GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Wat leeft er in de zendingskringen der synodocraten? XI.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Wat leeft er in de zendingskringen der synodocraten? XI.

28 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een woord als intermezzo.

We moeten de reeks even onderbreken. Dezer dagen ontvingen we uit het synodocratische kamp een brief, die tot tweemaal toe verzekerde „persoonlijk" te zijn, en dien we dus, hoewel we het anders met genoegen zouden hebben gedaan, niet kunnen afdrukken, om er op te antwoorden. Maar hierop komt de inhoud neer: .

a. Zijn de conclusies van het door ons blad besproken rapport te Eindhoven aanvaard? Antwoord: neen.

b. Zijn ze dan v e r w o r p e n ? Antwoord óók weer: neen.

c. Wat dan wèl? Ze zijn „ter zijde gelegd", ' niet gecommentarieerd, niet geamendeerd.

Nu is „terzijde leggen", soms een directe handeling, soms 't ontbreken van een handeling. Den éénen keer is daartoe besloten, den anderen keer is er niets in die richting besloten. Wat eventueel op dit punt besloten is, zal misschien blijken. Ik zeg: misschien; want ge weet nooit, hoe de Acta der synodocraten eruit zullen zien. Leelijke insinuatie? Neen, kijk maar naar het besluit inzake Bergschenhoek, dat uit de Acta gelicht is, en zie onze met bewijzen gestaafde critiek op de Acta der uitwerpsynode.

Is er dan niets besloten ? Ja, zegt onze correspondent. Er is besloten, aan , , de" (welke? ? ? , K. S.) Javaansche kerken een brief te schrijven. Het woordje „de" beteekent hetzelfde als in het rapport, dat kan wel haast niet anders, want de door gereformeerde zorg geplante kerken hebben zich al lang verbonden met allerlei andere, en hebben ook in bond daarmee beslissende handelingen gepleegd, waarvoor de Eindhovensche synode zich geplaatst zag als voor onherroepelijke feiten, uitgangspunt voor allen volgenden handel, hoe dan ook. Ook hierin dus capitulatie voor de (ook kerkelijke) revolutie. In dien brief zal dan blijdschap worden uitgesproken over den groei in zelfstandigheid van „die" kerken, ook inzake eigen roeping tot zendingsactiviteit. Vraag: aanvaardt de Eindhovensche synode de suggestie; dat allerlei „kerk" van Christus geroepen is? Zoo ja, met welk recht? En w2iartoe dan die roeping aan ons ontzegd in 1944 (we zijn vervelend, althans voor een publiek als Multatuli zich van 't lijf wou houden, niet voor menschen-met-kerkelijk-geweten) ?

Maar die brief — aldus onze correspondent — zal nog meer bevatten. Ook een verzoek, n.l. tot het openen van nieuw overleg over de event u e e 1 e toekomstige samenwerking van de javaansche kerken met de synodocratische (vraag: hoort de Hervormde Kerk daar ook bij? Want het Rapport haalde haar er ook in).

Richtlijnen van dit verzochte nieuwe overleg zullen zijn:

a. Wederzijdsche erkenning van elkaarsi zelfstandigheid. / ^

b. Belijdenis van de Schrift als onfeilbaar Woord van God en de apostolische geloofsbelijdenis (vraag: worden de brochures Hepp inzake biblicisme en zoo ook meegenomen, als de conferentie doorgaat? ).

c. Afwijzing van een regeling van het zendingswerk, die de zending van de kerken zou brengen of houden onder supervisie van een „hogere" of vreemde instantie. (Vraag: wilt U me eens vertellen, wat de zending overeenkomstig het Rapport van de nederlanders, pardon, ide buitenlanders, nog is? en zijn er nog zendende kerken-in-functie? Ik weet er geen.)

Conclusie van mijn correspondent is nu, dat het beruchte Rapport van de baan is, en dat heel de zaak van de samenwerking met de javaansche kerken opnieuw op de helling komt. 't Zal zelfs de vraag zijn, zoo zegt mijn correspondent wijselijk, of die samenspreking er komt: het woord is nu aan de javaansche kerken.

Tot zoover onze briefschrijver.

We vragen verwonderd: wat heeft hij nu eigenlijk op ons tegen? We hebben boven onze artikelen niet geschreven als titel: wat zijn de besluiten van Eindhoven? Maar wat leeft er in de zendingskringen der synodocraten? We hebben angstvallig precies ons aan de feiten gehouden. En die waren erg genoeg. Onze correspondent heeft trouwens geen regel van wat wij geschreven hebben als onjuist aangewezen.

