GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

KORTE BERICHTEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KORTE BERICHTEN

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

— ROEPING, WOORD EN GEEST. Ter ouderlingenconferentie te Heemse sprak Ds Koopman over „Ambtelijke roeping en persoonlijk getuigenis".

Rondom ambtelijken arbeid en persoonlijk getuigenis, aldus spreker, zijn een aantal spanningen ontstaan, die te herleiden zijn tot deze twee hoofdgroepen:

a. die groep, die in het algemeen gesproken, den nadruk legt op den ambtelijken arbeid, waarbij het Woord, en dan het Woord alleen, op den voorgrond geschoven wordt en waarbij het „persoonlijk-erbij-betrokken-zijn" als een z.g. gevaarlijk element op het tweede plan wordt gedrongen:

b. die groep, waarin men het persoon-getuigenis, het zelfbeleven van de dingen, en het daarvan spreken, het voornaamste acht, terwijl men het streng-ambtelijk voorhouden van het Woord-alleen, doodelijk acht van wat men dan waarachtig „geestelijk leven" noemt. ,

Zoo gezien gaat 't eigenlijk in dit onderwerp om dit Kernprobleem, n.l. de verhouding „Woord—Geest".

Men heeft tusschen die beiden een scheiding geforceerd. In de synodaal-Geref. kerken ter eenerzijde heeft men altoos „geschermd" met het Woord en nog eens: het Woord, terwijl het Werk des Geestes op den achtergrond kwam; in verschillende secten' en stroomingen ter andere zijde (b.v. Leger des Heils, Buchman-beweging en verschillende piëtistische stroomingen) is men overstag gegaan in een eenzijdig den nadruk leggen op het Geestes-werk.

De oplossing van dit probleem ligt m.i. zoo, dat we de zuivere verhouding tusschen Woord en Geest weer gaan verstaan: het Woord is het Werk des Geestes en het Werk des Geestes is: arbeid met het Woord.

Er is een harmonieus samengaan tusschen die twee. Dan is dus al onze ambtelijke arbeid (met het Woord) tegelijk al vanzelfsprekend „Geestes-werk"; en „Geesteswerk" geschiedt, voor zoover ons geopenbaard, nooit anders dan door en met

het Woord. È)e ambtsdrager kan die arbeid alleen verrichten, goed en zuiver, als hij zelf door Woord en Geest is gegrepen.

Het bevestigingsformulier spreekt immers van „mannen vol des H. Geestes". En Christus zegt in l-ucas 23: 32 tegen Petrus, dat hij, wanneer hij eens sol bekeerd zijn, zijn broeders moet versterken.

Dat men in Calvinistische kringen altijd zoo schuw is geweest voor mensch-Vèreering is goed, maar hield dit gevaar in zich, dat men een absolute scheiding geforceerd heeft tusschen God en mensch in dien zin, dat God de Souverein is en dat de mensch toch maar niets beteekent; dat 't Woord van God'alles is en de Woordbrenger niets.

De menschelijke persoonlijkheid mocht geen woord meespreken. Dat is onjuist, want de God die Souverein boven den mensch staat, heeft ook zijn persoonlijkheid geschapen; daar is verband. God neemt den mensch, den ambtsdrager als persoonlijkheid in zijn dienst; God nihileert niet het menschelijke in den mensch.

Dat wil niet zeggen, dat de mensch, de ambtsdrager, bij iijn ambtelijken arbeid zijn persoonlijkheid in het centrum mag stellen, door alleen zijn eigen ervaringen te vertellen; maar het wil dit zeggen, dat de ambtsdrager als echt mensch, die niet los van de boodschap staat, die hij komt brengen, de dingen als doorhem-zelf-beleeid moet voordragen. Hij is als ambtsdrager een „persoonlijk getuige" van deze dingen.

Ps. 66 : 16 strekke ten bewijze. Daarin, in het: „Komt hoort toe, o gij allen, die God vreest, en ik zal vertellen wat Hij aan mijn ziel gedaan heeft", gaat 't niet over het vermelden van „ziele-ervaringen" tot in de finesses toe; maar daarin getuigt de dichter-profeet van Gods verlossingswerk aan zijn Kerk, waarin hij ook deelen mag door Gods genade.

