GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Naar een nieuwe Psalmberijming? (II)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Naar een nieuwe Psalmberijming? (II)

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

In de laatste decenniën werden de Kerken zich langzamerhand weer van haar verantwoordelijkheid voor een goede psalmberijming bewust. Ben symptoom daarvan ontdekken we in het rapport van de Commissie, welke op de Synode van Leeuwarden 1920 had te rapporteeren over de uitbreiding van den bundel „Benige Gezangen". Men leest daarin namelijk o.a. het volgende: „Zelfs rees de vraag bij uwe Commissie, of het niet gewenseht ware, indien ook de Psalmberijming eens zorgvuldig werd overzien, omdat daar heel wat in voorkomt dat den toets der crltiek niet kan doorstaan, Ie. om dogmatische redenen, 2e. omdat de berijming hier en daar gedachten indraagt, die üi den oorspronkelijken tekst niet voorkomen, 3e. om aesthetische redenen". Omdat aan deze commissie een voorstel dienaangaande niet ter overweging was toevertrouwd onthield ze zich evenwel zorgvuldig van een advies of voorstel in dezen. Maar mocht een dergelijk voorstel uit de vergadermg der synode opkomen, dan, zoo verklaarde de commissie, „behoeft het ons niet om advies te worden gezonden, aangezien - wij bij voorbaat verklaren, dat het onze hartelijke mstemming zou hebben", s) Het voorstel, waarop de commissie van de synode van Leeuwarden zinspeelde en dat ze, zij het ook indirect, min of meer uitlokte, versoheen op het agendüm van de synode van Arnhem 1930. De kerkeraad van .Amsterdam-West, „van oordeel zijnde, dat een herzientog van de thans onder ons gebruikte psalmberijming, speciaal uit Schriftuurlijk en confessioneel opzicht, niet minder noodzakelijk is dan de uitbreiding van den bundel „Benige Gezangen", " gaf deze Synode ernstig in overweging „deputaten te benoemen met de opdracht deze zaak der herziening van de tegenwoordige psalmberijming in studie te nemen en een volgende synode van rapport en advies te dienen, en zoo mogelijk met voorstellen tot herziening te komen". 9) De arnhemsche sjmode gaf dit voorstel in handen van de deputaten, die zij benoemde met het oog op de herziening van den bundel „Benige Gezangen" lo) en dezen rapporteerden aan de synode van Middelburg (1933) daaromtrent, dat het verzoek van Amsterdam , , 'zeer zeker gegrond" - was. Br komen, zoo oordeelden zij, in onze berijgide psalmen verschillende uitdrukkingen voor die beter door andere kunnen worden vervangen. „Wanneer men echter —• aldus deze deputaten — dit werk gaat ondernemen, zal blijken, dat uitdrukkingen die confessioneel door den beugel kunnen, toch exegetisch niet juist zijn, omdat de vertaling van de psalmen hier en daar niet juist Is".

Daarom kwam het dezen deputaten voor „dat, vóór wij aan een nieuwe of herziene berijming vaji de psalmen beginnen, wij eerst een nieuwe vertaling snoeten hebben. Is deze er, dan kan daarna de berijming met de nieuwe vertaling in overeenstemming gebracht worden", u) Overeenkomstig het voorstel van deze deputaten besloot de

8) Acta, p. 238. 9) Acta, p. 22. • 10) Acta, p. 135. 11) Rapportenboek, p. 29. synode van Middelburg „op de in het Rapport der deputaten aangevoerde gronden aan het verzoek van Amsterdam-West om een nieuwe Psalmberijming niet te voldoen". 12)

De synodale bemoeiingen met de psalmberijming kregen een geheel nieuw aspect, toen in. 1936 de nieuwe berijming van Ds Hasper verscheen. Daarmee was, dank zij hA initiatief van een enkel p'ersoon, een geheel nieuwe psalmberijming een feit geworden. Bn een waarvan de bizondere kwaliteiten algemeen werden erkend. Zooals bekend is, vormde zich na de publicatie van Hasper's bundel in 1938 „De Stichting tot verbetering vau het psalmgezang m de Gereformeerde Kerken In Nederland", welke, haar uitgangspunt nemende In het werk van Ds Hasper, doelbewust de verbetertag van het psalmgezang m de Gereformeerde Kerken ter hand nam. Deze Stichtmg wendde .gioh tot de Synode van Utrecht 1943 met een gedetailleerd verzoek haar arbeid te - willen steunen. De synode besloot toen;

„a. haar waardeering uit t^ spreken over het schoone werk der stichtmg;

'b. te besluiten overeenkomstig de punten 1, 2, 3 en 6 van het aan de synode gerichte verzoek.