Wat onze correspondent opmerkt, bevestigt dan ook op een angstaanjagende manier (want hij is immers een sympathiseerend synodocraat? ) de juistheid van onze klacht. Die javaansche kerken hebben de zendingsorde en de goede trouw en de Kerkenorde doodeenvoudig op zij gegooid. Dat is in geen (bergschen) hoek geschied. De zendende kerken zijn eenvoudigweg genegeerd, en de heele synode, verleden en toekomende, cok. Is men nu in Batavia en in Eindhoven op de ketting gesprongen? Neen, capitulatie te Eindhoven.' En vooraf visites van dr Bavinck bij de ministers van Soekarno. Ze waren allervriendelijkst.

Trouwens, wat geven wij erom, of onze correspondent al verzekert: ' dat Rapport is van de baan. We denken aan 1944: wat hebben toen de heeren niet al tegenstrijdigs geponeerd in hun rapporten? In ons blad heeft de heer P. Groen, gelijk vele anderen naast hem, de tegenstrijdigheden met den vinger aangewezen. De auteurs van die rapporten hebben dus altijd zoowel wat A hooren wil gezegd, als ook wat B verkiest te hooren. Denk aan de vervangingsformule 'van 1946: wie wat nieuws wilde kreeg Wat nieuws; en wie tégen wat nieuws waren kregen te hooren: er staat toch in, dat het oude gehandhaafd diende te worden?

Trouwens, uit den tekst van het Eindhovensche besluit blijkt overduidelijk, dat in de hoofdzaak de basis der eigenmachtige besluiten der Javanen aanvaard is. Met blijdschap is, zoo verklaart de synode, vernomen, „de begeerte" der Javanen om zelfstandig te behartigen haar zendingsroeping. „Begeerte" is een mooi woord. In werkelijkheid werd niets meer „begeerd" maar was eenvoudig' besloten. En nu besloot achteraf Eindhoven dan maar op de basis van wat de revolutiiC nu eenmaal doorgedreven had, mee te werken aan „herniouwden opzet van den zendingsarbeid". Dat is een bevestiging van de feitelijke loslating van wat er was. Schriftelijk zal worden uitgesproken, ook aan „de" zendingscorporaties te Oegstgeest, dat er b 1 ij d-schap is en dankbaarheid voor wat tot stand is gebracht, en dat is, naar we zagen, niet best. „Enkele bezwaren" (!) zijn er nog, maar men vertrouwt, dat dat wel in orde komt (en juist dat vertrouwen voorspelt niets goeds, gezien de revolutionaire practijken in het verleden). Goedgevonden werd, de gebouwen, die eigendom waren van de gereformeerde kerken (van voor de scheuring) over te dragen aan de kerken („DE"!) op Java, in de repoeblik. En eindelijk is expressis verbis goedgekeurd, dat de deputaten voor samenspreking op Java zich hebben geschikt naar het revolutionaire en ondankbare besluit - der door de gereformeerde zending gestichte kerken óm met de deputaten der z.g. Gereformeerde Kerken alleen te praten in verband met de andere kerken, doopsgezinden, etc, mjet wie men eenmaal zich had geassocieerd. ,

We laten de rest maar gaan. Dat we in onze artikelen goed gezien hebben, wordt zijdelings op kardinale punten bevestigd ook door wat b.v dr G. M. den Hartogh schrijft in De Bazuin: „De Synode kon de overweging verstaan, dat de christenen op Java, die slechts 14 % van de bevolking uitmaken en zich te midden van een geweldige overmacht van Mohamme-

danen bevinden, niet onderling verdeeld mogen blijven tengevolge van splitsingen, die IN EUROPA zijn ontstaan, MAAR bijzonder geroepen worden naar eenheid, althans naar samenwerking te streven". Dat klinkt heel aardig: splitsingen, in EUROPA ontstaan. Maar wij denken er toch wat anders over. Het is niet de vraag, waar een splitsing ontstaan is, doch welk confessioneel belang ermee gemoeid is. Moesten onze vaderen, soms zeggen: geen h e i d e 1-bergsche catechismus tegenover een luthersche, want die splitsing is in Duitschland ontstaan, wij zullen maar naar samenwerking en eenheid streven? Waarom wordt de geografische bepaling der genesis eener „splitsing" (!) verward met de confessioneele bepaling van haar belang? En is niet ook door dr den Hartogh erkend, dat mèn voor de samenwerking zich heeft neergelegd bij den grondslag van „de twaalf artikelen"?

