GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„LICHAAM"

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„LICHAAM"

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

(I)

De onzalige verwarring, die inzake de „kerk" als Inhoud van ons geloof over ons gekomen is in de jaren na Kuyper en Bavinck, openbaarde zich met name in de al verder doorgetrokken pluriformiteitstheorietjes (het verkleinwoord zij ons vergeven, want geen één is er ooit serieus volgehouden; dit meenen wij kort na de bevrijding van het land met de stukken te hebben aangetoond in ons blad). Van die theorie-tjes was het ongeluk in hun door betrokkenen zelf vrijmoedig blootgelegde onwettige geboorte zelf gelegen. Zoowel Kuyper als Bavinck toch hebben opgebiecht, dat de pluriformiteitsleer niet afgeleid was uit de Schrift, noch te lezen stond in de belijdenis; Kuyper gaf zelfs een keertje toe, dat ze ermee niet te verbinden viel. Neen, zoo zeiden ze, men is wel gedwongen geweest tot deze theorie de toevlucht te nemen, door de feiten. De FEITEN der kerkelijke verdeeldheid werden tenslotte te machtig, vooral na de scheuring in de eeuw van Luther en Calvijn (dat Ujkt ons nog al laat, overigens).

Natuurlijk is een zóó geboren theorie onwettig geboren. De feiten immers kunnen wel aanleiding zijn, dat men zijn bestaande theorie opnieuw gaat toetsen en critischin revisie nemen, maar ze mogen niet een maatstaf worden, noch een grond voor dat onderzoek of voor zijn resultaat. In feite mogen ze voor het onderzoek niet eens een uitgangspunt zijn. Grond voor een theorie, en dan wel juist voor een gewijzigde, moet de Schrift zijn. Juist in de conformiteit aan de Schrift moet de theorie bewijzen, dat zij terecht gewijzigd is. Wat mij opschrikt (een feit, waarmee ik geen raad weet) is wat anders dan wat mij rust geeft.

Hoe dit zij, het feit ligt er eenmaal, dat er pluriformiteitsredeneeringen zijn. De heele „gereformeerde" samenleving (ik bedoel dezen keer: wat zich zoo noemt) zal er trouwens mee opgescheept BLIJVEN zitten. De synodocratische kerken hebben destijds, om Greijdanus' en Schilder's pluriformiteitsbestrijding den kop in te drukken, met groot poeha Kuyper (H, H.) en Hepp ter synode laten verkondigen, dat er absoluut wat gebeuren moest om de „g a n g b a r e m e e n i n g (lees: het bezinksel van de over dit thema gegeven improvisaties van Kuyper en van den al maar voor hem zwichtenden H. Bavinck) te redden. Het volk kon niet wachten, geen dag en geen uur! Toen daarna Vollenhoven en ondergeteekende met de stukken aantoonden, dat er geen serieuze gangbare meening BESTOND, dat 't heele gedachtenspinsel een mythe was, en dat de één dit, de ander dat er van maakte, en toen de anderen (Hepp CS.) een geheim gehouden rapport indienden met tastbare vergissingen, werd 't zaakje uitgesteld tot later. Toen later AaWers met een nieuwe commissie van wal stak, maar ook al geen steek opschieten kon, was intusschen Greijdanus geschorst en Schilder afgezet. En t ó e n ineens kwamen de heeren de synode vertellen, wat deze natuurlijk getrouwelijk na vertelde, dat het onderzoek, dat eerst zoo dringend noodig geheeten was, niet meer urgent was!!! 't Beste bewijs, dat 't heele synodale gedoe tegen Greijdanus-Schilder c.s. begonnen was (en dan moet je Oosterbeek II hooren over die ongetwijfeld o zoo beste bedoe lingen! !).

