GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Buiten de kerk geen enkele zaligheid (I)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Buiten de kerk geen enkele zaligheid (I)

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wie vandaag met de menschen mag spreken over „de kerk", al of niet in samenhang met Oosterbeekscho worstelingen „voor de kerk maar niet door de kerk", of met de pluriformiteitstheorie, die kan ervan verzekerd zijn, geïnterpelleerd te worden over die min of meer vermoeiend geachte uitdrukking uit artikel 28 der Geloofsbelijdenis, dat er buiten de ^erk geen zaligiheid is. Dominees en professoren, als ze in den referentenstoel zich zetten, praten dan latijn: extra ecclesiam nulla salus, en zetten dan een gezicht, alsof dat letterlijk en volledig een weergave is van wat in de belijdenis staat. Anderen hebben den volzin aldus onthouden: buiten de kerk geen zaligheid, en tobben niet over een anderen tekst voor de formule. En daar zitten ze dan mee.

Wie het een beetje gemakkelijk neemt met dat geharrewar van theologen, al of niet uit voorgaande eeuw, die maakt zich gauw ervan af met een Jantjevan-Leiden. Eén van tweeën:

hij zegt tot den interpellant: u moet dit zinnetje maar opbergen bij de onverteerbare brokken, die tenminste ónze fijne maag niet langer kan verdouwen; het staat er net mee als met dat imaginaire theorietje, dat men de valsche «n de ware kerk gemakkelijk (!) kan onderscheiden. GemakkeUjk, meneer? ho maar; dat zij van ons althans zeer verre; wij'zijn geen simplicisten en geen extremisten; wij ruiken nog geen kwade dampen in de pluriformiteit.

Of anders: hij verklaart, gansch deftig: u moet dit zinnetje laten staan, mijn 'vriend; een belijdenis verdient respect. Maar U moet nog één ding leeren: u moet goed leeren onderscheiden. Achter zulke zinnetjes moet u noteeren: A. c. D., d.w.z.^ affirmatur cum distinctione. Hetwelk is, vrij vertaald: ik zeg er ja op, maar ik maak er een nadere onderscheiding bij, ik beaam het onder zekere beperking; ik neem de formule respectvol over, ook al oiji geen last te krijgen, maar ik kies een „interpretatie" uit de veelheid, die men vond, - vindt, vinden zal; en vraag me niet al te secuur, of die interpretaties wel interpreteeren, d.i. precies zeggen datzelfde wat er staat, 't Is leeUjk van die stijve lui, te smalen over een interpretatie-zwendel! Extremisten, rechtlijnigen, exclusivisten, enfin, de rest weet Overduin wel, en soms ook Velema, — na Amsterdam 1948. En op de vraag: wat is dan die „d.", die nadere distinctie, antwoorden ze: die kerk, waarbuiten geen zaligheid is, maar man, dat is de onzichtbare kerk. Klaar is Cornells van de Oecumene.

Gelukkig zijn er ook nog andere menschen. Ze schamen zich den naam van extremisten-maniakken niet. Ze hebben goed begrepen, dat een kerk niet onzichtbaar kan zijn. Wel onóverzienlijk; wel nog niet af, en inzóöverre dus niet-heelemaal-te-zien nog; wel voor een deel onttrokken aan den horizon der' aarde, en daar niet-heelemaal-meer-te-zien. Maar dat is toch telkens weer wat anders dan onzichtbaar. Zelfs anders dan ongezien. Hoe zou een VER-

GADERING onzichtbaar kunnen zijn, wanneer het kvende menschen zijn, die men vergadert? Een stralen bundel is onzichtbaar soms, althans voor 't bloote oog. Een heirschare van engelen meestal. Maar menschen, kan men d i é verzamelen en dan onzichtbaar houden dat bedrijf, of 't resultaat van dat bedrijf? Ze zeggen: neen.

En dan vragen ze verder. Gelooft nu iemand, ^dat buiten den grooteren of kleineren kring, waar ergens menschen naar de preek gaan, en waar een kerkeraad ambtshalve zit, niemand zalig wordt? Er is geen één zoo dronken. Er is dus buiten de kerk, waar ik met Christus samenkom; wel degelijk zaligheid. Nu één van beide: de regel der confessie is een onverteerde brok, een steen ook in de orthodoxe maag, óf: men moet tóch nog vervallen in de pluriformiteit. En kom dan liever niet den warren kop vermoeien met langdradige betoogen tegen een filosofisch schema: , „wezenvorm"; want als u die filosofie niet lust, dan lust ik geen-andere: ik kom er niet uit, maar ik laat de vragers tobben. Ik weet het niet meer, hoe het moet. Soms nog een kopje koffie? We moesten maar naar bed.

Zóó eindigt meer dan één gesprek.

Nu wil de redacteur van. dit nare blad heelemaal geen moeite doen, om de plooien glad te strijken.