Nu we toch door onzen correspondent ertoe gekomen zijn, nader op deze dingen in te gaan, leggen we den vinger bij wat (ir den Hartogh heeft meegedeeld inzake de voorbereiding van 't Eindhovensehe besluit. De heer Algra, synodelid, het door ons besproken Rapport van zendingsdeputaten behandelende, merkte op: er zijn vier mogelijkheden voor de Eindhovensehe Synode:

a. We zouden 't rapport kunnen verbeteren op allerlei punten. Maar dit ware monnikenwerk, en zou niemand bevredigen. ,

b. We zouden rapport en conclusies ktmnen verwerpen, maar dit zou op Java een zeer ongunstigen i n d r u k maken en een breuk slaan tusschen de jonge kerken daar (welke zijn dat? ) en , , de" kerken hier in Nederland.

c. We zouden ze kunnen aannemen, maar dan zouden we ze moeten lezen in het licht van allerlei „verduidelijkende verklaringen", die aan de woorden een anderen inhoud zouden geven (ik noem dat geen „verklaringen", laat staan „verduidelijkende", K. S.), — maar — aldus de heer Algra — dat zou allerlei moeilijkheden brengen

d. We zouden ons met de GRONpLIJNBN van het rapport kunnen VEREENIGEN en kunnen besluiten IN DIE RICHTING aan het werk te gaan, terwijl we de bezwaren in een brief uiteen konden zetten.

En dan verklaart dr den Hartogh, dat ALLE leden EN adviseerende leden van Commissie I als één man deze VIERDE oplossing als DE oplossing zagen.

En toen is dr Ridderbos op dien grondslag aan het werk getogen en ze hebben het allemaal best gevonden: ontspanning, rust, voorloopig van de zaak af, terwijl inmiddels de capitulatie geschied was.

Wat hebben we nu miszegd? We zien nog geen enkel voorbeeld aangewezen. Wel zien we als ons bezwaar tegen de redeneermethode van den heer Algra en düs van de commissie en düs van de Synode, dat hij (Realpolitik!) de mogelijkheden (!) zuiver tot utiliteitskwesties beperkt heeft, niet principieel ze gesteld heeft, en anders dan we van hem als antirevolutionair politicus verwacht hadden. Maar als dr den Hartogh nu zelf verklaart, dat de GROND­ LIJNEN aanvaard zijn, dat de bezwaren dus NIET DEZE raken, dan zijn we zoo vrij onzen correspondent daarnaar te verwijzen. Dr den Hartogh is óók synodocraat, en schreef in de De Bazuin met behoor­ lijke plichtpleging jegens dr Ridderbos.

NASCHRIFT. Onze correspondent schreef: „het is zelfs de vraag, of het tot een samenspreklng komt". Ziet hij niet zelf, dat deze ééne zin ons heele betoog onderstreept? Ik heb me in deze artikelenreeks bediend van een beeld: een vader die een zoon had grootgebracht, door vertoef buitenslands van hem gescheiden was geworden, intusschen na den tijd van schelding had ontdekt, dat zoonlief zich tegen hem revolutionair gedragen had, en nu advies krijgt, eens met den revolutionairen knaap te gaan praten. Zulk een VERZOEK ware al dwaas: 't betreft vaders eigen huls, eigen kind, eigen hulsorde, eigen bezittingen. Het Is vooral dwaas bij een papa, die van „citeeren" en zoo verstand heeft en van het stellen van scherpe vragen, binnen 14 dagen met ja of neen te beantwoorden, en van „eischen", om binnen 14 dagen te berichten, dat men alle besluiten, ook die men niet eens kent, de facto te erkennen in conformeering, en de uitvoering loyaal mee te helpen doen. Maar als dan bovendien van „vaders" zijde erkend wordt, dat hij dan maar een VERZOEK heeft ingediend, doch dat het zeer de vraag is, of het VERZOEK zal worden Ingewilligd, en dat het woord nu is aan zoolilief, dan is dat wel het sterkste bewijs, dat vader machteloos is. Dat D.E.C, gelijk heeft: de zending vond te Eind-hoven haar einde. Want als de kerken nog haar rech ten hadden, da; n zouden ze niets hoeven te vragen en niet hoeven af te wachten, OF er nog iets komt van een gesprek. Toen ze destijds aan K. S., eynodelld, hoogleeraar, kerklid, het briefje-vanbeschuldlging Heten bezorgen via zijn familie en aan deze via den toenmaligen pedel der Theol. Hoogesohool (dr Ridderbos woonde destijds één deur van die familie af), en hem daarin de bekende vijf vragen stelden, toen zeiden ze meteen erbij: als u niét antwoordt op die vragen, dan zullen we u ook wel weten te krijgen, dan zullen we de consequentie trekken uit de geuite beschuldiging. Wel, wel, wel, en dan nu die eerbiedig afwachtende houding: we zullen eens Afwachten, of , de javaansche kerken WEL willen antwoorden? Waren we maar Javanen en soekarnisten, zou men hèast gaan verzuchten: dan maakte de synode nog een buiging voor ons.

