. „A is a", ... maar dat geldt immers van alle identiteit. Indien men in de taal der ongeleerden spreekt — en in geen andere taal wil ooit de bijbel spreken, en met geen andere taal behoeft trouwens Mozes zijn slavenvolkje aan boord te komen — dan kan men toch zeggen: ieder mensch, elke engel en duivel, kan verklaren: „ik ben die ik ben"? In die taal der eenvoudigen beteekent de formule: „hij is die hij is", niet in het geringste een uitspraak over filosofenkwesties, als daar zijn: de vraag van identiteit of gelijkheid; van „zijn" dan wel „worden"; van ontologische dan wel formeel-logische oordeelen; of hoe verder de wetenschappelijke mensch zich moge uitdrukken. Het beteekent voor hen eenvoudig hetzelfde als „Jan is Jan", en „Piet is Piet", en „een tafel is een tafel". Maar wat hébben zij „aan dien Naam"? Zoolang die Naam hun niet meer zegt dan dit?

De mensch heeft er niets aan, zoolang hij niet volledig luisteren wil.

Maar als hij wezenlijk luistert, dan verneemt hij, dat, indien God waarhjk God is, zijn „namen" altijd „gezegde n" zijn. En dat die namen, als God zelf ze openbaart, betrouwbare gezegden zijn. Het zijn gezegden omtrent Gods levende, versche, tijdelijk zich voltrekkende handelen ter uitvoering van een eeuwig plan. Want „Hij is die Hij is". Hij „is" „zichzelf" in zijn doen.

Zegt dan die God: Ik heb tot u dezen Mozes gezonden, dan wordt die ZENDING van Mozes het „gezegde", waarin zich de Naam ontvouwt. In dat „zenden" van Mozes, dien middelaar, spreekt zich de genade en d© barmhartigheid an dien zendenden God uit. Hij heeft zijn slavenvolk aangezien; is aan de ellende van dat volk indachtig geweest; gaat zelf aan farao's hof het leit ervoor voeren; wordt zoo zijn ongeroepen dvocaat; zóó gansch „om niet" tot hulp gereed, at slechts wie bondskind in zijn volk is, funamenteel verstaan kan wat het zeggen wil, dat dvocaten werken „pro Deo", ... zoo vaak zij aan ie niets te betalen heeft niettemin bijstand vereenen in rechten.

En in den innigen samenhang van onderwerp en gezegde wordt nu de naam „Hij is die Hij is" een levende fontein. „Hij" is bezig een middelaar te zenden. Hij komt te hulp. Hij roept de dooden om te leven, Hij opent de gevangenis, en zet de poort van 't „diensthuis" zeer wijd open. Dat is zijnwerk; gelijk Hij z e 1 f het van zich komt v e r- tellen en omschrijven. En in dat wèrkenvan-zijn-evangehe-daad nu weet ik, dat „Hij is die Hij is"; want niet ik heb dat geconstrueerd, vanuit mijn godsbegrip of zoo, maar Hij zelf heeft zóó van zich gesproken, en nu kom ik Hem n a spreken. Zou ik van MIJN kant hebben gezegd: de algemeene formule, door mij bedacht, heb nc vertrouwend op de intuitie van mijn logisch denken, op Hem daarboven „toe-gepast", wel, dan, ware „Hij" een ontwerp van mijn gedachten, en mijn naam-geving, mijn trotsche bewering: „(ook) Hij is, die Hij is", ware dan aUeen maar een bewijs, dat ik vind, dat mijn verstand (looze) garantie geeft aan zichzelf, omdat ik geloof in de identiteit van mijn gedachten. Maar nu ik Hem slechts naspreek, en nu ik dit doe in het geloof, dat Hem, den levenden tot mij komenden God aanneemt va. zijn spreken, nu is mijn overzetten van Zijn zelfbewuste "Ik ben die Ik' ben" in mijn eigen taal: „Hij is, die Hij is", niet minder dan een vrucht van Zijn verheven werking, die mij verzekering gegeven heeft en geeft: dat Zijn Naam identiteit beteekent van zijn wezen, van zijn leven, zijn raaden-daad, doch dan zuUc een identiteit, die mij verkondigd is en wordt in het nauwste verband met de concrete handeling der verlossing van zijn bondsvolk, waarin ik geboren ben. Dat is te zeggen: nu Hij dit grootsche van ZICHZELF gezegd heeft in verband met de bewogen zending van den manvan-hulp, nu beteekent de afkondiging van zijn wezensidentiteit niets anders dan garantie. Hij garandeert mij, dat Hij nimmer zal veranderen, en dat Hij aan zichzelf getrouw bhjft in 't verkiezen van zijn volk, en van mijzelf tot eeuwig leven.

Ik heb geen „klanken" aan te hooren, maar zijn „oordeel", zijn „rede", zijn „gesprek", zijn van genade overvloeiende „volzinnen" aan te emen: Jahwe beteekent: eeuwige wezensidentiteit, gehjk ze, achteraf gepredikt zijnde, in den tijd vóór alle tijd een eeuwigheid garantie geeft aan zijn erbondsvolk, garantie van de onveranderlijkheid an zijn beloften, garantie van het „ja-en-amen-

arakter" zijner woorden,

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 28 september 1946

De Reformatie | 8 Pagina's

UIT DE SCHRIFT

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 28 september 1946

De Reformatie | 8 Pagina's