Deze punten luiden als volgt:1. den tot dusver verrichten arbeid der Stichting en haar plajinen voor de toekomst aan te bevelen en te steunen;

2. er bij de kerken op aan te dringen, dat zij ernstig kennis nemen van dien arbeid, inzonderheid ook door het houden van de telkens uit te schrijven oefenavonden, opdat niet de eene gemeente bij de andere achterkome en er zoo een al te groote ongelijkheid ontsta in den zingtrant der verschillende kerken;

3. aan de kerkeraden, met name aan de dienaren des Woords, aan te bevelen, alle opmerkingen, die tot verbetermg van de aangeboden revisie zouden kunnen strekken, onverschillig of zij de exegese, het litteraire of het muzikale betreffen, kort en duidelijk geformuleerd te willen toezenden aan het secretariaat der Stichting;

i. de reformatie van den eeredlenst ten aanzien van het „gezongen gebed" der gemeente zoodanig voor te bereiden, dat er geen verzet komt, maar veeleer leent om weder tot het echte reformatorische psalmzlngen te geraken'. 13)

Wanneer wij al het bovenstaande'overwegen — Ik gaf het tegelijk als een kort overzicht van wat omtrent de psalmberijming in het verleden door de generale synodes in dezen werd besloten — zal 't duidelijk zijn, dat de psalmberijming door de gereformeerde kerken steeds werd gezien als een aangelegenheid, welke óók de kerken In het gemeen Eiang^t en dus óók de competentie van een generale synode behoort.

En dat is geen wonder!

Wie overweegt,

dat een psalmberijming, zal het goed zijn, de gedachten van de oorspronkelijke, hebreeuwsche psalmen moet weergeven;

dat zij een, uiteraard voor zeer langen tijd vastgestelde, vertolking van het woord des HEBREN is; dat zij van de allergrootste beteekenis is voor de bevordering van de eenigheid des geloofs, omdat de geloofsinhoud in belangrijke mate in psalmverzen wordt gekend en vastgehouden, en

dat zij óók en vooral dient voor de gemeensctaappelgke lofzegging Gods;

die zal onmiddellijk inzien, dat de invoering van een nieuwe psalmberijming een zaak is die niet uitsluitend aan de verantwoordelijkheid van de afzonderlijke kerken kón of mag worden overgelaten.

We komen nu aan de bespreking van de tweede vraag en moeten het dus hebben over

Onze thans in gebruik zynde psalmbergming.

Het is m.i. niet noodig voor de lezers van „De Reformatie" uitvoerig over het gehalte van ónze tegenwoordige psalmberijming te spreken, -

Reeds meermalen werd in ons blad aangetoond, dat ons huidige psalmboek niet voldoet aan de normale eischen, welke aan een in den kerkelijken eeredienst te gebruiken psalmberijming gesteld moeten worden.

In vroegere jaren hadden trouwens mannen als Ds J. W. Gunst, Dr A. Kuyper, Ds K. Pemhout, Dr J. C. de Moor daar reeds telkens met nadruk op gewezen.. Maar in den jongsten tijd heeft speciaal Prof. Schilder, zich beijverd de oogen van de kerken te openen voor de ernstige gebreken die onzen huldigen psalmbundel aankleven, ze tegelijk oproepend alle mogelijke moeite te doen om tot een verbeterd psalmgezang te komen.