Dat mag en dat mèèt hij vertellen.

Als wij dat ook doen in ons ambtelijk werk zullen de schapen de stem van den grooten Herder weer hooren gaan, en zelf ook levende getuigen worden van de groote werken Gods.

Op dit onderwerp volgde een geanimeerde bespreking, die door de aanwezigen met groote aandacht werd gevolgd. De discussie beweegt zich vooral om het persoonlijk getuigenis, mag dit een plaats innemen in den ambtelijken arbeid, bijzonder bij 't huisbezoek, zoo ja, welke dan, of moet het geheel worden geweerd?

Het komt er maar op aan, wat men onder persoonlijk getuigenis verstaat. Het moet niet zijn een verhalen van persoonlijke ervaringen, een vertellen van eigen bekeering b.v., daaraan heeft een ander niets. Referent wil het zoo uitdrukken; de ambtsdrager moet brengen het Woord, maar dan zoo, dat hij zelf de kracht van dat Woord heeft ervaren, niet staat buiten de dingen waar het Woord van spreekt, maar daarin keft. Dan wordt het zoo als de dichter van Ps. 66 het zegt: „Ik zal vertellen wat Hij' aan mijn ziel gedaan heeft".

Een ander punt van bespreking was de z.g. in- en uitwendige roeping, een onderscheiding door referent verworpen. De term _ uitwendige roeping kan licht leiden tot de gedachte, dat niet alle roeping door het Woord, op welke wijze dan ook, ernstig gemeend is. Maar de V art. zeggen: die geroepen wordt, wordt ernstig geroepen. Er is geen tweeërlei roeping. De roeping is voor allen gelijk, ernstig gemeend en in elke roeping werkt de H. Geest, omdat Geest en Woord niet te scheiden zijn. Maar de menschen rcageeren verschillend op de roeping. Er is een geloovig aannemen of een verwerping in verharding. Hier .komen we aan het souverein besluit van verkiezing en verwerping.

Tot zoover het verslag. Ook de Geref. vaderen noemden de roeping, zoover zij 's menschen bctvust sijn raakt, inwendig^ ook al was ze met krachtdadig tot A^ernieuwing.

— ENFANT TERRIBLE? „Het Schud" (Roomsoh) schrijft: „In de waagschaal" bracht 7 September een artürel van den socialistischeu, ex-gere£ormeercten, thans hervormden predikant J. J. Buskes Jr., waai-in deze als volgt uit de school klapt: „Op een kring van Rotterdarasche Hervormde predikanten — allen orthodox, dit ter geruststelUng en tegelijkertijd ter verontrusting — geloofde de één niet in de werkelijke hemelvaart, een anöer schrapte de geboorte uit de maagd, een derde zafe met de vraag naar de lichamelijke opstanding en het leege graf, een vierde bestreed Ansdniiis — Ztondag 5 en 6 van den Heidelberger, de belijdenis van de Kerk — op het allerheftigsf'.

Tot zoover „Het Schil*'. Prof. Miskotte merkt daartegen 'op: „Wij voegen hier aau toe, dat wy de uiting van Ds EuAcs over wat er binnenskamers, waar theologen bezig zijn niet de problemen van hun wetenschap, te berde gebracht l; an worden, betreuren, o.a. omdat zij zoo iicht in liaar strekliing wordt misverstaan Cdaargeiaten of de weergave juisi is); want waf beteekent „orthodox" (en dat zijn al deze mannen) wanneer men negatief oordeelt over zoo essentiëele stuldien van de katholieke en van de gereformeerde belijdenis; en kan daar geen sprake zijn geweest van een neologisch critiseeren en verwerpen; dat moet een theoloog, als hij het niet met de handen tasten kan, kunnen ruiken; een theoloog als Pater Piket moet weten, dat indien b.v. Zondag 5 en 6 van den Heidelberger onder ons in dispuut komt, c5e Godheid van Christus gansoh en al niet in het geding is, maar de deductieve methode, die daar wordt toegepast, om zoowel de Godheid als do mensehheid te betocgcn. En dat wü dit zoo belangrijk vinden, omdat onze theologie, onze dogmatiek, ook in haar speculatieve deelen, zoo gaarne pastoraal wil blijven."

Tot ajover Prof. Miskotte.

Wij meenen, dat de schoen elders wringt. De Catechismus deöuceert niet uit eigen rede, of grondaxioma (als Barth), maar reproduceert (in systeem-vorm) wat hij uit de Schrift heeft leeren verstaan. Overigens; de tegen.stelling tussohen wetenschappelijke dominees en belijdende kerk of belijdenis-kerk is uit den booze; wat ..uit de schóól geklapt" heet, is over de kerk geklaagd.

— THEOLOGISCHE HOOGESCHOOL (te Batavia). Prof. Van der Schuit schrijft in De Wekker:

Het heeft sterk onze aandacht getrokken, dat.de Synode der Gerefonnc^voc !--'i.n iiw^Iuiting- gezocht en gevonden heeft bu den Nederl. Zendingsraad.

Wel was er stesds een soort vertegenwoordiger dezer Kerken op de vergadering van genoemden Raad, maar deze Kerken zelf waren nog niet officieel opgenomen.

Thans is dat anders. Dit besluit der Geref. Kerken gaat zelfs zoover, dat zü ook de Kerken op Midden-Java en Soemba adviseeren om bij den Indischen Zendingsraad zich aan te sluiten.

Nu dient gezegd, dat deze aansluiting is geschied onder een welomschreven voorwaarde. Dit moest wel, omdat de Nederlandsche Zendingsraad aangesloten is bij de Intern, zendingsraad, en dat in dien groeten kring kerken vertegenwoordigd zün, die verre van Gereformeerd kunnen geacht worden.

De voorwaarden, öle door de SjTiode zün gesteld, luiden:

1. Dat niet zal worden meegewerkt aan eenheid van belijden dat in strijd zou zijn met eigen belijdenis der Geref. Kerken.

2. Dat het zendingswerk alleen mag zijn het brengen van het Evangelie van Gods genade in Jezus Christus naar de H. Schrift, en dat daarnaar de samenwerkende federa: tie ook heeft te handelen.

3. Dat de Internationale Zendingsraad in zijn conferentie geen boodschappen laat uitgaan, waartegen één of meer afgevaardigden overwegende principiëele bezwaren hebben, en dat, indien dit onverhoopt wel mocht geschieden, de < 3eref. Kerken zich de vrijheid voorbehouden daartegen publiek te getuigen.

Wanneer wij nu attendeeren, dat deze besluiten genomen zijn in begin September 1946, maar dat de Nederl. Zendingsraad in Juli 1946 op zijn vergadering heeft uitgesproken, dat deze Raad instemt met de groote beweging in het Oosten, de z.g. Balai Kristen di Indosea (Christen Raad van Indonesië), dat deze Raad ook heenwijst naar het stichten van een Theologische Hoogeschool, waar alle Christelijke Kerken in de Groote Oost haar Dienaren zal hebben op te leiden, en dat het verre van zeker is, dat deze theologische Hoogeschool bet Schrift­ vraagstuk naar Gereformeerd belijclen zal stellen, dan vraagt men zich tod? al, waarom dat er in Nederland nog bestaat een Theologische Hoogeschool te Kampen, en een Vrije Universiteit te Amsterdam? Heft die toch op, en ga in de richting' van dezen Nederl. Zendingsraad. Stuur ze allemaal naar 's Lands Universiteiten en laat dat klein gedoe van eigen schooltjes en eigen kringetjes; toch - uaren!

Is zulk een heenaoelen van den Nederl. Zendingsraad niet in strijd met het eigen leven der Geref. Kerken? Of kan soms in Indië wel, wat in Holland niet gaat?

Is men in de Gereformeerde Kerken vergeten de magistrale rede van Dr Kuyper bij de overdracht van het Rectoraat aan de Vrije Universiteit in het jaar 1831 „De Hedendaagsche Schrtftcritiek"?

Wij mogen er nog wel eens aan denken, wanneer wij gaan praten over de Theologische Hoogeschool te Batavia?