Zooeven ontving ik het ZENDINGSBLAD, officieel orgaan dus, van de synodocratische gemeenschap, Mei 1948, Naast een artikel over de YOUTH FOR CHRIST op het zendingsveld — Barkey Wolf kan tevreden zijn, maar de kerk met — krijgen we ook daar te lezen, dat de groote verrassing, die Eindhoven bereid heeft, lag (reeds) in den AANVANG van de besprekingen van Commissie I. Kort-' om: al dadelijk was de zaak in de baan gestuurd, die de , , zendingskringen" wilden zien betreden. , , Met name twee GRONDLIJNEN waren er, waarover wij het bij voorbaat eens bleken te zijn" (er staat: „wij", de ongenoemde schrijver is dus een lid van Commissie I, en we zullen dezen man dus even betrouwbaar moeten achten In het vertellen van wat er gebeurd is als dr den Hartogh en ' onzen correspondent). Welnu: het waren , , deze grondlijnen, die IN HET ACCOORD VAN BATAVIA EEN BEPAAL­ DEN VORM GEKREGEN HADDEN", staat er. Lijnenmet-vormen, dat is al weer een mooie beeldspraak, waar men alle kanten mee uit kan. Maar onzerzijds is beweerd, en wordt volgehouden, dat de GRONDLIJNEN van het rapport, alle ondeugdelijk waren. En aan ondeugdelijke lijnen kan men geen deugdelijken VORM geven. Een poosje later worden deze grondlijnen dan ook omgetooverd in grond gedachten, en lezen we, dat DEZE GROND­ GEDACHTEN ZELF GAARNE AANVAARD WERDEN, en dat het rapport-Rldderbos dan ook terecht op deze^ grondgedachten allen nadruk legde.

Het Zendingsblad noemt dan één van die twee „lijnen" en laat nummer twee onbesproken. Nummer één is: de Javaansche kerken (dat is dus: ook doopsgezinden, chineezen, enz.) zullen voorop moeten gaan. En nu komt inzender ons vertellen, dat het nog de vraag is of de samenspreklng aanvaard wordt, m.a.w., dat het nog de vraag is, of dei Javanen vooropgaan, öf: soms maar verder alleen gaan Wie dat geen capituleeren noemt voor de (ook kerkelijke) revolutie, hoe noemt hij het dan wèl?

In hetzelfde nummer van het Zendingsblad wordt verder verteld, dat GENERALE DEPUTATEN voor de zending hebben BESLOTEN ds J. Verkuyl, missionair predikant van de Geref. Kerk van Rotterdam i), ter beschikking te stellen van „DE" (!) Javaansche en CWneesche Kerken op de zendingsterreinen van Midden Java ten Zuiden om DEZE kerken in 't bizonder en „de" andere kerken in 't algemeen te dienen in de zoo hoog noodige lectuurvoorziening. We hebben voor onzen correspondent een paar vragen. Wie stelt een predikant ter beschikking? Een stel deputaten? Of de KERK welker dienaar hij is? Hebben we nog kerkrecht? Is er heelemaal geen artikel 31 meer, om van de formulieren van bevestiging etc. maar niet te spreken? Welke echt gereformeerde kerk legt zóómaar het hoofd in den schoot als een stel deputaten HAAR dominee zoo maar ter beschikking stelt van allerlei kerken, waarvan de belijdenis nu ja zóó zóó is, twaalf artikelen, al of niet barthlaausch geïnterpreteerd, dat is: weggeredeneerd? En wat beteekent: deze kerken in 't bijzonder en de andere In 't algemeen? En dan lectuur-voorziening? Heeft deze missionaire dienaar van Rotterdam nog een ambtelijk recht om zijn eigenlijke werk te doen, beschreven in het onderteekeningsformulier ? O Meyster, o Bouwmeester, wat haalt gij met uw mlssionairen dienaar uit? U zegt: niets? Precies, nèt zoo hebben in Paesens en Rotterdam-Delfshaven de naar de synodocraten overloopende kerkeraadsleden of kerkeraad (dit laatste ziet op Paesens) het hoofd in..den schoot gelegd, toen een onbevoegde instantie zich vergreep aan hun dienaren Greijdanus en Schilder. Het is een ja-boel en een jan-boel, meer met, maar het eenige wat u resteert is: kwaad worden op wie het een boel noemt.

K. S.

„men make van de partij geen kerk".

Van opgeworpen bezwaren kan men zich ontdoen, reeds door er een karikatuurbeeld van te geven. Het spijt ons, dat het door ons besproken „Trouw"-artikel daaraan mede doet. O. schrijft: .

Wij gevoelen evenmin als prof. Schilder iets voor een scheiding tussen geloof en leven, tussen christendom en politiek. Doch, nogmaals, men make van de Partij geen Kerk.