't Komt hem zoo voor, dat hij aan een c o n f e s's i e geen commissie van goede diensten op mag dringen. Is ze ergens niet duidelijk, verlies u dan niet aan een interpretatie-marchandise, maar zorg, dat er een nieuwe, en dan duidelijke uitspraak komt. Maar wat er staat, strijk dat niet glad, want het voert.de pretentie, glad te zijn. 't Is namelijk volkstaal, die belijdenistaai. Ze wil juist daardoor den één zijn „ja" doen zeggen, den ander tot een duidelijk „neen" gaan dwingen, wanneer hij althans toch al „neen" zei met het hart.

En nu is één ding duidelijk: dat hier werkelijk gesproken wordt, in dat befaamde zinnetje van artikel 28, over een vergadering, waarbuiten geen zaligheid is. Onzichtbare vergaderingen zijn er niet; zelfs achter een ijzeren gordijn, waar i k niet zien kan, kan een ander toch wel zien. Er m ó e t dus een vergaderingskring ergens zijn, waarbuiten geen zaligheid is.

En nu beginnen we dg stroefheid nog wat' erger te doen gelden, dan ze toch al deed. Er staat niet eens. geen zaUgheid, maar, scherper nog, geen enkele zaligheid, geen enkel heil. Nulla salus. Ook geen „gemeene salus", geen „commuun saluut". Nulla, afgeloopen.

Maakt dit de zaak nog moeiUjker? Ongetwijfeld.

Maar we willen 't nog benauwder maken. Want we ontdekken ras een pijnüjk iets. 't Is dit: die regel, dat axioma, dat buiten die hier bedoelde gemeenschap nulla salus, geen enkel heil is, die mag niet in den mist blijven hangen. Waarom niet? OM­ DAT IK MIJN GEDRAG DAARNAAR TE REGELEN HEB. Het FEIT wordt in art. 28 vastgesteld: buiten dien kring geen enkel heil. En wijl dit FEIT bestaat, daarom moet ik mijn houding er door laten bepalen. Er'staat: OMDAT die vergadering zóó en zóó is, en OMDAT buiten haar geen enkel heil bestaat. DAAHOM moet ieder dit en dat niet in zijn hoofd probeeren te halen (b.v. zich eraan te onttrekken, al is hij nóg zoo'n ïiooge piet), en DAAROM is iedereen gehouden, zóó en züs te doen (: zich bij haar aan te sluiten), en ZOO DE EENIG-HEID DER KERK TE CONSERVEEREN d o o r z ij n eigen da; ad.

Kijk, nu weten we nog op geen stukken na, wat er met dat lastige tusschenzinnetje bedoeld is (geen enkel heil buiten haar).

En toch hebben we al vast in onzen geest geregistreerd, dat we toch eigenlijk met elkaar zulke leeüjke knoeiers zijn.

Want, — wordt niet bijna door een ieder anders geredeneerd ?

De be1ijdenis zegt: dat feit staat vast, en daarom: REGEL U DAARNAAR.

Het feit is dus een prikkel tot bepaling van mijn gedragslijn.

Maar hoe kan ik mijn gedragslijn vaststellen naar aanleiding van een feit, als ik niet weet, wat dit feit nu eigenlijk is?

Als ze mij zeggen: je moet naar de vergadering van 7 uur, maar 't regent hard, trek dus een regenjas aan, dan weet ik w a t er daarbuiten gebeiirt. Maar zeggen ze_ tegen mij: daar valt iets buiten, en ik weet niet, wat er valt: regen, hagel, sneeuw, stuifzand, serpentines, dakpannen, kogels, radio-krantjes van de B.B.C., of als ik heelemaal niet weet, wat de mij verstrekte metereologische mededeeling nu eigenlijk inhoudt, hoe kan ik dan mijn gedrag daarnaar regelen?

Om 'het maar ronduit te zeggen: als ik niet weet, hoe ik aan moet'met de uiitlegging van dat ééne zinnetje: geen enkel heil buiten dien daar bedoelden vergaderingskring, dan KAN ik mij niet daarnaar richten.

Dat wil dus zeggen: heel het artikel komt dan op losse schroeven.

Ook in zijn vermanend gedeelte. Ik hoor wel, dat ik de eenigheid der kerk heb te conserVeeren door en in m ij n eigen ^aad; maar die grond, die drangreden. dat motief (geen heil buiten die vergadering), wat wil dat eigenlijk? Zoolang ik 't geconstateerde FEIT niet ksm omschrijven, i^ 't mij onmogelijk te doen wat er van mij op grond van 't feit verlangd wordt.

Vandaar ook, dat iedereen zoowat maar iets ervan gaat maken.