Intusschen ligt de toestand nu eenmaal zoo. De synodocraten, die zich heerlijk bevrijd voelen van Greijdanus-Schilder, hebben verklaard: nu zij met hun stel vreg zijn, is 't pluriformiteitsgeding niet meer actueel. Met andere woord.en: die „rechtsche lui" zijn weg, laat nu de „linkschen" hun gang gaan. , Nu, ze gaan sindsdien hun gang. Dijk remt nog wat, Ridderbos doet als gewoonlijk o zoo voorzichtig, maar beiden zijn machteloos. Want ze staan nu eenmaal óver den tweesprong. Ze zijn zÓó machteloos als ieder, die ongemerkt, of als geen mensch 't ziet, een kemel doorzwelgt, maar op visite bij de kennissen met 'n zilveren lepeltje de mug uitzift. Den Hartogh, van den ijver vervuld, haalt nog eens alle leugentjes tegen óns van 1944 op (ditmaal via ds Meuleman) om ds Schep's geluid te smoren, maar ook hij zal omvallen, zoodra de Bavincks, Wiersinga's, Overduins, en allerlei andere „vrijgestelde" zoo-of-zus-dominees of diten-dat-directeuren zich hebben georganiseerd, om een afspraakje te maken voor een nieuwen kemel-maaltijd. Tot zoolang blijft Den Hartogh tegen óns denkbeeldige muggen ziften: de kerk staat in brand en hij snapt er niets van. Ridderbos — tegen ons, en vóór de Bavinck's. Ze hebben samen „Eindhoven" al naar hun hand gezet, en ze zullen 't winnen, de linkschen; — 't hek is onder psalmgezang van den dam gehaald. De Wijsbegeerte der. Wetsidee zal ook niets kunnen redden, want 't boek van Spier is over de kerk volslagen mis ('t neemt de zwakke steeën van Kuyper over, inclusief een hopeloos geredeneer over de kerk als organisme) en en passant loopt de auteur te foeteren over de , , Schilderkerk", — mug en kemel alzoo. De Vrije Universiteit heeft in haar theologische faculteit professoren, die nu eenmaal zich in 1944 hopeloos vergist hebben in hun onbekookte ijveren voor Kuyper's schim; en in de andere faculteiten wordt zoo wat met Barth gespeeld en voor 't socialisme de zaak klaar gemaakt, en oecumenisch gedaan.

Kortom: we zul'en onze zich gereformeerd noemende symbiose voorloopig opgescheept zien en vergiftigd door de pluriformiteits-improvisaties. Zelfs De Wekker, eigen verleden vergetend, koos een schommelstoel op dit punt. Improvisaties zijn tegenwoordig dynamische wereldmachten; vroeger hadden we tenminste nog scholastieke peuteraars: o schoone middeleeuwen!

En onze vrijgemaakte kerken en haar pers zullen het hard te verduren hebben, om op te roeien tegen den stroom. Wie is er zoo onbenullig, te gelooven, dat als maar eens dit en dab gebeurde (in de buurt van Ridderbos-Nauta-Grosheide) de zaken weer in orde zouden zijn? Stel eens, dat er iets werkelijk goeds gebeurde in die buurt ('t ZAL niet!), dacht iemand, dat 't dan in orde was ? Ridderbos heeft immers nog een potje op 't vuur? Wie^ lenga van Elsevier spreekt voor den Schooldag. Barkey Wolf, ook al van Elsevier, telegrafeere, Bavinck schrijft in Ridderbos' krant. Alles lispelt vrede, maar Schilder wijkt af van de confessie inzake de kerk. Hemnooit! En die professoren van de V.U., die met Barth spelen, en die 't socialisme importeeren, en die dat heele kerkgedaas met verachting aankijken, niet eens de stukken lezende, zouden die ineens veranderen^ ALS de V.U.-groep, die in '44 in een synode uitwerpend heeft doorgetast, in 1949 gelegenheidsberouw zou toonen? Of zelfs een werkelijk berouw? Wel neen. Ze zouden hun schouders ophalen over „de blamage", en kalm verder gaan. De V.U. is Kuyper en Fabius kwijt, en Overduin vult naast Berkouwer en Waterink en Okma en De Gaay Fortman „Trouw". Pluriformiteit BLIJFT de leus. Buskes gefeliciteerd, Greijdanus met schande begraven. Ze zijn dolgeslagen.