Wij moeten er stellig om gaan denken, nu de Nederl. Zendingsraad op zijn vergadering van 4 Juli 1946 die Theologische Hoogeschool in het vooruitzioht heeft gesteld.

Werkelijk — het is meer dan tijd, dat wij de oogen open doen!

— TWEE UITLATINGEN IN DE ANTIBEVOLUTIONNAIRE PERS. (Ingezonden.) Er was nogal eens critiek op de verwatering van 't principiëele karakter van het antirevolutionnaire beleid. Becritiseerd werd dat men in sommige kringen als het er op aan.kwam het practische voorop stelde en het principiëele schuil deed gaan, alle antithesen ten spijt. „Trouw" pleitte b.v. voor een samenwerldng in een „nationaal" kabinet:

, .Waarom? Omdat zij meenen dat er in de komende periode zich voor het Nederlandsche volk zoodanige moeilijkhsden zullen voordoen om het hoofd, nationaal, boven water te houden, dat daarvoor, indien eenigszins mogelijk, alle krachten die ons volk beschikbaar heeft, zich moeten vereenigen."

(Trouw, 27 Mei 1946.)

De critiek werd echter steeds sterker. Geen nood, m.en kan het krijgen zooals men het hebben wil, en een tijdje later lezen wij:

„De christelijke politiek vervult heden ten dage haar taak niet door aan een oplossing mede te werken, maar door de vraagstukken zuiver te stellen."

(Trouw, 19 October 1946.)

— „DE VRIENDEN VAN KAWAGA". Ds B. Soedarno schrijft in „Het Zendingsblad" over den arbeid der christenheid op Java in de periode na de capitulatie der Japanners. Hij werpt daarbij een terugblik op den tijd der Japansche overheersehing, en zegt omtrent deze periode: „De 'vrienden van Kawaga', die alle Indonesische christenen tot één kerk moesten samenbrengen, dienden alleen om ook de Inheemsche christenen mee te kunnen krijgen in den strijd voor Groot- Japan".

— HET CENTRUM VAN DE ZENDINGSACTIE IS EEN POLITIEK CENTRUM. Dezelfde Ds R. Soedarno schrijft in hetzelfde blad: , , Jogja, vroeger het centrum van de Zendingsactie van Midden-Java ten Zuiden schijnt nu te worden: 'het centrum van alle Christelijke actie op Java. Althans: de stimulans en het initiatief komen voorloopig van deze stad.

Dank zü Parkindo, de Christelijke Politieke Partij, die in Jogja haar hoofdzetel heeft. Deze partij Ijemoeit zich niet alleen met de politiek. Het onderwijs wil ze zoo veel mogelijk Ijehartigen. Scholen zijn door haar opgericht, christelijke scholen. En haar pogingen zijn beloond: deze scholen zün door de Indonesische regeerlng gesubsidieerd. Deze subsidie is niet al te groot. Omdat de regeering zelf niet al te rijk is. Maar hiermee is bereikt het feit, dat een ieder nu kan zien, ook de niet-christen Indonesiër, dat de Indonesische rëgeering de Chrisïelijke acHa sanctionneert. De verdenking van „halve blanda's" zal hierdoor minder vat krijgen. Het gaat ons nu om het spel, niet om de knikkers, zei een der leiders van deze partij.

Parkindo hoopt dit jaar nog veel meer christelijke scholen op te richten. Van allerlei soort en aard: lagere en hoogere, huishoud- en ambaclitsscholen. Ook sociaal werk wordt door haar niet vergeten. Indien mogelijk wU ze tehuizen oprichten voor weduwen en maatschappelijk misdeelden. '*

Zoo werkt ook de inheemsche kerk op Java weer."

Tot zoover Ds Soedarno. Het is precies wat in Nederland zeer velen vreesden te zuUen hooren. De kerken afhankelijk van de politiek, en deze natuurlijk „Indonesisch" geïnfecteerd. Wat hier stof tot dank heet, kon wel eens de oorzaak van blijvenden achteruitgang en — bederf blijken.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 23 november 1946

De Reformatie | 8 Pagina's

KORTE BERICHTEN

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 23 november 1946

De Reformatie | 8 Pagina's