GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERSSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOUW

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Nogmaals: Amersfoort en Oosterbeek.

Verleden week schreven we over het voorstel van den synodooratischen kerkeraad van Amersfoort. Thans vinden we het tweede gedeelte van de toelichting, die dr N. H. Ridderbos erop gaf in zijn kerkbode. Berst stelt hij de vraag: , .wie worden feitelijk bedoeld? " Hij antwoordt:

Wie heeft het voorstel eigenlijk op het oog? Wat is de bedoeling: hereniging na te streven met de „Gereformeerde Kerken (onderh. Art. 31 KO..)" in haar geheel of met een deel daarvan?

Het is duidelijk, welk antwoord het voorstel-Amersfoort op deze vraag geeft. Met ieder, die deze weg met ons wil betreden en ten einde toe kan bewandelen (bij dit. laatste denk ik aan het komen tot de gemeenschappelijke uitspraken), kunnen we kerkelijk samenleven. Wanneer de kerken naar Art. 31 K.O. met onze kerken deze weg zouden kunnen afleggen, dan zou er een hereniging tussen de twee kerkforma, ties in haar geheel kunnen plaats hebben.

Verleden week merkten we reeds op, dat in de „nieuwe uitspraken", zooals de Amersfoortsche kerkeraad ze hebben wil, het RESULTAAT van den arbeid der uitdrijvende kerken dient te blijven bewaard. H& t is wel duidelijk. Het beteekent, dat noch onze Gereformeerde kerken, noch werkelijk vrijgemaakte menschen zulke nieuwe en dan weer bindende uitspraken zouden kunnen aanvaarden, en ook niet eens op deze basis zullen mogen helpen maken. Het zou beteekenen: verraad aan wie om. de oude zijn weggezonden, en ook prijsgeving van wat de confessie zegt. Want de oude formules, die men zakelijk wil bewaren, strijden daarmee. Het zou beteekenen: o.a. Greijdanus' geschriften, die afgewezen zijn, en waarom hij geschorst is, 'ook als ketter, verloochenen. Maar nu verder:

Maar daarbij Is er voor mijn besef toch wel een onderscheid te maken. Een groep van leden van de genoemde kerken — laat Ik kortheidshalve zeggen: de groep van Ds Bos — zou de hier gewezen weg kunnen afleggen, zonder dat In hen eerst een ingrgpende verandering behoeft plaats te hebben. Dit zou ik blijven.

handhaven, ook dan als Ds Bos beginnen zou met het afwijzen van dit voorstel.

Hier wordt dus kalm verteld, dat „de groep ds J3. A. Bos" zou kunnen aanvaarden wat zakelijk neer-Jtomt op de uitspraken, waarom wij zijn verklaard het ambt onwaardig te zijn. wy zeggen dit van hen niet. Het staat aan hen, die zich tot*die „groep" hier gerekend zien voor zicl; izelf te spreken. Ik blijf van hen, zoolang zij onder ons preeken, volhouden, dat him preeken, evenals het mijne beteekent: een „neen", en dit bij voorbaat; een „neen" tot den voorslag-Amersfoort, die op het onderhavige punt duidelijk genoeg Is.

Daarom acht ik ook hetgeen volgt, tegenover deze „groep" zeer onbillijk:

Maar in de — laat ik zeggen: mensen van „De Reformatie" zou wel eerst een ingrijpende verandering moeten hebben plaats gehad, vóór zij bereid zouden zijn met ons deze weg in te slaan, en zeker, vóór zij en wij, deze weg te zamen ten einde toe zouden kunnen bewandelen.

Dat de kring, waarvoor hier dr Rldderbos spreekt, trachten zou een wig in onze gelederen te drijven, heb ik van den aanvang af gezegd. Maar we houden vol: wie a.s. Zondag onder ons preekt, en met ons vergadert, heeft daarmee gezegd: uitspraken, die het resultaat van den arbeid der uitwerpende synodes bewaren, zullen we nooit aanvaarden mogen, noch met u kunnen voorbereiden. Niet wij maken een onderscheid, als hier wordt gesuggereerd, doch deze „positieve" toejuicher van Oosterbeek doet het.

Verder:

Daarom heb ik, om concreter te spreken, in mijn (vorig artikel speciaal de naam van Ds Bos genoemd, en doe ik dat in het vervolg van dit artikel weer.

Heeft dan toch het voorstel, openhartig gesproken, alleen maar het oog op een groep van de gescheiden broeders? Neen, zo staat het niet. Mag ik zeggen, wat in dezen mijn ideaal zou zijn? Dit, dat allereerst een groep uit de kerken naar Art. 31 voor de weg, die in dit voorstel gewezen wordt, gewonnen zou worden.

Dat is dus niet fraai. Berst een groep alvast losweeken naar den geest. En dan die groep laten zeggen, dat zij uitspraken wil helpen bereiden, die zakelijk bewaren wat in 1942—44—46 gebrouwen is. Als die groep DIT zou •doen, dan zou zij daarmee al het synodocratische doen hebben aanvaard. De tekst van het voorstel is volkomen duidelijk, in dit opzicht tenminste.

Verder zou dr Rldderbos dit willen:

En dat die groep zich dan niet dadelijk langs deze weg met onze kerken verenigde, maar dat die broeders binnen hun kerkverband op hun kerkelijke vergaderingen en anderszins, voor deze wijze v£ui hereniging het pleit gingen voeren. Dat zofi zegenrijke gevolgen kunnen hebben. Onder de zegen des Heeren zou dat kunnen leiden tot een omzetting van de mentaliteit in de gescheiden Kerken.

Een directe uitnoodiging dus, om als „groep" zich al vast te laten bewegen tot „agitatie" met wie de kerk verscheurden, en de resultaten van hun arbeid bij voorbaat zeggen te willen handhaven. Het is „niet mooi meer": deputaten „doorbreken" en hen zonder situatieteekening laten, en dan met een „groep" (!) een nieuwe situatie scheppen, die op de oude zakelijk lijkt evenveel als „A" lijkt op „2 A—A", of als „% A + Vi A", of als „eenerzijds A en anderzijds ook A", of als „eenerzijds niet niet-A, en anderzijds toch wèl wèl-A". En hoe droevig: de „mentaliteit" veranderen! Wie rechtsuitspraken op haar schrtftuurlijkheid onderzoekt, moet die van „mentaliteit" veranderen? Zoo'n insinuatie past niet in den mond van hen, die een boek als van ds H. J. Schilder op tafel zien liggen. De „gescheiden" kerken zijn overigens de scheiding-makende.

Thans komt de vraag, of naar de meening van dezen a.uteur „onze" menschen zijn pad op zouden kunnen gaan. We lezen:

IS DEZE WEG VOOR DE GESCHEIDEN BROEDERS BEGAANBAAR?

Ds Bos — na het bovenstaande kan het duidelijk ïzijn, in welke zin ik deze naam noem — is overtuigd, dat hij ten onrechte door onze kerken uit zijn ambt is •ontzet. Gaat het nu aan tegen hem te zeggen: „Stap .daar nu maar over heen. Of die schorsingen en afzettingen al of niet terecht zijn geschied, laten we In het jnidden. We trachten te komen tot gemeenschappelijke ^uitspraken voor de toekomst en het oordeel over het verleden laten we over aan de Koning der Kerk"?

Zoveel is duidelijk: deze weg vraagt van Ds Bos zelfverloochening.

Maar laat Ds Bos wél bedenken: deze weg vraagt van ons precies even grote zelfverloochening.

Waar wij over heen moeten stappen, is tenminste van even ernstige aard, als waar Ds Bos overheen mpet etappen.

'k Wil me in deze artikelen graag van elk scherp woord onthouden, maar dit moet ik toch met de nodige duidelijkheid zeggen. Wanneer een geschorste of afgezette ambtsdrager daar geen oog voor heeft, dat, waar wij over heen moeten stappen tenminste van even ernstige aard is, als waar hij overheen moet stappen, dan laat hij zich te veel leiden door persoonlijke gekrenktheid!

Want wat is ernstiger vergrijp: iemand ten onrechte als ambtsdrager schorsen en afzetten (waaraan wij ons naar de overtuiging van Ds Bos hebben schuldig gemaakt), of de kerk scheuren (waaraan naar onze overtuiging de gescheiden broeders schuldig staan) ?

'k Hoop, dat ik hier toch zeggen mag: de vraag stellen is haar beantwoorden. Ten hoogste zou men kunnen zeggen: een onrechtmatige schorsing en afzetting is even ernstig als het scheuren van de kerk, inzoverre die onrechtmatige tuchthandelingeu tot-kerkscheuring leiden.

Daarom, dit kan en móet Ds Bos duidelijk zijn: de hier gewezen weg vraagt van ons even grote zelfverloochening als van hem.

Schrijver vergeet de hoofdzaak. „Zelfverloochening" heeft hier niets mee te doen. Op zijn standpunt, dat hij immers gehandhaafd wil zien in de nieuwe formules, beteekent verloochening van '42—'44—'46 verloochening van de waarheid Gods. En van het recht des Heeren. Hij moet dat niet doen, want hij mag de schapen van den Goeden Herder niet overlaten aan „valsche leer". En hij wü dat Immers ook niet, waar hij zijn „resultaat" van (beweerde) ware leer wil gehandhaafd zien? Waarom dan dat praten over zelfverloochening, als hij in feite niets verloochenen wil, doch hoogstens een andere redactie geven wil van de „leer" van '42—'44—'46? Om geen enkele schorsing of afzetting „te verloochenen"?

Dan:

En wee onzer, als we een mogelijkheid tot hereniging zouden laten glippen uit gemis aan zelfverloochening, doordat persoonlijke gekrenktheid ons parten speelt, uit prestige-overweglngen, of wat hier meer te noemen valt.

'k Behoef liler niet over uit te wijden. Op papier zijn we dat-allen roerend eens. Ja, op papier. Voor ieder onzer mag het wel een voorwerp van ernstig zelfonderzoek zijn, in hoeverre zijn positie tn de kerkstrijd en zijn houding tegenover herenigingspogiugen practisch bepaald wordt door persoonlijke gekrenktheid, prestigeoverwegtagen enz.

Maar goed, de hoofdvraag, die hier gesteld moet worden, ligt op een ander vlak. Dat is deze vraag: kan de weg, die Amersfoorts voorstel wijst, met een goede conscientie betreden worden? Wordt hier niet te kort gedaan aan de eisen van waarheid en recht?

En dan kan ik voor mij niet inzien, dat Ds Bos zijn conscientie geweld zou moeten aandoen, als hij deze weg zou willen betreden, en dat (wat op hetzelfde neerkomt) hier te kort gedaan wordt aan de eisen van waarheid en recht.

Waarom zou Ds Bos op ons niet de beschouwingswijze kunnen toepassen, die' ik In mijn vorig artikel op hem en de zijnen heb toegepast? Daten Ds Bos en de zijnen van hun kant zeggen: „De synodale broeders hebben zich aan ernstige vergrijpen schuldig gemaakt. Ze hebben onrechtmatig geschorst en afgezet. Hiërarchie is In hun kerkelijk leven binnengedrongen. Ze hebben boveu-schriftuurlijke bindingen opgelegd. En helaas, 'het gelukt, ons niet de synodale kerken van schuld te overtuigen. Toch, we behoren bijeen. Het kerkelijk gescheiden leven Is diep zondig. Welnu, laat ons dan trachten te komen met het oog op de toekomst tot gemeenschappelijke uitspraken, waardoor wij van onze kant het gevaar van boven-sohriftuurlijke bindingen en hiërarchie bezworen zien. En dan moeten we maar het oordeel over alles, wat in het verleden geschied is, overlaten aan het oordeel van Christus zelf".

Hoe kan dat nu? Als de resultaten van '42—'44—'46 bewaard blijven, blyven de bindingen toch boven-schrlftuurlijk (en meer) ? Dan hooren we toch niet bijeen ? Dan blijft toch juist het samen-leven zondig? Hoe kan dat nu? Het verleden bij voorbaat handhaven en — het overlaten aan Christus' oordeel?

Tenslotte:

Naar mijn vaste overtuiging behoeft niets de gescheiden broeders te verhinderen de hier gewezen weg te gaan.

Een heel andere vraag is: zullen de gescheiden broeders of een deel van hen Inderdaad bereid gevonden worden deze weg te gaan? M.a.w.: hoeveel kans is er, dat de hier geopperde mogelijkheid verwerkelijkt wordt?

Dit Is niet de belangrijkste vraag. Dit is tenslotte een vraag van practlsche kansberekening. En door dergelijke vragen mogen we onze houding uiteindelijk nooit laten bepalen.

'k Wil ér toch wel iets van zeggen. Gesteld al eens, dat Ds Bos beginnen zou met dit voorstel te verwerpen — daarmee zou nog niet gezegd zijn, dat, wanneer onze kerken inderdaad op deze wijze de hand naar hem en de zijnen zouden uitsteken, hij ook dan de hand zou afslaan.

Daar komt bij, 'k noem nu maar telkens om concreet te zijn en kortheidshalve de naam van Ds Bos, maar het zou ook mogelijk zijn, dat niet Ds Bos, maar wel anderen uit de kerken naar Art. 31 K.O. geneigd zouden zijn een aldus toegestoken hand aan te grijpen.

In elk geval, het zou op de kerken naar Art. 31 K.O. zeker een gunstige invloed hebben, wanneer onze kerken het metterdaad zouden tonen, dat ze tot het uiterste willen gaan om de hereniging mogelijk te maken.

En wat in dit opzicht het voornaamste Is: _wij moeten doen, wat we kunnen; hoe de reactie van de gescheiden broeders zal zijn, dat is tenslotte hun zaak en ligt voor hun verantwoordelijkheid.

Wat Ik tot nu toe schreef, had hoofdzakelijk betrekking op het voorstel om het oordeel over het verleden aan Christus over te laten. Over wat voorgesteld wordt met het oog op de toekomst, wil ik in een volgend artikel graag wat zeggen.

Dat alles is van a tot z spreken In de lucht. Wamt het schampt af op de offlciëele woorden: „het resultaat van den arbeid onzer (synodocr.) kerken in de laatste jaren dient te worden bewaard, namelijk het handhaven (in dat resultaat) niet alleen naar de letter, maar ook naar den inhoud van wat onze beiydenisschriften en formulieren aangaande Verbond en Doop leeren".

Het is synodaal lood om oud synodaal ijzer, wat hier wordt voorgesteld. Handhaving van de beweerde synodocratische zaaksgerechtigheid en van die alleen. Bij voor­ baat.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 26 maart 1949

De Reformatie | 8 Pagina's

PERSSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 26 maart 1949

De Reformatie | 8 Pagina's