Welaan, nu eenmaal de pluriformiteitsleus aanvaard blijft, moet men daarna theoretisch haar trachten glad te strijken.

Bij de vele daartoe ondernomen pogingen treedt telkens weer de denkfiguur op van „het mystieke lichaam van Christu s".

„Het lichaam van Christu s"' werd vooral sedert Kuyper langzamerhand een vaststaand begrip, maar dan in „mystieke" beteekenis. „Mystiek" is hier een bijvoeglijk naamwoord, en beteekent dan zooveel als „verborgen", „onzichtbaar", „waar", „puur", „onvermengd", „ongrijpbaar", alleen bij God bekend. Allerlei denkbeelden kruisen hier elkaar; dat bemerkt men reeds aan die onderscheiden termen, die allemaal het ééne woord „mystiek" willen „interpreteeren". Tegenover het „zichtbare", „instituut", met die wel niet „onderstelde", maar toch altijd ook wel degelijk toch onderstelde hypocrieten erin, en voorzien van al die „nare" wetten en regelingen, en met al die benauwende „grenzen", stond dan het „m y s t i e k e" lichaam van Christus] Dat was niet hier te aanschouwen; het was ook niet te adresseeren. Het was zooiets als de optelsom van al de uitverkorenen, zoover reeds „toegebracht" door den Geest van Gtod. Maar alleen God kon die optel

som verrichten. Van dat „mystieke lichaam", dat alleen uit wedergeborenen bestond, was Christus het Hoofd, het mystieke dan.

Zoo ongeveer Kuyper's theorie, gezift door zijn epigonen.

En omdat men in de nevelachtige grootheid van dat „mystieke lichaam" van Christus alles opborg, wat er aan onvervulde verlangens hier beneden overgebleven was, construeerde men het dan vervolgens meestal zóó: het mystieke lichaam is n i e t een plaats e 1 ij k e kerk, o neen; en ó ó k niet een 1 a n - d e 1 ij k e, en zelfs niet een kerk van een bepaalde „denominatie" (gereformeerd, luthersch, roomsch, en zooyvoort). Neen — het is de „gemeenschap" van alle uitverkorenen bij elkaar, althans voorzoover ze geboren en wedergeboren waren. Dit laatste moet erbij gezegd worden. Want, als men de nog-niet-(weder) geborenen er als vast bij rekende, dan zou men moeten concludeeren tot een „lichaam", dat voor een deel nog niet b e-stond.

Nu is er ook wel eens, met name in de laatste jaren, een eenigszins anders sprekend geluid vernomen. Er is onzerzijds meer dan eens op gewezen, dat dr F. W. Grosheide in zijn Korte Verklaring op 1 Cor. 12 : 27 Paulus hoort zeggen: Gij, Korinthiërs, zijt voor uw deel een lichaam van Christus". Daar is dus de plaatselijke kerk „een" lichaam van Christus. „De gemeente te Korinthe is een lichaam, dat al de trekken vertoont, die zoo breed beschreven zijn, eenheid naast verscheidenheid. Maar dan een lichaam van Christus". Aldus Grosheide.

Intusschen, een ingrijpende critiek op het zooeven bedoelde leerbegrip van „het mystieke lichaam van Christus" is met deze woorden door den auteur allerminst bedoeld. Hij' komt ons tegen zulk een onderstelling zelfs min of meer waarschuwen. We lezen immers verder uit dezelfde pen: „Het geheele verband spreekt niet van de eenheid der gemeente met Christus, maar van de eenheid en de verscheidenheid, die zij zelf vertoont. Ook daarvan is het lichaam een goed beeld".

We blijven dus wel staan bij de door Kuyper getrokken grenzen.

Nu is er over de beteekenis van dat woord „ï i c h a a m" al veel geschreven. Het is toch bekend, dat „lichaam" (latijn: corpus; grieksch: soma) alles en nog wat kan beteekenen. Het kan onder andere ook willen aanduiden een „rechtskrin g", een door wetten (staatswetten, kerkwetten, vereenigingswetten) ingericht en in rechtsverband gehouden eenheid van menschen. Met name over de vraag, wat onder het „corpus Christianum" (het christelijk lichaam) te verstaan is, is vaak gesproken; men vindt de uitdrukking b.v. bij een „kerkvader".

Nu heeft onlangs (in 1940) de Leuvensche hoogleeraar F. de Visscher (van de juridische faculteit) een boek geschreven, dat zich óók bezighoudt met den term „soma" („corpus", lichaam), gelijk deze in het begin onzer jaartelling gebruikt scheen te zijn (volgens veler méenlng) door den zelfden keizer Augustus, dien we kennen uit het Kerstverhaal van Lucas 2. In Cyrene waren ontdekt vijf nieuwe edicten van dien keizer (Les Edits d'Auguste, découverts a Cyrène). Het derde edict daarvan bepaalt (bl. 20, 21) (volgens tot nu toe gangbare vertaling althans), dat bepaalde inwoners van de provincie Cyrenaïca, ook al hebben ze het romeinsche burgerrecht verkregen, niettemin gehouden zullen zijn liturgieën (diensten) te verrichten ten bate van het „soma" (corpus, lichaam) der Grieken. Ze moeten — ongeacht het hun gegunde privilege —• contribueeren aan de liturgieën (officieele diensten) aan het lichaam der Grieken.

Wat beteekent dit laatste?

Wil dat zeggen: de gemeenschap der Grieken? Velen hebben het zóó opgevat (bl. 89). Maar als het op praeciseering aankwam, stonden ze vaak met den mond 'wol tanden. Was niet die uitdrukking „lichaam" bedoeld een nationale gemeenschap, die boven de steden stond en alle Grieken van Cyrenaïca omvatte ? Begunstigde de keizer een nationale organisatie van de Grieken?

Het is beweerd (Schönbauer); maar Premerstein vond die opvatting nog al wa; ikel. De bier bedoelde ..liturgieën" waren immers essentieel burgerlijk? Niets wijst erop, dat die liturgieën zich uitstrekten tot een uitgebreider gebied dan dat der steden, en dus tot een breedere politieke grootheid. De romeinsche politiek wilde trouwens aaneensluiting van meerdere steden voorkomen: „verdeel en heersch" was haar principe (90).

Toen men op deze moeilijkheid stuitte, kwamen Wenger en Premerstein op een andere gedachte. Volgens Wenger moest „feoma", , , corpus" niet collectief maar distributief worden opgevat. Dat wil dus zeggen: met „lichaam der Grieken" was niet bedoeld een gesloten collectiviteit van alle Grieken van Cyrenaïca (deheele provincie), maar de grieksche gemeenschappen in iedere afzonderlijke stad van die provincie.

En deze opvatting won meer en meer veld.

Niettemin, aldus prof. de Visscher, werd ook nog deze opvatting weer bestreden. Arangio-Ruiz wees erop dat de distributieve opvatting van „lichaam" toch wel door ernstige bezwaren gedrukt werd. Zelfs indien de Grieken alleen den' burgerrang zouden dragen, zelfs dan zou de benaming „lichaam der Grieken" als naam voor een stad wel vreemd aandoen. Bovendien: „lichaam" duidt een eenheid, niet een „collectiviteit" aan. Als de grieksche taal een „collectiviteit" wil aanduiden, heeft ze wel andere woorden ter beschikking („politeuma", „koinon"). Wel kan een collectiviteit nader als een eenheid, en dan als een „soma" worden aangediend (en dan kan men spreken van een „soma" der stad of van den staat, een corpus ex distantibus, een juridische „persoon"). Maar dan spreekt men van „het lichaam" der „stad", niet echter van „het lichaam der burgers", die van de stad componeerende deelen zijn (91).

Nu zij hier reeds opgemerkt, dat de schrijver de overgeleverde vertaling niet gelooft. Dat zullen we volgende week even memoreêren. Voor ons is het debat intusschen leerzaam vanwege dat woord „lichaam". We gaan dus vervolgen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 12 maart 1949

De Reformatie | 8 Pagina's

„LICHAAM

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 12 maart 1949

De Reformatie | 8 Pagina's