GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

HOOFDARTIKEL

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HOOFDARTIKEL

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het vierde formtaliesr van eenigheid* ^

Om de loopende reeks niet te lang te maken, zien we af van een uitvoerige toelichting van de positieve uitspraak, die wij blijkens ons vorig nummer tegenover de synodocratische zouden willen stellen.

We gaan dus verder met lezing en overweging van het synodocratische formulier.

Het vervolgt aldus:

„2. In dit Verband komt de Heere tot ons met de belofte des heils en op grond daarvan met den eisch tot geloof en bekeering".

Voorloopig houden we hier halt.

DuideHjk is ieder, dat hier speciaal het genadeverbond bedoeld wordt; dat bhjkt trouwens in het allereerste woord van dit nieuwe formulier het thema Van het heele stuk te zijn; en dienovereenkomstig is hier ook sprake van den eisch tot bekeering.

Met dit feit voor oogen gaan we nu lezen.

Er staat, dat in het genadeverbond tweeërlei komen van den Heere tot ons is:

a) een komen met de belofte des heils,

b) een komen met den eisch tot geloof en bekeering. En vervolgens wordt geleerd,

o f, dat het komen met den eisch tot ^) geloof en bekeering is gegrond op het komen met de belofte des heils,

èf, dat het komen met den eisch tot^-) geloof en bekeering is gegrond op de belofte des heils.

Welke van deze twee mogelijkheden bedoeld is, weten we niet. We hebben trouwens bij een formulier van eenigheid met de bedoeling van zajn opstellers niets te maken. Het moet voor wie hun eenigheid te eeniger tijd erin uitspreken, duidelijk zijn, anders kan het geen eenigheid uitdruiken. Maar op dit punt is de tekst niet duidelijk, en de eenigheid dus denkbeeldig.

De woorden „op grond daarvan" zijn immers niet duidelijk. Op grond waarvan? kan men vragen. Op grond van het komen (met de belofte)? Of op grond van de belofte?

We zulten maar aannemen dat het vierde formulier bedoelt te zeggen: het komen met den eisch is gegrond op het komen met de belofte.

Maar dan staat er een ongerijmdheid.

„Komen met de belofte" is: gezaghebbende openbaring van een zekeren inhoud.

„Komen met den eisch" is eveneens: gezaghebbende openbaring van een zekeren inhoud. Laat ons voorloopig (zonder nog te vragen of het juist is), dien „zekeren inhoud" behandelen als twee inhouden, en den eersten (belofte) A, den tweeden (eisch) B noemen.

Er staat dan:

openbaring is gegrond op openbaring; nauwkeuriger omschreven: de acte van openbaring van B is gegrond op de acte van A. (Acte = handeling).

Dit nu is ongerijmd. De openbaringshandelingen Gods zijn gegrond op zijn besluit tot zelfopenbaring, tot zelfmededeeUng, tot zelfverheerlijking, tot zelfhandhaving. Want zelfopenbaring is de weg tot zelfmededeeUng (Adam in het verbond naar de eerste geschiedenis-phase); de zelfmededeeUng is de weg tot zelfverheerlijking en zelfhandhaving, zoowel in de verlossing van de straks van Hem afgevallen wereld als in de bestraffing dergenen, die het evangelie der gehandhaafde en versterkte zelfmededeeUng (in het verbond naar de tweede geschiedenis-phase, het genadeverbond) verwerpen.

Wat nu die besluiten betreft, — Gods besluiten zijn één; het ééne besluit is nooit gegrond op het andere, want de besluiten zijn alle van gelijke eeuwigheid. In God is geen proces, noch van denken, noch van willen. Met het zeggen: we bedoelen slechts een logisch gegrond zijn is men hier niet klaar; want ook de logische samenhangen zijn van God gegeven; niets i s op eenige wijze ge-grond, of Hij heeft het alzoo van eeuwigheid ge-grond.

Wij voor ons aanvaarden noch het supralapsarlSMB, noch het infreilapsarlSME.

Maar hoe dit zij, wie nog, krachtens zijn supralai)sarische opvoeding van een „gegrond zijn" van het ééne besluit op het andere spreken wil, zal als laatsten „grond" van alle besluiten moeten nemen Gods besluit tot zelfverheerUjking, en op „grond" daarvan moeten „plaatsen" het besluit tot het bereiden van den weg daartoe in het aanspreken van den te vallen verantwoordeüjken mensch in en tot het verbond; dit verbond nu doet juist in de éénheid èn gelijktijdigheid van belofte en eisch op eigen wijze de verantwoordelijkheid van den mensdi zoo sterk mogeUjk gelden. Wij zeggen niet, dat wij zelf de dingen supralapsarisch construeeren. Maar wy spreken alleen maar uit hoe een supralapsarlST het zou moeten doen.