Zoo schreef hij b.v. voor reeds meer dan twintig jaar, dat z.i. de nederlandsche psalmbundel „geen lang leven meer waard" was. i*) En hij stelde toen de oratorische vraag: '

„Mogen wij de gemeente, ons opgroeiend geslacht, de menschen buiten de kerk, nog langer gewennen aan een gezang, dat door zijn ouderwetsche termen den vreemde een onwennig gevoel geeft, het exegetisch geweten afstompt, Gods woord op onderscheiden punten verkracht, den prediker vaak verhindert, hetzelfde vers te doen zingen, dat een getrouwe berijming wil heeten van zijn uit de psalmen gekozen tekst? " is) En hij verzekerde toen reeds: „onze huidige psalmberijming moet weg", i^)

En een jaar of tien later, in „De Reformatie" van 15 Januari 1937, toonde Schilder met vele voorbeelden aan, „dat onze huidige psalmberijming aan de Schrift geen reclit doet". Op verscheidene plaatsen — zoo schreef hfl toen — „dwingt ze ons, iets anders te zingen, dan de Schrift zelf zegt, tenzij men dan maar het zangvers ongebruikt en derhalve die bijbel-passages ongezongen laat. Niet zelden gaat de berijming zelfs rechtstreeks tegen de bedoeling der Schrift in. De oorzaken'werden gezocht niet alleen in de on-gereformeerde gedachtenwereld, waaruit de berijmers van lang geleden hun „staatscreatuur" hadden ontworpen en met overheidsdwang hadden ingevoerd gekregen, doch ook in him exegetisch onvermogen. Voor een zeer groot deel waren de berijmers daarvoor niet aansprakelijk; want de wetenschappelijke studie van het Oude Testament was In hun tijd nog lang niet zoo ver gevorderd als in onzen tijd het geval is.

Wie nu den Bijbel als Gods Woord eert, die moet verlangen naar iets nieuws. Juist de gereformeerden behooren met den bestaanden toestand geen vrede te hebben. Want juist zij zijn het, die den Bijbel als Gods Woord belijden en die daarom uit respect voor dat Woord er bezwaar tegen moeten hebben, dat het zoo veelsztns schade lijdt en verminkt wordt, nog wel in een zóó belangrijk onderdeel van den eeredienst, als de psalmen bij ons, ge-Itikkig nog beteekenen. Zoolang een psalmberijming exegetisch fout is vanwege wetenschappelijk onvermogen, zal niemand bezwaar kunnen mEiken. Maar indien beter licht gegeven en doorgegeven is, dan moet juist de gereformeerde daarvan damkbaar gebruik maken, zal hij niet, met al zijn roepen om „Gods Woord in Gods huls", practisch óf Gods Woord onnoodig buiten den kerkgang houden, óf het onnoodig verminken in zijn lied".

Overwegend wat èn ter synode van 1920 en 1933 èn door verschillende In dezen tot oordeelen bevoegde personen omtrent onzen psalmbimdel werd gezegd èn lettend op de instemming, welke hun woorden allerwege ontmoetten, meen ik niet te boud te spreken, wanneer ik beweer, dat vrijwel algemeen het besef leeft, dat onze psalmberijming niet mag worden gehandhaafd in den kerkelijken eeredienst en door een verbeterde of nieuwe moet worden vervangen.

Want van deze psalmberljnüng moet worden gezegd — rechtmatige litteraire critiek buiten beschouwing latend — dat ze de gedachten, den openbaringsinhoud van de oorspronkelijke psalmen op heel veel plaatsen niet of niet zuiver weergeeft, zoodat men, uit den In gebruik zijnden psalmbundel zingend, In feite toch niet de werkelijke psalmen zingt. En daar komt dan nog bij, dat In haar allerlei uitdriikkingen voorkomen die óók als zoodanig, dus afgezien van het feit, dat ze een onjuiste weergave van het hebreeuwsche origineel bleden.j niet In overeenstemming zijn met de Schrift. Het is denkbaar, dat in berijmde psalmen allerlei passages voorkomen, die wel niet een zuivere vertolking van het origineel beteekenen, maar desalniettemin toch Schriftmatig moeten worden genoemd. Maar zelfs zóó is het in onze psalmen dikwijls niet! Daarin komen én onjuiste vertalingen èn onschriftuurlijke gedachten voor.

En daarom moet ze zoo spoedig mogelijk door een

betere vervangen worden.


12) Acta, p. 106. 13) Acta, p. 26/7.

1*) Bij Dichters en Schriftgeleerden, p. 310. 15) Idem, p. 344. 16) Idem, p. 347. .

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 18 december 1948

De Reformatie | 8 Pagina's

Naar een nieuwe Psalmberijming? (II)

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 18 december 1948

De Reformatie | 8 Pagina's