Wie kan ook maar één woord van één onzer sprekers of schrijvers aanwijzen, waarin in deze richting gewerkt wordt? Niemand. O. „kampt als in de lucht". En hij ontsnapt daarmee aan ónze klacht: dat de Partij zich niet late ringelooren door een kerk, b.v. door haar camouflage-gebod. Al# een kerkelijk instituut van iemand verklaart: openbare grove zondaar, begeerende secten en muiterij aan te richten, dan moet de A.R. Partij de ooren spitsen, reeds als 't één van haar leden betreft; hoeveel te meer, als 't een lawine van zulke klachten wordt, voor de variatie afgewisseld met het thema van „overschrijdinê der creatuurlijke grenzen" (!)? De zóó terecht getypeerde lieden zijn óók voor haar dynamiet. Stel, dat de „Indische politiek" — zooals het geval eigenlijk staat — eens werd herleid tot een kwestie van de Leidsche dan wel de Utrechtsche Universiteit, en de Partij zou worden aangevallen door aanhangers der ééne wegens haar practische aansluiting bij de andere universiteit, zou dan ; , Trouw" een artikel van O. plaatsen, met vermaning om over die Indische politiek toch geen woord meer te zeggen, onder het argument: men make van de Partij geen Universiteit?

O. vervolgt:

De Kerk is geloofsgemeenschap, de Partij kan dat zijn, doch behoeft dat niet te zijn, zeker niet in de strikte zin, waarin de Kerk het is.

Er zijn geen geloofsgemeenschappen in meer oi minder strikten zin. Wel kunnen er gemeenschappen zijn, waarin niet alle inhouden der belijdenis recht-

streeks aan de orde behoeven te komen, zoodat men óf ze buiten doelstelling en dus statuten houden kan, óf het verschil in eerlijke afspraken, b.v. omtrent invloedssferen, ingeval het toch actueel belang krijgen mocht, verdisconteeren kan. Indien diegenen, die ons van allen invloed probeerden te berooven, stonden voor wat ze hebben beleden en gedaan, en d a a r b ij b i e V e n, consequent, we konden samenwerken, — op afspraak. Maar nu ze al maar door zelf verloochenen wat ze zeiden, en de grinden van hun „vonnissen" z^f stuk voor stuk onaannemelijk laten blijken, en toch maar alles zoo laten, nu krijgen we de zekerheid, dat , pr in zulken stand-van-zaken met hen geen afspraken te maken zijn, en dat we staan voor een schandaal, inplaats van voor een rechtspleging. Als men daar niet meer voor wakker worden wil, welnu, laat óns dan verklaren, dat wij alleen een Partij, zooals Kuyper ze aangekondigd heeft, willen kennen, die levens gemeenschap is. Omdat ze (pohtieke-) b e-1 ij d e n i s gemeenschap is. Mogen we, ter illustratie van ons gevoelen, dat er met ons maar wat gesold is, O. verwijzen naar ons artikeltje in antwoord op ds K. Fernhout? 't Is maar een greep geweest uit het vele materiaal. En als O. zegt:

Binnen partijverband is ruimere samenwerking mogelijk dan in de Kerk. Een practijlc van meer dan 50 jaren In allerlei inter-kerkelijke organisaties heeft deze zienswijze bevestigd. Men zie in de opwinding van het ogenblik die practiSche ervaring niet voorbij. Wij zijn daarin onnoemelijk gezegend, ondanks een zondige kerkelijke gedeeldheid

dan antwoorden wij: binnen de partij is geen , , ruimere", doch een andere samenwerking mogelijk dan in de kerk. Maar het moet samen-w é r k i n g zijn, _ van gelijk bezielden, die niet het gevoel hebben, dat er met Christus' recht gespeeld is, en dat zijzelf de inzet van dat spel geworden zijn, omdat men niets tegen hen kon vinden — zie de achteraf bespottelijk gebleken vragen, in 1944 aan ondergeteekende gesteld — en toch wou doorzetten. Zoo iets heeft met „opwinding van het oogenblik" niets te maken, o O. En ik zou U raden, het psychologisme, waarmee men heel de zaak probeert af te wimpelen, maar eens te laten varen. Als U werkelijk meent, dat een man als prof. Greijdanus, die — dit mag ik wel zeggen — een bepaalde conclusie van Amersfoort vooral niet verzacht wilde zien, aan „opwinding van het oogenblik" lijdt, dan hebt U er weinig van begrepen. Maar wat óns in verband met onze ambtelijke roepingsbeseffen (want we hebben niet voor de grap of voor het decorum in 1933 de roeping naar Kampen opgevolgd, en niet voor niets hebben ettelijken hun publieke ambt aanvaard, die thans met ons mee worstelen voor de saneering vaii ons confessioneele leven) wat óns de vraag, of we in een levens gemeenschap tiiet vroegere vrienden kunnen blijven, doet stellen, dat is dit: op de grofste manier kunnen we mishandeld worden, wij, als ontelbare slachtoffers van een hiërarchisch drijven, terwijl menschen als gij ons nooit deswege de „opwinding" ook maar voor één „oogenblik" laat zien als ook bij u nog mogelijk. Er zijn er ettelijken, die geen moment „opgewonden" werden, toen men ons k e r k e 1 ij k „behandelde". Nu we de p o 1 i t i e k gaan aanroeren, n ü worden ze misschien , , opgewonden". Maar wij zijn eerst kerkelijk geboren en getogen, en pas daarna p o l i t i e k toegerust. Want wij maken van de kerk geen partij. Maar evenmin maken wij wat in de kerk bezworen wordt als de wil van God tot een bagatel voor de partij.