En wat den i n f r a lapsarlST aangaat, hij zal zich veel minder dan de supralapsariër het hoofd breken over de gronden van het ééne besluit ten opzichte van het andere. Hij kent aan aUe besluiten meer of min een eigen, zelfstandige beteekenis toe, en laat hoogstens het voorgaande „aanleiding" zijn voor het volgende. Maar „aanleiding" is geen „grond". Ook een infralapsariër, die weet waar het probleem over handelt, zal geen oogenbük durven volhouden, dat God „aanleiding" voor het één in het ander „vindt". Grond is ook b\j den serieuasn infralapsarlST het welbehagen Gods; indien hij althans hier van een „grond" wil spreken; beter kan men zeggen, dat Gods welbehagen zich ont-vouwt in al de besluiten; men is dan meteen van beide „-i s m e n" af.

Ieder voelt, we vergeten het niet, dat de t e k s t van het vierde formulier van eenigheid, voorzoover hierboven aangehaald, strikt genomen, niet spreekt over de besluiten, doch over de handelingen Gods, over zijn KOMEN tot ons. Handelingen nu zijn geen besluiten, doch uitvoering van besluiten. Voorzoover evenwel het synodocratische formulier zich in zijn gedaolitengang omtrent het „.s^egrond" zijn van bandeUng B op handeling A mocht iiebben laten leiden door een opvatting aangaande de „orde" der besluiten, was het niet ondienstig, daar een enkel woord aan te wijden ter afwijzing van zulken mogeUjken gedachtengang.

Wij wijzen dus vierderlei meening terug:

a) de meening: Gods b e s l u i t tot openbaring van B is gegrond op zijn besluit tot openbaring van A.

Grond voor deze afwijzing:

AUe besluiten zijn „ont-vouwing" van Gods ééne welbehagen; het ééne besluit staat voor ons denken wel synthetisch tegenover het andere, d.w.z. het voegt een nieuw element er aan toe; maar in Gods raad zelf staan de besluiten tezamen analytisch tegenover het „welbehagen" Gods, d.w.z. het voegt er geen nieuw element aan toe.

b) De meening: in Gods besluit komt B (het komen met den eisch) voor als gegrond op A (het komen met de belofte).

Grond voor deze afwijzing:

het - --erantwoordelijk stsUen van den mftnsth door God is büjkens zijn werken een verantivoordeUjk stellen in en door het verbond. In het verbond nu komen eisch en belofte als twee „d e e 1 e n" naast elliander te staan. Een „deel" echter is nooit „g r o n d" voor een ander deel. De bondgenooten in een hmvelijk, of de God, die hun eenige wetgever is, stellen hetzij elkander, hetzij elk himner afzonderUjk, en hen gezamenlijk, niet verantwoordeUjk alleen in en door de huweUjks belofte (die trouwens door de andere partij als inhoud van haar eisch mag gesien worden) ; noch aUeen in en door den huweUjks eisch (die trouwens door de andere partij als inhoud van haar belofte moet gezien worden), doch in het levende, concrete heen-en-weer van huwelijksbelofte en huwelijkseisch. Te spreken van de verantwoordelijkheid van den mensch beteekent niet het werken met een „leegén" denkvorm; want de geschapen verantwoordelijkheid van den mensch is door God concreet bepaald in het door Hem gewilde, den mensch met gezag opgelegde paradijs ver bond; eerst uit wat God dienaangaande gezegd heeft kan de mensch formeel en materieel zijn verantwoordelijkheid kennen en haar beteekenis en inhoud overzien. God heeft — met eerbied zij het gezegd — niet eerst als-nog-niet-in-een-verbond-getreden God den mensch wetenschappeUjke en „objectieve kennis bygebracht omtrent zijn verantwoordeUjkheid in de , , bloote" relatie van schepsel tegenover den Schepper; om daarna hem de mogeUjkheid van een verbond tussohen God en mensch voor te leggen, en na v/ederzijdsohe aanvaarding van die mogelijkheid, een verbond met hem te sluiten, en vervolgens hem wetenschappelijke en „objectieve" kennis bij te brengen aangaande zijn voortaan aan God verantwoordelijk zijn in de niet meer „bloote" relatie van bondgenoot tegenover Bondgenoot. Neen — het verbond is er aanstonds geweest; alle onderricht Gods aan den mensch was acte van het verbond; en het verbond zelf was van dat onderricht uitgangspunt en inhoud; belofte en eisch zijn dus .altijd concreet elkanders onafscheidelijke correlaat geweest. Het heen-en-weer, het „vice versa" van het verbondsverkeer is njèt een inhoud van een onderstelde verantwoordeJijk-stellende aanspraak Gods, die van later datum ware, doch het is er van den aanvang geweest, en ook van den aanvang af is het g e- z e g d en met gezag (!) voorgesteld en aangeboden door God aan den monsch. Er is niet een , , acsd? misohe" begiips-speculatiove voordracht Gods aan dsn mensch voorafgegaan vóór de stichting van den religieuzen omgang van God ni ê t den menscli; doch van den aanvan.g af is hoti verkeer van

God en mensch religieus bepaald; het was verbondsverkeer, en het gesprek was verbondsgesprek.

c) De meening: Gods acte van openbaring van Bis gegrond op zijn acte van openbaring van A.

