„ROEPEN” OF „NOEMEN” IV

Nu zijn er hebraïsten, die in Genesis 12 : 12 hot woord, dat in de StatenvertaUng weergegeven is met „genaamd worden" (in Izak zal u het zaad genaamd worden) weergeven door „gerekend worden" (zoo b.v. Gesenius-Robertson-Brown, Lex., 896, kol. 2). Inzóóverre interesseert ons deze weergave boven andere, omdat ook in het Nieuwe Testament dit woord in 'hetzelfde verband opduikt, en wel in Rom. 9, waar Paulus zeU: en parafrase geeft van den hebreeuwschen tekst, en daarvoor zich bedient van het woord „rekenen".

„Rekenen tot", — we wezen er herhaaldeUjk op, dat dit woord laboreert aan onduidelijkheid; dat het, beteekenen kan zoowel „onderstellenderwijs ergens voor houden" als „stellig tot een zekere groep rekenen, bij die groep mee-tellen". Voorbeeld van het eerste: ik rekende N.N. onder de goede Nederlanders, maar hij bleek een verrader; voorbeeld van het tweede: de amerikaansche overheid rekent afwezigen, die in zooveel jaren het land niet hebben betreden en hun pas niet heten vernieuwen, niet meer onder de „citizens", de met het burgerrecht bevoorrechten.

Het is duidelijk, dat de eerste beteekenis in Gen. 21 VS 12 is uitgesloten.. Abraham moet Hagar met haar zoon Ismaël wegzenden. Het doet hem leed tenville van den jongen. Maar dan komt de stem des Heeren tot hem, die hem zegt: wees over de wegzending van dezen, langs den „natuurlijken weg" verkregen zoon, niet verdrietig, want , — en dan komt het. Men voelt: dan kan er niet iets komen, dat troosten wil met een onderstelling, want hoe de m e n-s c h e n later onderstellenderwijs hun vermoedens zullen opperen over Abrahams zaad, dat kan Abraham niet troosten. Wel kan hem troosten de zekerheid van wat de Heere dóet. Daarom is „rekenen" hier een werk des Heeren, dat voor de menschen rechtsgevolgen hebben zal. En aan den Heere God is elke onderstelling van alle eeuwigheid tot in alle eeuwigheid vreemd.

Is nü „rekenen" hier een werk des Heeren, dan moet het beteekenen „tellen o n d e r". Het is een opmerking van den joodschen kommentator B. Jacob uit Hamburg (1934), dat de uitdrukking: n Izak zal u zaad genoemd (geroepen) worden, Izaak als instrument aanduidt: urch ihn vermittelt („in" Izaak, staat er). Was het een kwestie van „houden voo r", dan zou het zaad NAAR Izak genoemd worden, naar zijn naam genoemd worden. Maar de Heere zegt, dat het zaad, dat erven zal, d.w.z. waaraan de belofte van een zegen te zijn, voor heel de wereld vervuld worden zal, loopt over Izaak en over zijn generatie van kinderen. B. Jacob meent, dat die woorden een interpretatie zijn van Sara's „e r-ven". „Erven" bebeekent: anaan krijgen, en die positie erlangen, die aan de erfgenamen van wat Abrahams zegen heeten mag, is toegedacht in de belofte. M.a.w. God zal — en DAT is zijn vrije verkiezing — niet zoomaar den bloedweg volgen, dien Abrahams eigen keuze heeft bepaald voor zich (Hagar), maar den weg, dien Hij zelf zich heeft gedacht toen Hij de belofte deed: et zaad, dat als zaad GEUDT (in rechtsgeldigheid, en dat dus effectief gerekend, d.w.z. in rechtshandelingen meegeteld wordt), dat is niet elk natuurlijk afstammeling van Abraham, doch het geheel van afstammelingen, dat verkregen is door en uit Abrahams wonderkind: zaak. Dat kind is n.l. GEROE­ PEN (Rom. 4 : 17) uit de dooden (de twee „wandelende graven", Abraham en Sara, die beide reeds „verstorven" waren); dat zaad is (weer naar Rom. 4 : 17) geroepen, hoewel niet zijnde ALS ZIJNDE. Roepen OM TE ZIJN, dat ligt al reeds in Rom. 4 VS 17 uitgedrukt. Waarom zouden we dat begrip hier verwaarloozen, terwijl die Schrift|)laats de grondleggende is voor heel Abrahams geloof ?

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen