GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„LICHAAM"

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„LICHAAM"

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

(II)

Zooals we reeds opmerkten, heeft de door ons genoemde Leuvensche hoogleeraar een andere vertaling voorgeslagen van dat gedeelte uit Augustus' edicten, dat aan de geleerden reeds zooveel hoofdbrekens bezorgd heeft en waarin dan sprake zou zijn van „het lichaam der Grieken". Die andere opvatting is, kort gezegd, dat er in heel die passage van geen lichaam der Grieken sprake is, maar dat de bedoelde nieuwe burgers „m et hunlichaa m" d.w.z. p e r s o o n 1 ij k, in persoon, persoonlijke diensten hebben te bevnjzen, net zoo goed als de Grieken. We'zullen onze lezers niet vermoeien met bizonderheden; voor wie in de zaak verder belangstellen mocht, geven we een nootje er over. 1)

Intusschen, om een andere reden is toch de aangeraakte kwestie van beteekenis. Het is ons niet-meer te doen om dien éénen volzin; want te dien aanzien zijn we, voorzoover we hier durven oordeelen, geneigd tot de opvatting, dat De Visscher gelijk heeft, en dat er dus in het bedoelde edict van keizer Augustus geen sprake is van een „lichaam der Grieken".

Maar de bespreking, die óm dit ééne zinnetje heen geweven is, heeft ons enkele kruimpjes toegeworpen, die we graag wilden oppikken. Ze heeft de vraag naar voren gedrongen: welke beteekenissen kan het woord „sooma" (grieksch woord voor „lichaam") zooal hebben in den tijd, waarin Augustus leefde?

Daar was vooreerst de meening van Schönbauer: „sooma" zou zijn een nationale gemeenschap, welke boven die der steden (d.w.z, der plaatselijke gemeenschappen) zou staan. Alle Grieken van de provincie Cyrenaica zouden erin begrepen zijn. „Sooma toon Hellênoon", d.w.z. „lichaam der Grieken", zou dan vnllen aanduiden: een echte, wezenlijke nationale OR­ GANISATIE van de Grieken; en keizer Augustus zou dus een zekere rassenpolitiek hebben begunstigd: de Grieken waren toch maar een soort van „heerenvolk".

Tegen deze opvatting nu rees bedenking. Niet zoo-• zeer uit overweging, dat het woord „sooma" niet zou kunnen duiden op zoo'n „organisatie", o neen. Maar omdat de kwestie van de „liturgieën", van de rijksdiensten, de belastingen, de wettelijke verplichtingen was geregeld in het kader van plaatselijke burgergemeenschappen. Een locale, een plaatse-1 ij k e regeling was getroffen, niet een nationale, die boven de plaatselijke zou staan. De politiek van de Romeinen zou er juist op aangelegd zijn, niet toe te laten, dat er nationale organisaties ter overkoepeling (of doorbreking) van plaatselijke burgerlijke gemeenten zich zouden vormen; laat staan, dat de keizer ze officieel zou willen doen gelden, ja zelfs begunstigen.

Daarna kwam de opvatting, dat „sooma" zou kunnen aanduiden niet een boven de plaatselijke burgerlijke gemeenten uitgaande organisatie van de Grieken, doch een organisatie van Grieken, telkens weer IN elke burgerhjke gemeente van het gebied van Cyrenaica.

Maar onder verwijzing naar onderscheiden teksten betoogde De Visscher, dat een collectiviteit als z o o d a n i g géén lichaam geheeten wordt. Lichaam beduidt een eenheid. Een collectiviteit kan natuurlijk wel als een eenheid worden opgevat of ingericht, en dan kan ze DAAROM ook wel een „lichaam" heeten, maar dan niet omdat ze o o 1 1 e c-tiviteit is, maar omdat ze als e e n h e i d in aanmerking komt. Door bijkomende regelingen of afspraken. Als men het van dien kant bekijkt, dan kan er volkomen regelmatig, zegt De V., sprake zijn van een „sooma" eener „polis", d.w.z. het „lichaam" van een „stad" (of staat). Dan kan.zoo'h „Uchaam" ook optreden als r e c h t s p e r s o o n (De V. verwijst naar Schnorr v. Carolsfeld, Geschichte der juristischen Person, München, 1933, I, 177 f, ). Als er maar, een „e e n h e i d" een „g e h e e 1" is, dan kan men spreken van „lichaam", anders niet. Ook een collectiviteit kan, indien ze geen eenheid, geen geheel is, op den naam „lichaam" geen aanspraak maken. ^)

Verleden week noemden we even het woord „politeuma" (of „koinon"). In verband met het bovenstaande is het de moeite van het onthouden waard, dat er ergens sprake is van een „politeuma van de

Joden in Berenice (in Cyrenaica). Daarmee wordt aangeduid de gemeenschap van de Joden in een bepaalde plaats. Die gemeenschap zou dan binnen de civiele, de burgerlijke gemeente dus, een eigen kring vormen, uiteraard met als geestelijk centrum het „Jeruzalem-dat-beneden-is", dat Paulus in den Galatenbrief dienstbaar noemt, „met haar kinderen"; terwijl dan de christenen hun centrum hebben in het Jeruzalem-dat-boven-is. Elders (Filipp. 3 : 20) spreekt hij tot de christenen, dat „ó n s politeuma" in den hemel is, vanwaar wij ook den Kurios, niet een Kurios als den Keizer van Rome, maar Christus, als Sótêr, als Zaligmaker verwachten. Politeuma zou dus aanduiden de gegroeide gemeente, die in de burgerlijke gemeenschap (onder den Keizer) zich doet kennen als geregeerd vanuit de plaats waar Christus „zit", ter rechterhand van den Vader. We krijgen dan drie gedachtenschakeeringen:

a) de burgerlijke gemeente als politeuma heeft haar regeercentrum in Rome;

b) de Joden in zoo'n burgerlig^ke gemeente zeggen: maar ONS politeuma is in Jeruzalem, vanwaar we nog eens een glorieuzen „David" verwachten als Sótêr, al5 Behouder, Redder.

c) de christenen in zoo'n burgerlijke gemeente houden elkander voor: maar ONS politeuma is in den hemel, in het boven-Jeruzalem, waar onze „David" al lang is, in zijn op grond van zijn kruislijden verdiende glorie; en vandaar verwachten wij Hem als ónzen Sótêr, die ook ons in de glorie zal zetten.

Maar politeuma (eigensoortige en eigen-leven kennende gemeente) wordt als „sooma" (lichaam) hier tot een georganiseerde plaatselijke kerk, afgerond met een eigen adres, en zich afgrenzende in organisatie vorm tegen civile politeumata VOOÏIZOO-VER DIE STAAN ONDER HEIDfENSCHE EN AF­ GODISCHE jurisdictie, en tegen Joden met hun nog steeds gedroomde nationale, maar ook al afvallige, en dienstbare „vleeschelijke" trots, op zoek naar een nieuwen generalissimus David. Vormen dezen binnen de civiele gemeenschap een sjoiagoge des Satans, zoo vormen de christenen in hun plaatselijke kerk een synagoge van den waren Zoon van David, den waren Archeeg-Koning-Basileus hierboven, een „sooma" (lichaam), d.w.z. een organisatie, plaatselijk een v/ettige eenheid. Van Christus, niet van Augustus of een anderen Caesar.

Politeuma zou dan zijn een collectiviteit (de christenen, als INDIVIDUEELE GELOOVIGEN, zijn naar elkaar toe-gekropen, en hebben elkaar omhelsd). En als dan later dit politeuma, deze gemeenschap, die •— geheel correct — is genoemd naar haar sa m e n - stellendeelementen^) (de geloovigen), een SOOMA heet, een lichaam, dan zou daarmee aangegeven zijn, dat ze, nadat ze elkaar gevonden hadden („o r g a n i s c h") nu ook zich hadden georganiseerd tot „sooma" („lichaam") (instituut) geworden zijnde. Want een collectiviteit, die niet zich organiseert tot „s o o m a", vergaat en wordt verstrooid. In haar „sooma" (lichaam)-wording, in haar karakter dus als plaatselijke kerk met a m b t e n, en een bepaald adres, wórdt het p o l i t e u m a dus openbaar als wettelijk geregeld „sooma". „Sooma" van Christus is dan plaatsehjke kerk. HEELEMAAL NIET „QUA ORGANISME", DOCH „QUA INSTITUUT".


1) Zie F. de Vlsscher, Les Edits d' Auguste découverts a Cyrène, over de „munera c o r p o r a 1 i a, p. 97, v. Br waren, zegt de auteur, tweeërlei mimera: a) munera corporalia, b) munera patrimoniorum; daarmee correspondeert z.i. het dubbele grieksche spreken van „leitourgein tooi soomati" en , , leitourgein tols chrèmasi". Hierom vertaalt De Visscher den zin uit het decreet aldus: „j' ordonne (que ces nouveaux eitoyens) aient è, s' acquitter des liturgies personnelles", p. 98. Hij verwijst naar een andere inscriptie, handelende over de „ateleia", c' est-a-dire 1' exemption, du „corpus" et de toutes les liturgies envers la ville, tou te sooraatos kal toon kata polin leitourgioon pasoou Ie mot sooma désigne ici nécessairement une charge personelle. Si done Ie mot sooma peut et dolt être pris dans Ie sens de munus corporale, notre texte signiflerait que les nouveaux eitoyens d' origine hellènique seront tenus des charges personelles des Hellenes, e' esta-dire qui ineombeut è, eeüx-ci Et alnsi se, trouverait élimlné ce fameux „corps", eette colleetivlté des Hellenes, qui a créé tant de diffieultés et sur laquelle tant d' hypotheses se sont échafaudées, p. 99. In een noot: Il faudrait done compendre notre texte comme s' il était écrit: leitourgein tas tooi soomati leitourgias tas toon Hellènoon. — Tot recht verstand zij opgemerkt, dat de tekst zelf luidt: ei tines ek tês Kurênalkês eparchêas politeêai teteimnantai, toutous leitourgein ouden elason em merel tooi toon Hellênoon soomati keleuoo ektos enz. Vertaling de V.: Si des habitants de la province de Cyrènaique ont été gratifies du droit de eité, j' ordonne qu'ils n' en seront pas raoins tenus, suivant leur tour, des liturgies personnelles des Hellenes, a 1' exemption (de ceux auxquels en vertu d' une loi ou d' un sénatus-consulte, par déeret ' de mon père ou de mol-même, , 1' immimlté a été conferee' en même temps que la eité) etc.

2) Over het latere woord „soomateion" voor „corpus" of „c o 1 1 e g 1 u m", verwijzing naar Radin, Legislation of the Greeks and Romans on Corporations, diss. Columbia Univ. 1910, zie De Visscher, 91, noot 2.

3) Quelle que solt sa signification speciale, „koinon", comme „politeuma", déslgne une coUectivité et se determine correctement par Ie génltif de ses elements composants, De Vlsscher, p. 92, noot. Let op: „ons" politeuma, het poUteuma van „ons-bij-mekaar". Maar het , , sooma" van Christus. Organisme-ideeën (iets anders dan kerk ALS organisme) ligt in de uitdrukking „vleesch van zrjn vleesch", man en vrouw zijn één v 1 e e s e h, in den coitus, doch vormen welbewust een rechtsfiguur In en door het sluiten van een w e t t i g huwelijk, een „sooma", met rechtsfiguur. „Sooma" Is dan wat door het huwelijk als daad ontstaat t e-genover de wet: het gezin. Ze zijn individueel één „V I e e s c h" met elkander, organisch: hun I n s t i t u u t (het wettig bekende gezin) is een „sooma".

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 19 maart 1949

De Reformatie | 8 Pagina's

„LICHAAM

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 19 maart 1949

De Reformatie | 8 Pagina's