Grond voor deze afwijzing:

indien het „heen-en-weer", het vice-versa", het „wederzijdsche" (mutuum) in het verbond onafscheidelijk aan het verbonds verkeer (inclusief het goddelijk onderwijs dienaangaande) verbonden is en dit bepaalt, dan kan men de afkondiging van den verbonds e i s c h niet gronden op het afkondigen van de verbonds belofte. Want reeds het spreken van een bonds belofte sluit het gelijktijdig spreken van den bondseisch in; het is immers een BONDSbelofte? In het begrip: BONDSbelofte zit het element van den eisch reeds in; het element van den eisch staat tegenover het begrip: bondsbelofte niet synthetisch, doch analytisch (zie boven). Een man kan in 't afgetrokkene een vrouw wel (onder voorbehoud van Jacobus: zoo God wil) „beloven": ik wil bij u kinderen verwekken, dagelijks u van proviand en kleeding voorzien, en bij uw sterven u de oogen sluiten, om dan „op grond daarvan" den eisch te stellen, dat zij hem aanneemt als haar man, maar dat is natuurlijk in werkelijkheid onzin. En die zoogenaamde „grond" IS GEEN GROND. De aangesproken vrouw toch kan zeggen: punt a) kan ook een boeleerder, punt b) een commissie van sociale zorg, punt c) de geneesheer doen; ik heb nog niets van een huwelijk gehoord. Als de man een h u w e 1 ij k s belofte aflegt, of ook maar deze als inhoud van zijn voornemen aankondigt, dan ligt in dat begrip h u w e 1 ij k s-belofte reeds het vice-versa-element besloten; en dus ook: de levende concrete eisch. Hij stelt geen huwelijks-eisch op grond van het feit, dat hij een huwelijksbe 1 oft e deed, want in de huwelijks belofte lag reeds de huwelijks-eisch begrepen.

d)De meening: in Gods acte van openbaring komt B (het eischen) voor als gegrondop A (h e t b e 1 o ve n).

Grond voor deze afwijzing:

uit al het bovenstaande vloeit voort, dat zulk openbaren een goddelijk bedrog zou wezen, het spelen met woorden, het uiteenrukken van de levende verbanden. Zulk een prediken ware geen levende verkondiging der levende zaak van de levende goederen.

Wij wijzen dus heelbewusten nadrukke- 1 ij k heel dit zinnetje uit het 4e formulier van eenig- Jieid af. Noch terwille van ds Woelderink, die ook eens in deze richting scheen te gaan (al hebben we voor zijn geschriften overigens het grootste respect), noch terwille van eenigen synodocratischen compromiszoeker laten wij den eisch des verbonds gronden op de bonds belofte. Ik ken geen God, die mij een hemel belooft geabstraheerd van de bondseischen van geloof en vertrouwen en heiliging. Zulk een hemel i s geen hemel. Een sultan kan aan één van zijn bijwijven een paleiskamer beloven en een toilettafel vol van de fijnste parfums. Maar aan de vrouw van zijn keuze belooft hij een paleiskamer met hem zelf als aangenomen bondspart ij erin. Een van den eisch geabstraheerde hemel is als die paleiskamer van het bijwijf; een van den eisch doortrokken hemel evenwel is als de bruidskamer. God belooft trouwens geen hemel. Hij belooft v e r b 1 ij f in den hemel. EIn dat verbhjf is het verblijf aldaar als bruid van den Bruidegom. HIJ is het deel, het geschenk onzer erve, ons deel, ons geschenk, in eeuwigheid.

Het hier besproken zinnetje is tendentieus, al weer.

In ons eerste artikel moesten we klagen over tendentieuse gedachten-leiding; in dit vierde wordt de klacht versterkt. Wie de belofte tot grond van den eisch maakt (op één van de vier manieren, hierboven aangeduid) komt weer ons vermoeien met zijn ïieveUngs-ideetje van een verbond alleen met uitverkorenen, en ontstaan door en na hartsvernieuwing. Maar wij willen van de prediking des verbonds (als goddehjke daad in 't paradijs vooreerst) uitgaan; yan Gods Woord. En in dat Woord is belofte met eisch verbonden.

Wij eindigen ook dit maa! met het positieve.

De synodocratische 4-formulieren-wijsheid zegt: „In dit verbond komt de Heere tot ons met de belofte des heils en op grond daarvan met den eisch tot geloof en bekeerin g".

Maar de 3-formulieren-wijsheid verklaart:

In alle voorstelling en bediening des verbonds, zoo de voorgaande 8, 1s de volgende, zoo vóór als na den val, openbaart zich de HEERE als de God des verbonds, tot ons komende in de onverbrekelijke eenheid van deszelfs twee deelen"),

zijndebelofteeneisch.


1) We zullen dit „tot" maar lezen als ware het identiek met „van". Er zou nog iets anders ook in kunnen liggen, maar dat BuJlen we maar niet aannemen.

^ doopsformulieren.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 30 november 1946

De Reformatie | 8 Pagina's

HOOFDARTIKEL

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 30 november 1946

De Reformatie | 8 Pagina's