Daarom laten wij ons niet „van de wijs brengen" door p o l i t i e k „enthusiEisme". O. schrijft:

De A.R. partij vervolge onder dit alles rustig hare weg. Zij tone waardering voor de principiële bezinning op fundamentele vragen. Zij schenke daaraan op passende wijze aandacht In woord en geschrift. Maar zij late zich niet van de wijs brengen door kerkelijk enthousiasme. Haar roeping is niet, om spreektrompet te worden voor enige Kerk. Het zij en blijve haar taak, om instrument te zijn voor „de grondtoon van ons volkskarakter", waarvan art. 1 van haar proguam van be-. glnselen gewaagt: de grondtoon der Hervorming.

Hij hebbe zijn denkbeeld: kerkelijk enthusiasme bij ons. De vraag komtoop, of O. wel enthusiast is voor zijn kerk; want' hij wil maar niet ons. beschouwen als de misdadigers, die wij in 1944 gescholden zijn. Waarom is hij eigenlijk niet bang voor ons als partijleden? Een goed synodocraat moest kopschuw voor ons zijn, niet zoozeer uit kerkelijk , , enthusiasme", als wel wegens de diep gewortelde overtuiging, dat dr Ridderbos.heusch doodkalm Gods hooge recht aan ons .bediend heeft. Maar, als er dan van enthusiasme sprake moet of mag wezen, dan zijn wij bang voor een schare, die pas warm loopen kan als de politiek in het spel komt. Heusch, wij willen geen partij, die spreektrompet wordt van een universiteit of r'egeeringsblok, of... kerk. Wij willen een partij die spreektrompet kan zijn voor al h a a r leden. En voor die leden naar hun diepe geloofsovertuiging. En als daarin de eenheid zoek is, omdat er een ethisch confüct van de eerste groot-Ie is, of anders een diepgaand verschil over de vraag, hoe men zich heeft te houden aan het van Christus gegeven recht, dan gaan ook wij „rustig onzen weg". Wij hebben door ons Amersfoortsch congres getracht, te redden, maar dan op d u i d e 1 ij k e-basis. Waarschijnlijk wringt de schoen op dit laatste punt: de poging om d u i d e 1 ij k te hooren spreken?

De heer O. noemt in zijn laatsten volzin „den grondloon van ons volkskarakter". Wij zullen over dit ietwat wazige begrip hier niet gaan disputeeren. Misschien mogen we er hem wel aan herinneren, dat Kuyper, toen hij daarover schreef (Ons Program, breede uitgaaf, p. 31), heeft gezegd: „Terecht is opgemerkt, en wij herhalen het, dat hier te lande de Kerk niet in den Staat gesticht werd, maar omgekeerd, de Republiek der Nederlanden veeleer alsschutsmuur om de reeds b e s t a a n d e Kerk, en dus TOT HAAR BEHOOEENDE, werd opgetrokken". Als dat van de republiek gold, hoe dan met „de P a r-tij"? Wij wenschen geen kerkje te spelen, maar kerk te zijn, en binden ons, om niet in het sectarisme, die doodelijke kwaal, te vervallen, 'aan wat eeuwen lang hier is aangemerkt als toetssteen en norm voor kerkbelijdenis en kerkregeering.

Want van de kerk hangt zoo onnoemelijk veel af: nog hoor ik den Heer Schouten op een Kamper Schooldag zeggen: wat zou er van ons als Partij terecht komen, als de kerk er niet was? En nu wordt het ons weer meenens. Laat den heer Schouten het ook maar meenens zijn met zijn kerk.

K. S.

ons handboek.

- Verschenen is het Handboek onzer kerken voor 1948. De tijd yan verschijning is — gelukkig — niet meer ongeveer Januari; de wijzigingen, die tegen het einde van het kalenderjaar in veel plaatsen optreden in de kerkelijke adressen kunnen nu nog vermeld worden.