De man, die zich uit de moeilijkheden redde, door te zeggen: het is de ONZICHTBARE kerk, waarbuiten geen heil bestaat, 'die komt nu plechtig verklaren: ik heb met die onzichtbare kerk geen moeite; en wat de zichtbare kerk betreft: zoek maar uit, zoek maar uit, 't komt toch nergens heelemaal erop aan, waar ge bijhoort. Sluit je maar ergens bij aan, want heelemaal zónder, neen, dat gaat toch niet. Doch vraag niet, of het nu allemaal wel is zooals gij zelf graag hebben zoudt, gij onverbeterlijke scherpslijper. Onderhoud maar de eenigheid met de een of andere zichtbare kerk. God onderhoudt wel de eenigheid van de onzichtbare, d a t is Zijn zaak. Hebt U den spreker door? Hij iheeft het conserveerén van de kerk aan God overgelaten. Dat klonk erg vroom en afhankeUjk. Maar er s t o n d in het belijdenisartikel iets over hemzelf. Hij moest die eenigheid der kerk onderhouden. Maar op dat punt kapsijst hij, en dit in een ommezien.

Maar de ander, die wat langer tobt, die komt zichzelf vermanen: pas nü op. Hij kan er niet om heen: er staat, dat hij de eenheid van de kerk moet conserveerén van zijn kant, door zich te voegen bij de kerk, waarvan hier in art. 28 sprake is. Er helpt geen Ueve moeder aan: dat is die kerk, waarbuiten, naar men zegt, geen enkel heil bestaat. Hoe kan dat dan de onzichtbare zijn? Hoe kan iemand zich aansluiten bij wat onzichtbaar is in wezen? •Temeer, omdat er volgt, dat die kerk leerentueht oefent. Van de onzichtbare kerk heeft hij nog nooit een preek gehoord, en de onzichtbare heeft hem nog nooit een schorsingsbul thuis gestuurd. Hij zit er wéér mee.

Maar hij is nu van één ding zeker: hij móet weten, wat er nu eigenlijk staat in dat luttel aantal woorden.

En nu is 't onze beurt, om te probeeren elkaar te laten lezen wat er dan staat.

Maar dat bewaren we tot de volgende week.

Aan de lezers

Wegens ons Hoogeschooldag-nummer, dat zeer welkom blijkt geweest te zijn, moeten we in dit nummer enkele zaken onbesproken laten die anders reeds aan de orde gekomen zouden zijn.

Tevens moest wegens plaatsgebrek een artikel van Prof. Deddens blijven overstaan, waarin hij uitvoerig ingaat op het artikel van ds Bos in De Wachter van 8 Oct. j.l. Dit komt dus volgende week.

K. S.

Theologische Hoogeschool

Over de Contributies van 1948.

Wij verzoeken de plaatselijke correspondenten, die de incassolijst van de contributies 1948 nog niet aan den classicalen correspondent hebben teniggezonden, vriendelijk, dit alsnog zoo spoedig m o g e 1 ij' k t e doen.

Om een vlotte afwerking te waarborgen is het dringend vereischt dat eind October alle afrekeningen zijn teruggezonden naar het kantoor v£in de Stichting Opleiding.

Wij rekenen er op dat de plaatselijke en classicale correspondenten alles zullen doen om dit te bereiken.

Wij verwachten dat de classioale correspondenten de reeds in hun bezit zijnde afrekeningen' der contributies, en ook die der collecten, aan ons opzenden.

STICHTING OPLEIDING,

Herman CoUeniusstraat 13, Groi; iingen.

Theologische Hoogeschooldag

Op den Theol. Hoogeschooldag zijn enkele voorwerpen verloren. Deze zijn in de gebouwen niet gevonden, ook zijn ze niet als verloren voorwerp op het poUtiebureau te Kampen aangegeven. Wie één der onderstaande voorwerpen heeft 'gevonden en per abuis meegenomen, wordt vriendelijk verzocht dit terug te zenden aan den eigenaar:

1. Zr. J. 'Visscher, Alteveerstraat 86, Hoogeveen, heeft verloren: zilveren halsketting met collier, (col­lier stelt voor een bij).

2. Br. W. van 'Veelen, Kerkhoflaan 34, Rotterdam N., 'heeft laten liggen een Jongbloed micro-bijbel, klein formaat, in donkerbruiii suèden band, goudsnêe en ronde hoeken. 3. Br. J. P. v. d. Berg, De Ruyterlaan 14, Baam, heeft verloren een zwarte heerenvulpen met koper gemonteerd, waarvan de haak eenigszins los is.

Candidaats-examen

Geslaagd voor het Candidaats-examen: de heer A. H. Algra, Huizumerlaan 30, Leeuwarden; de heer H. Soholte, Talmastraat 5, Assen; de heer K. de Hoop, Koninginnelaan 87a, Groningen.

Bibliotheek van de Theologische Hoogeichool

Wie kan de Bibl. helpen aan de volgende nummers van „De Reformatie"?

Jrg. 5, nrs 38 tot en met 42; Jrg. 14, nrs 20, 21, 44 tojt en met 47; Jrg. 15, nrs 18, 20, 21, 44 tot en met 47; Jrg. 20, nrs 1, 5 tot en met 7, 12, 13.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 16 oktober 1948

De Reformatie | 8 Pagina's

Buiten de kerk geen enkele zaligheid (I)

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 16 oktober 1948

De Reformatie | 8 Pagina's