Zoo'n Handboek is voor vele lezers waarschijnlijk zóó welkom, dat zij er langer in lezen dan de redacteiw noodig had om er wat voor te schrijven en na te pluizen. Dat is geen eigen roem, alsof de redacteur zoo gauw zou kunnen werken: Want de lof, die werkelijk betamelijk is, komt niet aan hem toe, doch aan het bureel in Goes. Zoo komt de eer, die ook door het pluizende lezerscorps aan dit boek bewezen wordt, aan dit bureel toe. Die lezers zuilen zich interesseeren voor het aantal onzer leden. Dat getal geeft mij altijd weer reden tot dank. Op 't oogenblik ligt naast me „Zalsmans Jaarboekje voor Kerk, School en Zending" voor 1871. Daar wordt van de toenmalige Christelijke Gereformeerde Kerk (die hier „ontstaan" heet 'op 14 October 1834) als ledental opgegeven — volgens een rekenmeester, dien ik blindelings volg — plm. 102.000. Dat was dus z e s e n d e r t i g jaar na de Scheiding. Wat zal ons ledental zijn zesendertig jaar na de Vrijmaking? Laat niemand „den dag der kleine dingen verachten", en laat ons gelooven aan de kracht van het werk Gods: als wij weten een roeping te hebben en het getuigenis zuiver bewaren, zullen wij-een kracht zijn voor land en volk, waarmee alle'en tot hun eigen schade sommigen ietwat spotteA. Hoe rijk is b.v. onze opleiding, terwijl de Gescheidenen eerst na 20 jaar een heel zwak begin van een eigen opleiding kregen in Kampen. Hoe veel kleine gemeenten „waren er ook toen nog (in 1871). Maar het aantal dienstdoende predikanten was naar verhouding grooter dan het onze. Welk een kracht, toen reeds, als men nagaat hoe weinig leden toch soms een eigen predikant hebben.

Het Jaarboek is ook in dit jaar v/eer van „Mengelwerk" voorzien. Over wijlen ds J. S. Post geeft ds Zemel een waardig herdenkingsartikel. De redacteur verzorgde het „Jaaroverzicht". Een zeer interessant artikel (ds Koopmans en ouderling v. d. °Mark) wordt gewijd aan de vrijmaking in Curagao, waar veel uit te leeren valt over die steeds weer nieuwe oude geschiedenis van schorsing en zelfhandhaving eener hiërarchie, die al lang — zie ons artikel van verleden week in antwoord aan ds Fernhout — zichzelf in tegenstrijdigheden verwikkeld heeft, die voor ieder normaal onderzoeker bewezen is geëischt te hebben wat zij niet eischen mocht, die dit zelf ter dege beseft (want de feiten zijn zoo duidelijk als men maar wenschen-kan) maar die toch maar altijd weigert boete te doen en met betuiging van leedwezen terug ' te nemen wat bewezen is schuldige fout en rechtskrenking te zijn. Eindelijk geeft ds Meyerink een zeer duidelijk en instructief artikel over ons „vreemdeling" zijn op aarde.

We bevelen dit, naar we meeneft, ook nu weer goed verzorgde Handboek bij de lezers ten zeerste aan. Men kan er niet buiten.

K. S.

van een boekaankondiging

In „Gereformeerd Weekblad" vertelt dr Berkouwer, dat hij „erop heeft zitten wachten". Waarop? Op een afkeurende aankondiging — althans in ons blad — van het door ons besproken werk „Christus, de Heiland". Dat ik veel goeds erin constateerde, wordt verzwegen. Dr B. is nog al eens bezig, ik kan de keeren niet meer tellen, met het motief der „bewustzijnsverenging". Het repeteeren van dien term kan zélf een symptoom daarvan zijn; en is het allicht, bij wie de argumenten overslaat, of niet verdragen kan, dat • men de kerken, en hem zelf, houdt aan de feiten, omdat de camouflage daarvan maar niet ophouden wil. Overigens weten wij er ook van: ergens op zitten wachten. We wisten, hoe dr den Hartogh zou reclame maken, b.v. met het .motief-zelfonderzoek (ondanks onze hem bekende artikelen) en weten ook hoe b.v. „De Strijdende Kerk" zal oordeelen in de meeste gevallen.

Eén ding schijnt van beteekenis: dr Ridderbos, H. N., merkt op dat het boek reeds in 1942 grootendeels klaar was, en den boekhandel is aangeboden. Maar dat wisten wij ook. We hadden het over de „groepsmentaUteit", en die is al aan den gang sedert 1933; in 1936 heeft ze den strijd geopend en nadien koppig volgehouden tot ze in '44 toesloeg. Dat staat er duidelijk; met „sectarisme-van-1944" is natuurlijk bedoeld het sectarisme, dat toen zijn fixatie aandorst. Een kind weet, dat reeds jaren lang de groepsgeest werkte, ook in de keus van werkers en medewerkers. .En wie vroeger werden achteruitgezet, b.v. Vollenhoven-Dooyeweerd, die krijgen nu ineens hulp of een plaatsje, als ze maar „b I ij v e n". Die laatste mentaliteit is een typisch bewijs van bewustzijnsvlerenging. Niets wordt meer beoordeeld naar zijn mérites; alleen maar naar het gegeven verband.

K. S.

het gevaar van inschakeling bij de gelijkschakeling.

Er wordt, blijkens perspublicaties, ook onder ons gedacht over mogelijken nieuwen zendtngsarbeid. Zie ik het wel, dan hebben we allen de vaste overtuiging, dat op Soemba onze eerste taak ligt, wijl het de oude is, en wijl daar reeds kerken zijn, en een predikant, al wordt die nog niet in de gelegenheid gesteld, zijn arbeid voor onze kerken ginds te verrichten. Daarnaast evenwel wordt ook overwogen, of er misschien een ander terrein kan zijn aangewezen voor ons. Niet onmogelijk, dat, gezien de door ons nog niet gewijzigde Zendingsorde, die terreinkeuze aan de generale synode laat, voorstellen dienaangaande haar bereiken zullen.

Daarom zullen we ons hebben in te denken, welke moeilijkheden zich op het zendingsgebied voordoen. Die moeilijkheden zijn o.a. hierin gelegen, —• men wil de vrije kerken wel laten arbeiden, ook in de verkondiging van den Christus der Schriften, maar verlangt, dat eventueel door haar zendingsarbeid geplante kerken, zijn ze eenmaal tot zelfstandigheid gekomen, zullen worden ingeschakeld in het geheel van de Indische kerken, c.q. van de protestantsche onder-afdeeling van dit lichaam. Met andere woorden: dat de op ! Christus' bevel ondernomen zendingsarbeid een hulpmiddel wordt om kerken uit te leveren aan een corporatie, die indruischt tegen Zijn bevel aangaande de zelfstandigheid der kerken, ook tegenover den staat, laat staan tegenover den totalitairen revolutie-staat. Nog anders gezegd, dat wij worden ingesèhakeld bij de gelijkschakeling, waartegen we ten bloede toe gestreden hebben tijdens den oorlog. Dezelfde gevaren, als die ten tijde van Willem I („verlicht despoot") Indië's kerken bedreigden, keeren verscherpt terug, nu onder pressie van de wereldpolitiek.

Daarom verdient het de volle aandacht, dat, men tracht, onze kerken, stel, dat ze ertoe overgingen b.v. West-Bomeo als zendingsterrein (arbeid onder de Dajaks) aan te nemen, ertoe te pressen, „oecumenisch" saam te werken, b.v. met de Baseier Mission, en met de „Protestantsche Kerk", én met den op te richten Raad van Kerken (Balai of Madjelis) voor „GEHEEL INDONESIë". Men wil, dat ds Hoekendijk, voorzitter Zendingsraad, en ds Blauw, met onze kerken zullen gaan spreken over de wenschelijkheid, zoo niet noo dzakelijkheid (!), om deze „oecumenische houding" (!) aan te nemen bij haar zendingswerk. En hoopt, dat wij contact zullen opnemen met het Zendingsconsulaat.

Ik mag het niet nalaten, geloof ik, onze kerkleden te doen weten, wat hier de bedoeling is. Niet van ons of onze deputaten natuiu-lijk, of van eenige onzer kerken, doch van degenen, die van buiten af onze kerken trachten te drijven in een richting, die de hare niet is, en waartegen zij principieel bezwaren hebben: geloofsbezwaren, bezwaren, die we altijd hebben gehad. De zending is zoo'n moeilijk ding: het eenvoudige volk ziet daarin de heerlijkheid van Christus' werk, maar het wordt door allerlei lichamen van politieken, of wereldpolitieken aard, onder den mooien schijn van een „oecumenisch", maar in werkelijkheid confessie-uithollend wereldwerk, doorkruist, gehinderd, en aan banden gelegd. Zulke dingen zijn als dreigende gevaren direct voor allen onder de oogen te zien, opdat elke overhaasting worde vermeden, en we ook voor ons zelf geen moeilijkheden scheppen, die te laat zouden worden betreurd. Er bestaat nu^ eenmaal geen democratie meer; heel de wereld staat Voor het gelijkschakelingsprobleem, voor de staatstyrannie; voor een wereldbeweging, die, vaak met behulp van revolutionaire woelingen, ons in de planting der kerken aan banden leggen wil, of anders onze zendingsactie wil verbieden, indien zij vrij zou willen zijn. Liever geen , , toelating", dan eene, welke ons, bedoeld dan wel onbedoeld, bewust of onbewust, ^ou drijven in een richting daarheen, waar we het bloed van Christus' martelaren uit de jaren 1940—1945 hooren roepen om recht van boven. Wat weten we eigenlijk van „de" Indische kerken? Wat weten we van de conferentie van Makassar, en haar besluiten? Geen democratie, ondanks het drukke hanteeren van het woord: dat beteekent óók: geen duidelijke opening van zaken voor de vrije kerken. Laat ons voorzichtig zijn tot het uiterste, en waakzaam, en elkander daarin ontmoeten en schragen.

K. S.

candidaats-examen.

Geslaagd voor het Candidaats-examen de Heer B. van Riet, Wijngaardstraat 64, Goes.


1) Br staat niet: ex-mlsslonalr predikant, al was alleen die naam eerlflk geweest.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 8 mei 1948

De Reformatie | 8 Pagina's

Wat leeft er in de zendingskringen der synodocraten? XI.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 8 mei 1948

De Reformatie | 8 Pagina's